ECLI:NL:RBLIM:2024:5307

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
11040486 CV24-1843
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremies en buitengerechtelijke kosten in het kader van een zorgverzekeringsovereenkomst

In deze zaak vordert CZ Zorgverzekeringen N.V. betaling van een bedrag van € 760,87 van de gedaagde, die een zorgverzekeringsovereenkomst met CZ heeft afgesloten. De vordering bestaat uit een hoofdsom van € 689,00, buitengerechtelijke kosten van € 62,01 en vervallen wettelijke rente van € 9,86. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt geen overeenkomst te zijn aangegaan met CZ, en dat zij gemoedsbezwaard is. De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken, waaronder de dagvaarding en de conclusies van repliek en dupliek.

De kantonrechter oordeelt dat er voldoende bewijs is dat er een zorgverzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen tussen CZ en de gedaagde. De gedaagde heeft geen bewijs geleverd voor haar stelling dat zij gemoedsbezwaard is en dat zij geen overeenkomst heeft gesloten. De kantonrechter wijst de vordering van CZ toe, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De gedaagde wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen. Het vonnis is uitgesproken op 7 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11040486 \ CV EXPL 24-1843
Vonnis van 7 augustus 2024
in de zaak van
de naamloze vennootschap
CZ ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd en kantoor houdende te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: CZ,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 maart 2024
- de schriftelijke weergave van het antwoord
- de conclusie van repliek tevens inhoudende een vermeerdering van eis
- de schriftelijke weergave van de dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
CZ vordert - na vermeerdering van eis - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 760,87‬, bestaande uit € 689,00 aan hoofdsom, € 62,01 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten en € 9,86 aan vervallen wettelijke rente, vermeerderd met de wettelijke rente over
€ 413,40, alsmede de proceskosten.
2.2.
[gedaagde] voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
CZ legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] is met CZ per
1 januari 2021 een zorgverzekeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 3 van de Zorgverzekeringswet aangegaan. CZ verwijst daartoe naar het door [gedaagde] ingevulde aanmeldingsformulier. De overeenkomst heeft betrekking op de verplichte verzekering en een aanvullende verzekering. Eind 2022 heeft CZ een nieuwe zorgverzekeringspolis ingaande per 1 januari 2023 aangeboden aan [gedaagde] . CZ stelt geen opzegging te hebben ontvangen van [gedaagde] en de huidige zorgverzekeringsovereenkomst is dan ook per 1 januari 2023 ingegaan. Op grond van voornoemde overeenkomst is [gedaagde] aan CZ onder andere periodieke premie verschuldigd. CZ stelt dat [gedaagde] een bedrag van € 689,00 aan verschuldigde premies onbetaald heeft gelaten.
3.2.
[gedaagde] stelt geen overeenkomst te zijn aangegaan met CZ en stelt daarnaast bezig te zijn met gemoedsbezwaardheid.
3.3.
Ten aanzien van de door [gedaagde] gestelde gemoedsbezwaardheid stelt CZ dat dit niet bekend is bij CZ. [gedaagde] legt geen stukken over waaruit blijkt dat zij door de Sociale Verzekeringsbank als gemoedsbezwaarde is erkend en een ontheffing van de premieplicht heeft gekregen. [gedaagde] legt ook geen bewijzen over dat zij een bijdrage vervangende belasting betaalt aan het CAK.
3.4.
[gedaagde] stelt de conclusie van repliek van CZ niet te hebben gelezen omdat de envelop reeds geopend werd aangeleverd. [gedaagde] blijft bij haar standpunt dat zij geen overeenkomst heeft gesloten met CZ en daarom niet betaalt.
3.5.
Overwogen wordt als volgt. [gedaagde] is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn. Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
3.6.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
3.7.
De kantonrechter oordeelt dat, bij gebrek aan een gemotiveerde betwisting door [gedaagde] , is komen vast te staan dat tussen CZ en [gedaagde] een zorgverzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen. De kantonrechter volgt het gestelde door [gedaagde] met betrekking tot de gemoedsbezwaardheid, bij gebrek aan onderbouwing, niet. Het niet lezen van de conclusie van repliek en het dus niet inhoudelijk kunnen ingaan op deze conclusie van repliek alsmede de eisvermeerdering komt verder voor rekening en risico van [gedaagde] . Op grond van het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat de gevorderde hoofdsom wordt toegewezen nu de verschuldigdheid van de premies is komen vast te staan.
3.8.
CZ maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en wordt toegewezen.
3.9.
De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen.
3.10.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van CZ worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
328,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2,00 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
802,22
4. De beslissing
De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan CZ te betalen een bedrag van € 760,87, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 413,40, met ingang van 25 maart 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 802,22‬, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.
SH