ECLI:NL:RBLIM:2024:5321

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
C/03/326929 / HA ZA 24-54
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident inzake financieringsovereenkomst en verwijzing naar kantonrechter

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, is een bevoegdheidsincident aan de orde. Eiseres, Zuidlease B.V., heeft een vordering ingesteld tegen een andere besloten vennootschap, die in het incident als gedaagde optreedt. De kern van het geschil betreft een financial leaseovereenkomst die Zuidlease op 20 januari 2022 met de gedaagde heeft gesloten. Zuidlease stelt dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomst door onder andere de auto, een Bentley Continental GT, te verkopen en de leasetermijnen niet meer te betalen. Zuidlease vordert onder andere ontbinding van de overeenkomst en betaling van een bedrag van € 30.099,43, vermeerderd met rente en kosten.

De gedaagde heeft in het incident aangevoerd dat de rechtbank niet bevoegd is om van de zaak kennis te nemen en heeft verzocht om verwijzing naar de kantonrechter in Den Haag. De gedaagde betwist de totstandkoming van de financieringsovereenkomst en stelt dat zij is opgelicht door een voormalig zakenpartner. De rechtbank heeft geoordeeld dat de financieringsovereenkomst kwalificeert als een overeenkomst van goederenkrediet, waardoor de kantonrechter bevoegd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak ten onrechte is aangebracht bij de kamer voor andere zaken dan kantonzaken en heeft besloten de zaak te verwijzen naar de kantonrechter in Den Haag.

De rechtbank heeft de vordering tot verwijzing toegewezen en Zuidlease veroordeeld in de kosten van het incident. Dit vonnis is uitgesproken op 31 juli 2024 door mr. I.M. Etman.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/326929 / HA ZA 24-54
Vonnis in incident van 31 juli 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZUIDLEASE B.V.,
gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.E.V. van Krieken-Boersma te Maastricht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. F.C.B. Poiron te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Zuidlease en [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 24,
  • de akte houdende wijziging van eis met producties 25 t/m 29,
  • de akte houdende overlegging producties 26 t/m 42,
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring,
  • de conclusie van antwoord in het incident met productie 43.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil

In de hoofdzaak

2.1.
Zuidlease stelt dat zij op 20 januari 2022 met [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] een financial leaseovereenkomst (huurkoop) gesloten heeft die betrekking heeft op een Bentley Continental GT V8-/S met kenteken [kenteken] (hierna: de auto). Volgens Zuidlease is [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit die overeenkomst door (1) de auto in strijd met de bepalingen van de leaseovereenkomst (trachten) te verkopen of te laten verkopen aan diverse derden, (2) een e-mail van Zuidlease te vervalsen, (3) de auto aan een derde (Global Automotive) ter beschikking te stellen of ter beschikking te laten stellen en (4) de leasetermijnen niet meer te betalen. Om die reden vordert Zuidlease – na wijziging van eis – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. primair: voor recht verklaart dat de financial leaseovereenkomst tussen Zuidlease B.V. en [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] d.d. 20 januari 2022 buitengerechtelijk is ontbonden, dan wel
subsidiair: de financial leaseovereenkomst d.d. 20 januari 2022 tussen Zuidlease B.V. en [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] ontbindt,
2. [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] veroordeelt om binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis aan Zuidlease B.V. te betalen het bedrag van € 30.099,43, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 6 november 2023, alsmede vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.075,99, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling,
3. [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] veroordeelt in de proceskosten, daaronder begrepen de beslagkosten en de nakosten.
In het incident
2.2.
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] vordert dat de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het onderhavige geschil en het geschil verwijst naar de kantonrechter van de rechtbank
Den Haag, locatie Den Haag.
2.3.
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] stelt dat de vordering van Zuidlease is gebaseerd op een financieringsovereenkomst. Deze overeenkomst betreft een kredietovereenkomst die betrekking heeft op het verschaffen van het genot van een roerende zaak, niet zijnde een registergoed, waarbij het krediet zou moeten worden terugbetaald over een periode langer dan drie maanden. Deze overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst van goederenkrediet als bedoeld in artikel 7:84 e.v. Burgerlijk Wetboek (BW). Ingevolge artikel 93 sub c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) behoort deze vordering tot de exclusieve competentie van de kantonrechter. De zaak dient daarom naar de kantonrechter te worden verwezen.
2.4.
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] ontkent verder de financieringsovereenkomst met Zuidlease te zijn aangegaan. Zij betoogt te zijn opgelicht door de voormalig zakenpartner van haar bestuurder en zij vermoedt dat deze persoon zonder haar instemming de overeenkomst op haar naam met Zuidlease heeft gesloten. [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] ontkent een handtekening te hebben geplaatst onder de overeenkomst. Zij acht zich daarom niet gebonden aan de algemene voorwaarden, waarnaar verwezen wordt in de overeenkomst, en waarin het forumkeuzebeding (artikel 24) is opgenomen waarop Zuidlease een beroep doet in het kader van de relatieve competentie van de rechtbank. Nu [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] gevestigd is in [vestigingsplaats] is de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Haag, bevoegd om van dit geschil kennis te nemen, aldus [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] .
2.5.
Voor wat betreft de incidentele vordering tot verwijzing van de zaak naar de kantonrechter refereert Zuidlease zich aan het oordeel van de rechtbank. Ter zake de incidentele vordering tot verwijzing naar de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, locatie Den Haag, voert Zuidlease verweer.
2.6.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

