ECLI:NL:RBLIM:2024:518

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
C/03/326115 / HA RK 24-4
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in een civiele zaak met betrekking tot een verlenging van een crisismaatregel

Op 5 januari 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg een verzoek tot wraking ontvangen van verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.J.A. Roeleven. Het verzoek was gericht tegen mr. R.H.A.M. Beaumont, rechter in de rechtbank Limburg, in een zaak die betrekking had op een verzoek tot machtiging voor de verlenging van een crisismaatregel. De wrakingskamer heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan en verzoeker daarvan in kennis gesteld. De schriftelijke uitwerking van deze uitspraak volgt in het document.

De wrakingskamer heeft de feiten en omstandigheden beoordeeld die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek. Volgens de verzoeker was er een vrees voor partijdigheid van de rechter, omdat de rechtbank Limburg zonder zitting de verlengde zorgmachtiging zou hebben willen verstrekken. De wrakingskamer heeft echter vastgesteld dat er op de dag van de uitspraak een hoorzitting gepland stond, waardoor er geen sprake was van een beslissing zonder zitting. Bovendien bleek dat de rechter geen betrokkenheid had bij eerdere beslissingen in de zaak.

Op basis van deze overwegingen heeft de wrakingskamer geconcludeerd dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond was. De beslissing om het verzoek ongegrond te verklaren is openbaar uitgesproken op 5 januari 2024, waarbij de wrakingskamer heeft benadrukt dat de objectieve gerechtvaardigdheid van de vrees voor partijdigheid van groot belang is in dergelijke procedures.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Wrakingskamer
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/326115 / HA RK 24-4
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. E.J.A. Roeleven te Heerlen,
dat strekt tot wraking van mr. R.H.A.M. Beaumont, rechter in de rechtbank Limburg, hierna de rechter.

1.De procedure

Op 5 januari 2024 is ter griffie een e-mailbericht ontvangen van verzoeker, inhoudende een verzoek tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 325469 BZRK 23-2407 over een verzoek tot machtiging voor een verlenging van de crisismaatregel.
De wrakingskamer heeft op 5 januari 2024 uitspraak gedaan en verzoeker daarvan in kennis gesteld. De schriftelijke uitwerking daarvan volgt hierna onder 3.

2.De beoordeling

Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van een verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet objectief gerechtvaardigd zijn.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het wrakingsverzoek. De rechter is gewraakt omdat, zo begrijpt de wrakingskamer, de rechtbank Limburg zonder zitting de verlengde zorgmachtiging zou hebben willen verstrekken ‘en dus ook mr. Beaumont’.
De wrakingskamer stelt vast dat later vandaag een hoorzitting zal plaatsvinden, zodat zich de situatie niet voordoet dat wordt beslist zonder zitting. Voorts is de wrakingskamer gebleken dat de rechter geen bemoeienis heeft gehad met eventuele eerdere beslissingen in deze zaak.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek geen doel kan treffen. Het verzoek wordt dan ook, zonder nadere mondelinge behandeling, kennelijk ongegrond verklaard.

3.De beslissing

De wrakingskamer
- verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. R.M.M. Kleijkers en mr. W.F.J. Aalderink, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2024.