ECLI:NL:RBLIM:2024:5315

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
C/03/331496 / KG ZA 24-197
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een vordering in kort geding wegens gebrek aan spoedeisend belang met betrekking tot de verwijdering van een Pleyel-vleugel

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een stichting, eiseres, en een gedaagde. De eiseres vorderde dat de gedaagde, die de woning bezit waarin een Pleyel-vleugel zich bevindt, hem zou informeren over geplande werkzaamheden aan het dak van de woning, zodat de stichting het instrument kon verwijderen. De stichting stelt eigenaar te zijn van de vleugel op basis van een overeenkomst met de vorige eigenaar van de woning. De gedaagde betwist echter dat er een spoedeisend belang is, omdat hij niet van plan is het dak op korte termijn te vervangen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat er een spoedeisend belang is, en heeft de vorderingen van de stichting afgewezen. De eiseres is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn griffierecht vergoed krijgt. De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van spoedeisend belang in kort geding procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/331496 / KG ZA 24-197
Vonnis in kort geding van 7 augustus 2024
in de zaak van
de stichting
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J.J.M. Goumans;
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 3;
  • de mondelinge behandeling op 23 juli 2024;
  • de pleitnota van [eiseres] ;
  • de pleitnota en een set met producties van [gedaagde] ;
  • de berichten van partijen van 6 augustus 2024 dat een regeling niet tot stand is gekomen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft ten doel het beheer van de muzikale nalatenschap van de musicus en componist [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
2.2.
Tijdens zijn leven heeft [naam 1] veel gebruik gemaakt van een Pleyel-vleugel (hierna: “het instrument”). Deze bevindt zich in de woning aan de [adres] te [woonplaats]
(hierna: “de woning”).
2.3.
De heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) heeft de woning in 1978 in eigendom verworven. Hij heeft deze in 1997 verkocht en in eigendom geleverd aan zijn zoon, de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ). [naam 2] is in de woning blijven wonen. In het kader van haar doelstelling heeft de stichting op 14 april 2011 een overeenkomst gesloten met [naam 2] , die ook toen nog in de woning woonde. Die overeenkomst luidt – voor zover in het kader van dit geschil van belang – als volgt:
“(…) KOMEN OVEREEN DAT
De heer [naam 2] de bedoelde Pleyel-vleugel alsmede de bijbehorende
pianostoel schenkt aan de [eiseres] op het moment dat hij de woning aan de [adres] gaat verlaten of zoveel eerder als hij afstand van dit instrument wenst te doen onder de voorwaarden dat:
De [eiseres] alle kosten en aansprakelijkheden, verbonden aan de
verwijdering van de Pleyel-vleugel uit het pand [adres] voor haar rekening
neemt en dat de [eiseres] op symbolische wijze blijvend deze schenking
zal memoriseren.”
2.4.
[naam 3] heeft de woning in november 2023 verkocht en in januari 2024 in eigendom geleverd aan [gedaagde] . De koopovereenkomst luidt – voor zover in het kader van dit geschil van belang – als volgt:
artikel 1 Verkoop en koop
Verkoper verkoopt aan koper, die van verkoper koopt de eigendom van het perceel grond met woning en verdere aanhorigheden:
- plaatselijk bekend (incl. postcode):[adres] , [woonplaats]
(…)
hierna te noemen: 'de onroerende zaak',
tegen een koopsom van€ 1.150.000,-,(…)
met inbegrip van de zaken zoals omschreven in de bij deze koopovereenkomst behorende lijst.
De in de koopsom opgenomen roerende zaken worden door partijen gewaardeerd op€ 0,00, zegge NIHIL EURO.(…)
en
artikel 27 Roerende zaken
Verkoper is ermee bekend dat de piano in de prijs is begrepen en achterblijft in de woning. (…)”
2.5.
Het instrument is na de oorlog, toen [naam 1] de woning betrok, in de kamer op de verdiepingsvloer onder de zolder/vliering getakeld toen het dak open lag en er een doorgang door het plafond van de kamer was. Het is daar ook gebleven toen [naam 2] in de woning ging wonen en na de levering van de woning aan [gedaagde] . Door de omvang en het gewicht zal het instrument op dezelfde wijze via het plafond en dak uit de woning moeten worden verwijderd.
2.6.
[naam 2] heeft de woning inmiddels verlaten. Om het instrument te verwijderen uit de woning, moet het dak worden verwijderd en moet in het plafond van de kamer waar
het instrument staat een doorgang worden gemaakt zodat het instrument kan worden weggetakeld en elders (Maastrichts Museum) kan worden ondergebracht.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat, [gedaagde] veroordeelt
om zodra hij opdracht geeft tot werkzaamheden aan het dak van de woning waarbij het dak boven de kamer waarin het instrument zich bevindt geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, hiervan mededeling aan [eiseres] te doen onder opgave van het tijdstip waarop de werkzaamheden staan gepland en van de onderneming die de werkzaamheden zal uitvoeren en om [eiseres] dan in de gelegenheid te stellen om het instrument weg te takelen middels een in het plafond te maken doorgang die daarna op kosten van eiseres dient te worden hersteld, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00;
in de proceskosten van [eiseres] .