3.De beoordeling

in het incident
De vordering tot verwijzing naar de kantonrechter
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat de financieringsovereenkomst kwalificeert als een overeenkomst van goederenkrediet als bedoeld in artikel 7:84 e.v. BW. Ingevolge het bepaalde in artikel 93 sub c Rv is daarom de kantonrechter bevoegd om kennis te nemen van de vordering van Zuidlease.
3.2.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat de zaak ten onrechte is aangebracht bij de kamer voor andere zaken dan kantonzaken. Op grond van artikel 71 Rv zal een verwijzing naar de kamer voor kantonzaken volgen.
De relatieve bevoegdheid
3.3.
Vervolgens is aan de orde de vraag welke kantonrechter relatief bevoegd is.
3.4.
De hoofdregel voor de relatieve bevoegdheid staat in artikel 99 Rv dat bepaalt dat bevoegd is de rechter van de woonplaats van gedaagde. Als de wet anders bepaalt, kan van die hoofdregel worden afgeweken. Een van de afwijkingen van de hoofdregel staat in artikel 108 lid 1 Rv (forumkeuze). De rechtbank begrijpt dat Zuidlease op dat artikel een beroep doet. Artikel 108 lid 1 Rv bepaalt dat, indien partijen bij overeenkomst een rechter hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, die rechter exclusief bevoegd is.
3.5.
Het forumkeuzebeding waarop Zuidlease een beroep doet, is opgenomen in artikel 24 van de algemene voorwaarden van Zuidlease die van toepassing zijn verklaard op de financieringsovereenkomst. In dat beding staat onder meer dat “eventuele geschillen zullen worden gebracht voor de bevoegde rechter binnen het arrondissement Limburg”.
3.6.
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] betwist dat hij met Zuidlease de financieringsovereenkomst heeft gesloten. In het verlengde daarvan ontkent hij gebonden te zijn aan het forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden.
3.7.
Tussen partijen heeft zich vervolgens een gedetailleerd debat ontsponnen over de vraag of de overeenkomst waar Zuidlease haar vorderingen op baseert tussen partijen tot stand is gekomen. Zij hebben over en weer naar diverse producties verwezen. Binnen het bestek van dit incident is er geen ruimte voor nadere bewijslevering. Of de bewuste overeenkomst tot stand is gekomen tussen partijen zal beoordeeld worden door de kantonrechter in de hoofdzaak. De rechtbank zal het in dit incident moeten doen met wat tot nu toe door partijen is aangevoerd. Op basis van die informatie kan nu niet met voldoende zekerheid vastgesteld worden of partijen de overeenkomst gesloten hebben. Het gevolg daarvan is dat evenmin voldoende zeker is dat de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank gegrond kan worden op het forumbeding in de algemene voorwaarden. Bij die stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat teruggevallen dient te worden op de hoofdregel van 99 lid 1 Rv.
3.8.
De vordering tot verwijzing van deze zaak naar de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, locatie Den Haag, zal daarom worden toegewezen. De rechtbank wijst partijen op het bepaalde in artikel 110 lid 2 jo. artikel 74 lid 1 en lid 3, eerste zin Rv.
3.9.
Zuidlease zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het incident die begroot worden op € 614,00 (1 punt x tarief II).

4.De beslissing

De rechtbank
in het bevoegdheidsincident
4.1.
bepaalt dat de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van deze rechtbank, locatie Maastricht, niet bevoegd is om kennis te nemen van het onderhavige geschil,
4.2.
verwijst de zaak naar de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, locatie
Den Haag,
4.3.
wijst partijen erop dat voor voortzetting van de procedure vereist is dat een van partijen de andere partij bij exploot oproept tegen een nieuwe roldatum,
4.4.
veroordeelt Zuidlease in de kosten van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] in het incident, tot heden begroot op € 614,00,
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.6.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure bij de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, locatie Den Haag, niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook in persoon of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
4.7.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge artikel 8 lid 4 Wet Griffierecht Burgerlijke Zaken (WGBZ) zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024. [1]

Voetnoten

1.type: RJ