ECLI:NL:RBLIM:2024:519

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
C/03/326930 / HA RK 24-25
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter op grond van vermeende partijdigheid en afwezigheid psychiater

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 31 januari 2024 een verzoek tot wraking behandeld van een rechter in een lopende procedure. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.J.A. Roeleven, heeft de wraking ingediend omdat hem was toegezegd dat een psychiater fysiek aanwezig zou zijn tijdens de zitting, maar dit bleek niet het geval te zijn. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het niet aan de rechter is om te bepalen of de psychiater al dan niet fysiek aanwezig is, en dat dit gegeven op zichzelf geen grond voor wraking vormt.

De wrakingskamer benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing vormen voor vooringenomenheid. De vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn, en het subjectieve standpunt van de verzoeker is niet doorslaggevend.

Aangezien er geen andere gronden voor wraking zijn aangevoerd, heeft de wrakingskamer het verzoek kennelijk ongegrond verklaard zonder verdere mondelinge behandeling. Bovendien heeft de wrakingskamer opgemerkt dat de verzoeker in de onderliggende procedure voor de tweede keer in een maand tijd een wrakingsverzoek heeft ingediend zonder geldige reden, wat aanleiding geeft om de misbruikbepaling van artikel 39, lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toe te passen. Dit houdt in dat toekomstige verzoeken tot wraking in deze zaak niet in behandeling zullen worden genomen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Wrakingskamer
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/326930 / HA RK 24-25
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. E.J.A. Roeleven te Heerlen,
dat strekt tot wraking van mr. R.H.A.M. Beaumont, rechter in de rechtbank Limburg, hierna de rechter.

1.De procedure

Op 26 januari 2024 heeft betrokkene tijdens de behandeling van het verzoek in de zaak met zaaknummer 03/ 325469 / BZ RK 23/2407 waar over een verplichte zorgmachtiging zou worden gesproken de rechter gewraakt.
De rechter heeft de wrakingskamer bericht dat hij niet berust in de wraking.
De datum van de uitspraak wordt bepaald op heden.

2.De beoordeling

Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van een verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet objectief gerechtvaardigd zijn.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het wrakingsverzoek. De rechter is gewraakt omdat, zo stelt verzoeker, hem was toegezegd dat de psychiater [naam psychiater] fysiek aanwezig zou zijn tijdens de zitting. Nu dit niet het geval is wraakt verzoeker de rechter.
De wrakingskamer stelt vast dat het niet aan de rechter is of een psychiater wel of niet ter zitting fysiek aanwezig zal zijn. Nu dit gegeven geen grond voor wraking is en er overigens geen gronden voor wraking zijn aangevoerd wordt het verzoek zonder verdere mondelinge behandeling, kennelijk ongegrond verklaard.
De wrakingskamer ziet daarnaast in het feit dat verzoeker in de onderliggende procedure voor de tweede keer in een maand tijd een wrakingsverzoek heeft ingediend zonder dat daarvoor een geldige reden wordt aangevoerd, aanleiding de misbruikbepaling van artikel 39, lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing te verklaren. Dit betekent dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek ongegrond;
- bepaalt dat volgende verzoeken om wraking in deze zaak (zaaknummer 325469 / BZ RK 23/2407) niet in behandeling zullen worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door, mr. J. Schreurs-van de Langemheen, mr. H.H. Dethmers en mr. A.K Kleine bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024.