3.2.
Ter onderbouwing van deze vordering voert [eiseres] , samengevat, het volgende aan.
3.2.1.
Zij stelt sedert 2011 eigenaar van het instrument te zijn. De toenmalige eigenaar [naam 2] is op grond van de overeenkomst van 14 april 2011 het instrument gaan houden voor [eiseres] . Bij de verkoop en levering van de woning in 1997 door
[naam 2] aan zijn zoon, is het instrument niet in eigendom overgedragen aan [naam 3] . Toen zijn vader de woning verliet, heeft [naam 3] enkel het feitelijke bezit van het instrument verkregen. Beschikkingsbevoegd ten aanzien van het instrument was hij niet.
3.2.2.
Uit de koopovereenkomst en de notariële akte van levering door [naam 3] aan [gedaagde] volgt volgens [eiseres] dat de overdracht van het instrument niet “om niet” heeft plaatsgevonden. [gedaagde] wordt daarom niet op grond van artikel 3:86 BW beschermd tegen de beschikkingsonbevoegdheid van [naam 3] . De overdracht van het instrument aan [gedaagde] door [naam 3] is derhalve niet geldig. [gedaagde] heeft weliswaar het bezit van het instrument gekregen, maar niet de eigendom daarvan.
3.2.3.
[eiseres] stelt te hebben vernomen dat [gedaagde] voornemens is om op zeer korte termijn het dak van de woning volledig te renoveren. Daarbij zal het bestaande dak (pannen, tengellatten, panlatten en dakbeschot) worden verwijderd. De stichting wil van die gelegenheid gebruik maken om tussen de dikke houten balken een doorgang in het plafond te (laten) maken zodat het instrument daar doorheen kan worden getakeld en zij heeft [gedaagde] verzocht om hier medewerking aan te verlenen, hetgeen hij weigert.
3.2.4.
Volgens [eiseres] is [gedaagde] weliswaar bereid om aan de stichting het bezit van het instrument te verschaffen, doch verbindt hij daaraan de voorwaarde dat de stichting de vleugel van [gedaagde] koopt tegen een prijs gelijk aan de hoogte van de kosten van vervanging van zijn complete dak, met een kleine vergoeding voor hemzelf, wegens het missen van het (voor hem) decoratieve instrument.
3.2.5.
De stichting acht dit voorstel onredelijk. Zij is van mening dat [gedaagde] handelt in strijd is met wat in het maatschappelijk verkeer betaamt indien hij, op het moment dat hij (binnenkort) zijn dak zal vernieuwen de stichting niet in de gelegenheid stelt om, door middel van een te maken doorgang in het plafond, het instrument uit de woning te takelen en naar elders te vervoeren, mits de doorgang in het plafond daarna deugdelijk wordt hersteld.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiseres] ten tijde van dit vonnis een spoedeisend belang heeft.
4.2.
Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] geen spoedeisend belang bij dit kort geding. Hij is niet voornemens het dak op korte termijn te vervangen, omdat daartoe geen noodzaak bestaat. Uit een verklaring van een dakdekker blijkt immers dat het dak nog enkele decennia mee kan. Bovendien voldoet het dak, dat in 2010 is geïsoleerd, aan de huidige isolatienormen.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat [gedaagde] expliciet in zijn pleitaantekeningen onder het kopje “(1) FEITEN” vermeld heeft dat hij het dak niet op korte termijn zal (laten) vervangen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij dit nogmaals bevestigd. Hij heeft verklaard dat er sprake is van een verbouwing aan de binnenzijde van zijn pand, maar niet aan het dak. Hij is nooit van plan geweest het dak eraf te halen, aldus [gedaagde] .
4.4.
De noodzaak voor het treffen van een voorlopige voorziening in kort geding is door [eiseres] gegrond op de stelling dat [gedaagde] op korte termijn zijn dak gaat vervangen. De juistheid hiervan is in dit kort geding niet komen vast te staan, omdat
[eiseres] de gemotiveerde betwisting van deze stelling door [gedaagde] niet onderbouwd weersproken heeft. [eiseres] heeft daarom geen spoedeisend belang bij haar vordering. Het gevorderde zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.5.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. [gedaagde] is ter zitting verschenen met een gemachtigde die geen advocaat is. De voorzieningenrechter heeft [gedaagde] gewezen op het bepaalde in artikel 255 lid 1 Rv. Er is daarom geen grond voor toekenning van een vergoeding voor ‘salaris advocaat’. [gedaagde] heeft wel recht op vergoeding van het door hem verschuldigde griffierecht. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 320,00 aan griffierecht.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 320,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT