In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] tegen PostNL Pakketten Benelux B.V. [verzoeker] verzocht om herstel van de arbeidsovereenkomst en, subsidiair, om een billijke vergoeding van € 50.000,00. De zaak betreft de opzegging van de arbeidsovereenkomst door PostNL na langdurige arbeidsongeschiktheid van [verzoeker].
[verzoeker] was sinds 16 september 2019 in dienst bij PostNL als pakkettenbezorger, maar viel op 8 juni 2021 uit door ziekte. Na 104 weken ziekte eindigde de loondoorbetalingsverplichting van PostNL. Het UWV oordeelde op 15 september 2023 dat [verzoeker] 0,00% arbeidsongeschikt was en geen WIA-uitkering kreeg. PostNL diende op 5 december 2023 een ontslagaanvraag in bij het UWV, die op 9 januari 2024 werd goedgekeurd.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 juli 2024 was [verzoeker] niet aanwezig, maar zijn gemachtigde en die van PostNL lichtten hun standpunten toe. De kantonrechter oordeelde dat er geen voldragen b-grond was voor herstel van de arbeidsovereenkomst, omdat [verzoeker] niet in staat was om binnen 26 weken zijn eigen werk te hervatten en er geen herplaatsingsmogelijkheden waren. Het verzoek tot herstel werd afgewezen.
Met betrekking tot de billijke vergoeding oordeelde de kantonrechter dat PostNL haar re-integratieverplichtingen niet had veronachtzaamd en dat er geen ernstig verwijtbaar handelen was. Het subsidiaire verzoek om een billijke vergoeding werd eveneens afgewezen. [verzoeker] werd in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 949,00.