In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, hebben eisers in het incident verzocht om de hoofdzaak te verwijzen naar de kamer voor kantonzaken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda. Dit verzoek is gedaan op basis van de nauwe samenhang tussen de hoofdzaak en een bij die rechtbank aanhangige zaak. Gedaagde in het incident, A.F. Benelux Holding B.V., heeft zich niet verzet tegen de verwijzing, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar overwegingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat artikel 220 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de mogelijkheid biedt om een zaak te verwijzen naar een andere rechter als deze al eerder aanhangig is gemaakt bij een rechter van gelijke rang. De rechtbank heeft geoordeeld dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, gezien de niet weersproken gronden. De beslissing houdt in dat de zaak in de stand waarin zij zich bevindt, wordt verwezen naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de kosten van het incident worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is op 3 juli 2024 gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken.