Uitspraak
[handelsnaam 1],
[handelsnaam 2],
1.De procedure
- het verzoek om uitstel van [gedaagde] .
2.Het geschil
- vervallen wettelijke handelsrente tot 2 april 2024
€
1.623,06
Rechtbank Limburg
In deze civiele procedure, behandeld door de Kantonrechter in Maastricht, vordert de eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, betaling van een bedrag van € 13.445,84 van de gedaagde partij, die in persoon procedeert. De eiseres stelt dat partijen een overeenkomst van opdracht zijn aangegaan en dat de gedaagde in gebreke is gebleven met de betaling van een hoofdsom van € 10.938,40. Daarnaast maakt de eiseres aanspraak op wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft na verkregen uitstel niet meer gereageerd op de vordering van de eiseres.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van de eiseres ten aanzien van de hoofdsom en de wettelijke handelsrente als niet weersproken vaststaat en toewijsbaar is. Tevens is de kantonrechter van oordeel dat de eiseres voldoende heeft aangetoond dat buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt, en deze kosten zijn toegewezen op basis van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De totale vordering van de eiseres, inclusief hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten, bedraagt € 13.445,84.
De kantonrechter heeft de gedaagde in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 2.066,39. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet betalen, ook al kan hij tegen de uitspraak in beroep gaan. Dit vonnis is uitgesproken op 7 augustus 2024.