3.4.Om die reden vordert [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiseres] – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis
[eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders] veroordeelt tot verwijdering van de camera, gemonteerd op de achtergevel van de woning van [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders] , de camera op de paal, bevindend op het perceel van [eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders] , alsmede de twee wildcamera’s, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
[eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders] veroordeelt tot betaling aan [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiseres] van € 1.061,02,
[eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders] veroordeelt tot betaling aan [gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiseres] van € 10.500,- uit hoofde van gederfd woongenot,
[eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders] veroordeelt tot betaling van € 5.000,- uit hoofde van immateriële schadevergoeding,
de erfdienstbaarheid van weg, vastgelegd in de notariële akte van 1 november 2006, in artikel 8 onder “voor zover het betreft de perceelnummers [perceelnummer 1] en [perceelnummer 2] ”, gelegen aan de linkerzijde van de percelen [adres 2] en [adres 1] te [plaats 2] , opheft,
[eisers in conventie in de hoofdzaak, verweerders] veroordeelt in de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente daarover.