ECLI:NL:RBLIM:2024:53

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
10432231 \ CV EXPL 23-1317
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in een civiele zaak betreffende een bijzondere overeenkomst en de toewijzing van vorderingen

In deze civiele zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 3 januari 2024, is de vennootschap LEXQUIRE LLP, gevestigd te Maastricht-Airport, de eisende partij. De gedaagde partijen zijn ASCOLAGO B.V. en een natuurlijke persoon, die beiden in de procedure zijn betrokken. De zaak betreft een bijzondere overeenkomst waarbij de kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de eisende partij ten aanzien van gedaagde sub 1 niet wordt betwist en daarom moet worden toegewezen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de hoofdsom van € 749,00 en buitengerechtelijke incassokosten van € 112,35 aan de eisende partij moeten worden betaald, vermeerderd met wettelijke rente.

Ten aanzien van gedaagde sub 2 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de eisende partij de nodige informatie heeft verstrekt conform de wettelijke vereisten. De vordering van de eisende partij ten aanzien van gedaagde sub 2 is toegewezen voor een bedrag van € 304,00, eveneens vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter heeft beide gedaagde partijen hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 586,57.

De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. E.V.L. Heuts.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10432231 \ CV EXPL 23-1317
Vonnis van de kantonrechter van 3 januari 2024
in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht
LEXQUIRE LLP,
gevestigd Amerikalaan 1,
6199 AE Maastricht-Airport, gemeente Beek,
eisende partij,
gemachtigde mr. L.S.F. Vanhommerig,
tegen:

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidASCOLAGO B.V.,gevestigd [adres] ,[woonplaats] ,

2.
[gedaagde sub 2],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
gedaagde partij sub 1 verschenen bij [gedaagde sub 2] ,
gedaagde sub 2 procederende in persoon.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 juli 2023
- de akte uitlaten informatieformulier van eisende partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

De vordering ten aanzien van gedaagde sub 1
2.1.
Dit gedeelte van de vordering is gebaseerd op een overeenkomst buiten de verkoopruimte tussen twee handelaren, zodat de kantonrechter niet hoeft over te gaan tot ambtshalve toetsing van de informatieverplichtingen.
2.1.
Uit het antwoord van gedaagde partij is de kantonrechter gebleken dat de vordering niet althans onvoldoende wordt betwist. De vordering ten aanzien van de hoofdsom en de wettelijke rente dient daarom te worden toegewezen.
2.2.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 112,35 wordt toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen en het geëiste bedrag gelijk is aan het bedrag dat op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is toegelaten.
2.3.
De conclusie van het voorgaande is dat een bedrag van € 861,35, bestaande uit
- € 749,00 aan hoofdsom
- € 112,35 aan buitengerechtelijke incassokosten
zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 749,00 vanaf 3 april 2021 en over € 112,35 vanaf 28 maart 2023, een en ander tot de dag van volledige betaling.
De vordering ten aanzien van gedaagde sub 2
2.4.
Naar aanleiding van het tussenvonnis heeft eisende partij de inlichtingen conform het Informatieformulier 2.0 verstrekt.
Ambtshalve toetsen
2.1.
Dit gedeelte van de vordering is gebaseerd op een overeenkomst buiten de verkoopruimte tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar aan de consument de informatie verstrekken die staat opgesomd in artikel 6:230m lid 1 BW. Artikel 6:230t BW bevat voor overeenkomsten buiten de verkoopruimte nadere regels over de wijze en het moment waarop de handelaar die informatie moet verstrekken.
2.2.
In zijn arrest van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677; hierna: het arrest) heeft de Hoge Raad de vraag beantwoord wanneer de rechter moet overgaan tot ambtshalve onderzoek en toepassing van sancties en welke sancties kunnen worden toegepast. Uit dit arrest volgt dat de rechter ambtshalve dient te onderzoeken of de handelaar heeft voldaan aan:
- de informatieplichten waaraan de wet bij niet-naleving ervan specifieke sancties verbindt (hierna: categorie i)
- de essentiële informatieplichten van art. 6: 230m lid 1 BW (hierna: categorie ii).
2.3.
Als niet wordt voldaan aan een informatieplicht die valt in categorie (i), moet de rechter de sanctie toepassen die de wet verbindt aan schending van die verplichting (r.o. 3.1.10. van het arrest). Als niet wordt voldaan aan een informatieplicht die valt in categorie (ii), kan de rechter de overeenkomst geheel of gedeeltelijk vernietigen (op grond van artikel 3:40 lid 2 BW). Daarvoor zal aanleiding zijn als sprake is van een voldoende ernstige schending van een of meer essentiële informatieplichten (r.o. 3.1.12 en 3.1.15 van het arrest). Het is ook mogelijk dat een informatieplicht zowel in categorie (i) als in categorie (ii) valt. In dat geval kan de rechter naast of in plaats van toepassing van de specifieke wettelijke sanctie ook overgaan tot (gedeeltelijke) vernietiging (r.o. 3.1.16 van het arrest).
Essentiële (pre) contractuele informatieplichten
2.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter is voldaan aan alle essentiële (pre)-contractuele informatieverplichtingen.
2.6.
Uit het antwoord van gedaagde partij is de kantonrechter gebleken dat de vordering niet althans onvoldoende wordt betwist. De vordering ten aanzien van de hoofdsom en de wettelijke rente dient daarom te worden toegewezen.
2.7.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 55,18. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking nu het toepasselijke wettelijke tarief niet in de aanmaning is vermeld.
2.8.
De conclusie van het voorgaande is dat een bedrag van € 304,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2021 tot de dag van volledige betaling, zal worden toegewezen.
De proceskosten ten aanzien van gedaagde sub 1 en 2
2.9.
Gedaagde partij sub 1 en 2 zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 132,57
  • griffierecht € 322,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 586,57
2.10.
De gevorderde nakosten worden, met inachtneming van de richtlijnen van het LOVCK, toegewezen op de hierna in het dictum te vermelden wijze.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij sub 1 om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 861,35, te vermeerderen met de wettelijke rente over
€ 749,00 vanaf 3 april 2021 en over € 112,35 vanaf 28 maart 2023, een en ander tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij sub 2 om aan eisende partij tegen behoord behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 304,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2021 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 586,57, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagde partij hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, als deze niet binnen twee weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 66,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.V.L. Heuts en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC