ECLI:NL:RBLIM:2024:5398

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
C/03/327893 / HA ZA 24-99
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vorderingen in civiele procedure met betrekking tot pensioenrechten

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 10 juli 2024 een vonnis gewezen in de zaak tussen [eiseres] en [gedaagde]. De gedaagde partij heeft verzuimd te reageren op de vorderingen van de eisende partij, waardoor deze niet zijn weersproken. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres] toegewezen, met uitzondering van de termijn die in vordering VII is gevorderd, welke door de rechtbank is aangepast naar vier weken. De procedure is gestart met een dagvaarding en diverse producties, maar de gedaagde heeft geen conclusie van antwoord ingediend, ondanks verleend uitstel. De rechtbank heeft de houding van de gedaagde als aanleiding gezien om hem te veroordelen in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.249,68.

In de beslissing heeft de rechtbank onder andere verklaard dat de rechtsverhouding tussen partijen met betrekking tot de verdeling van de pensioenrechten wordt beheerst door een convenant uit 2008. De gedaagde is veroordeeld om het ABP te machtigen om pensioenuitkeringen aan [eiseres] te doen, en er zijn dwangsommen opgelegd voor het geval hij hieraan niet voldoet. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de verklaring over de rechtsverhouding.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/327893 / HA ZA 24-99
Vonnis van 10 juli 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. D.I.A. Schröder,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. S. de Block.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 15
  • de akte niet-dienen van 24 april 2024, omdat [gedaagde] ondanks verleend uitstel geen conclusie van antwoord heeft genomen. Vervolgens is [eiseres] alsnog akkoord gegaan met het nemen van een conclusie van antwoord door [gedaagde] . Na verleend uitstel is weer geen conclusie van antwoord door [gedaagde] genomen, waarna op 22 mei 2024 wederom een akte niet-dienen is verleend.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
[gedaagde] heeft de vorderingen van [eiseres] niet weersproken, zodat de vorderingen zullen worden toegewezen, behoudens voor zover het de termijn betreft die gevorderd wordt in vordering VII van het petitum. [gedaagde] heeft geen invloed op de termijn die het ABP nodig heeft om het in vordering VII genoemde bewijsstuk te verstrekken. De rechtbank zal daarom zekerheidshalve de termijn bepalen op vier weken.
2.2.
Bezien in het licht van hetgeen in het lichaam van de dagvaarding staat, leest en begrijpt de rechtbank het bij petitum sub III, IV en V gevorderde aldus dat [eiseres] nog niet weet hoe het ABP zal gaan reageren en zij anticiperend daarop een aantal varianten vordert voor het geval die zich mochten voordoen. In zoverre zijn de kopjes die in het petitum staan (“primair, subsidiair en meer subsidiair”) nodeloos, reden waarom de rechtbank daaraan voorbijgaat.
2.3.
De rechtbank ziet in de houding van [gedaagde] aanleiding hem te veroordelen in de
-forfaitaire en niet, zoals gevorderd de reële- proceskosten (inclusief de nakosten), tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,68
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
614,00
(een punt × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.249,68

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat de rechtsverhouding tussen partijen met betrekking tot de verdeling van de pensioenrechten wordt beheerst door het door partijen ondertekende convenant van 10 juni 2008,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis het ABP te machtigen om namens hem vanaf 23 oktober 2023 alle nog openvallende pensioenaanspraken waarop [eiseres] op grond van de WVPS aanspraak kan maken rechtstreeks aan haar uit te keren,
3.3.
indien het pensioen uitsluitend voor de toekomst kan worden verevend: veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen 14 dagen na het wijzen van dit vonnis het ABP te machtigen om namens hem vanaf heden de toekomstige nog open te vallen pensioenaanspraken waarop [eiseres] op grond van de WVPS aanspraak kan maken rechtstreeks aan haar uit te keren,
3.4.
indien het pensioen uitsluitend voor de toekomst kan worden verevend: veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te voldoen aan de pensioentermijnen waarop zij op grond van de WVPS aanspraak kan maken, inclusief de (eventuele) jaarlijkse indexeringen vanaf 23 oktober 2023 tot heden, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening,
3.5.
voor zover het ABP weigert om de hiervoor onder 3.2 en 3.3 bedoelde medewerking te verlenen: veroordeelt [gedaagde] om maandelijks aan [eiseres] de bruto pensioenuitkeringen te verstrekken waarop zij op grond van de WVPS aanspraak kan maken,
3.6.
veroordeelt [gedaagde] tot het betalen van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat
hij niet voldoet aan het onder 3.2 en 3.3 genoemde, met een (totaal) maximum van
€ 50.000,00,
3.7.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vier weken na betekening van het vonnis een
bewijsstuk te verstrekken van het ABP waarin bevestigd wordt dat [eiseres] recht heeft op het
tijdens het huwelijk door [gedaagde] opgebouwde nabestaandenpensioen,
3.8.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.249,68, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.9.
verklaart het vonnis, met uitzondering van hetgeen onder 3.1. staat, uitvoerbaar bij voorraad,
3.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2024.
JC