Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 t/m 15
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid met 2 producties
- de conclusie van antwoord in het incident.
2.Het geschil
In de hoofdzaak
- € 8.511,90 op grond van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum verzuim tot aan de dag van volledige betaling,
- € 54.783,30 op grond van de tussen partijen gesloten leningsovereenkomsten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum verzuim tot aan de dag van volledige betaling,
- € 18.988,56 ter zake van de beslagkosten, alsmede het geheven griffierecht voor het beslagrekest,
- € 1.815,- inclusief btw aan buitengerechtelijke kosten,
- € 1.851,53 zijn de kosten beslag deurwaarder Haenen conform de nota van 21 maart 2024.
3.De beoordeling in het incident
1 maart 2018 (productie 4 dagvaarding) waarin partijen hebben opgenomen
“Totaal aan openstaande leningen worden omgezet in een totaal privé lening van:(…)”en naar de overeenkomst van 19 maart 2018 (productie 1 van [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] ) waarin staat
“Op 19.03.2018 wordt een nieuwe som geleend door Dhr. [eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident] / [naam] aan Dhr. [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] in privé van € 15.000,-.”), oordeelt de rechtbank dat daarvan geen sprake is. Niet gesteld of gebleken is immers dat de overeenkomst is aangegaan voor een gebruik dat als niet bedrijfs-of beroepsmatig kan worden beschouwd en dat de overeenkomst is gesloten met als enig doel te voldoen aan de eigen particuliere consumptiebehoefte. Uit de overeenkomsten blijkt genoegzaam dat hoewel het privé-leningen betreffen deze zijn aangegaan ten behoeve van [handelsnaam] , het taxibedrijf van [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] en dus voor zakelijke doeleinden. Gelet daarop is geen sprake van exclusieve bevoegdheid van de Belgische rechter als bedoeld in artikel 18 lid 2 van de verordening (bevoegdheid bij consumentenovereenkomsten).
4.De beslissing
woensdag 31 juli 2024van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Maastricht, voor het nemen van een conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] ,