In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonpunt en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De procedure betreft een huurovereenkomst waarbij de gedaagde een huurachterstand heeft opgebouwd. De huurovereenkomst betreft een woning in Maastricht, waar de gedaagde een maandelijkse huurprijs van € 604,70 verschuldigd is. De huurachterstand was op 4 januari 2024 € 2.636,89 en op 3 juni 2024 € 3.082,59. Woonpunt heeft een betalingsregeling van € 200,00 per maand met de gedaagde getroffen, maar vorderde desondanks ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in ernstige mate tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De rechter heeft de vordering tot ontbinding en ontruiming toegewezen, met een ontruimingstermijn van twee weken na betekening van het vonnis. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de lopende huur, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De kantonrechter heeft ook bepaald dat Woonpunt niet zal overgaan tot ontruiming zolang de gedaagde de betalingsregeling nakomt.
De uitspraak benadrukt de ernst van wanbetaling in huurrelaties en de mogelijkheden voor verhuurders om juridische stappen te ondernemen bij huurachterstand. De rechter heeft de gedaagde in het ongelijk gesteld en de proceskosten aan Woonpunt toegewezen, wat de financiële gevolgen van de huurachterstand voor de gedaagde verder vergroot.