ECLI:NL:RBLIM:2024:5154

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
11145771 \ CV EXPL 24-2884
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een eigen bijdrage in de zorg en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak heeft de eisende partij, het publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan met eigen rechtspersoonlijkheid CAK, een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die in persoon procedeert. De eisende partij vordert betaling van een bedrag van € 1.063,04, vermeerderd met rente en kosten, op basis van de ontvangen zorg en hulpmiddelen door de gedaagde partij. De gedaagde partij heeft erkend dat zij een bedrag van € 1.024,60 onbetaald heeft gelaten en is daarnaast ook een vergoeding van € 185,96 voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. De wettelijke rente over de openstaande hoofdsom wordt ook gevorderd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij de hoofdsom heeft erkend en dat er geen zelfstandig verweer is gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij recht heeft op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, aangezien deze kosten zijn gemaakt in het kader van de vordering en niet als voorbereiding op een procedure. De kantonrechter heeft de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten vastgesteld op € 185,96 inclusief btw.

In de beslissing heeft de kantonrechter de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag van € 1.063,04, vermeerderd met de wettelijke rente over de nog openstaande hoofdsom van € 1.024,60 vanaf 30 april 2024. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 600,39. Het vonnis is uitgesproken door mr. R.H.J. Otto op 24 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11145771 \ CV EXPL 24-2884
Vonnis van 31 juli 2024
in de zaak van
HET PUBLIEKRECHTELIJK ZELFSTANDIG BESTUURSORGAAN MET EIGEN RECHTSPERSOONLIJKHEID CAK,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eisende partij,
hierna te noemen: eisende partij,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Eisende partij vordert – samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 1.063,04 te vermeerderen met rente en kosten.
2.2.
gedaagde partij heeft (thuis)zorg, hulpmiddelen, (maatwerk)voorzieningen en/of persoonsgebonden budget ontvangen. Op grond van artikel 6.1.2. Wlz dan wel artikel 2.1.4 lid 1 en lid 6 WMO 2015, in samenhang met artikel 3.3.1.3 Besluit langdurige zorg en artikel 3.1. Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 dient gedaagde partij hiervoor een eigen bijdrage te betalen aan eisende partij.
2.3.
Gedaagde partij heeft een bedrag groot € 1.024,60 onbetaald gelaten. Voorts stelt eisende partij dat gedaagde partij aan haar een vergoeding van € 185,96 voor buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw verschuldigd is. Daarnaast is gedaagde partij betaling van de wettelijke rente verschuldigd. Eisende partij berekent de wettelijke rente t/m 31 december 2023 op € 39,81. Daarnaast vordert zij de wettelijke rente over de nog openstaande hoofdsom vanaf datum dagvaarding.
Eisende partij heeft nog een bedrag van € 187,33 van gedaagde partij ontvangen, hetgeen in mindering is gebracht op de vordering.
2.4.
Gedaagde partij erkent de vordering. Zij geeft aan een betalingsregeling met eisende partij te willen afspreken. Verder ontvangt gedaagde partij inmiddels hulp van haar ouders met o.a. de postverwerking.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Gedaagde partij heeft de door eisende partij gevorderde hoofdsom erkend, zodat het gevorderde bedrag van € 1.024,60 aan hoofdsom toewijsbaar is.
3.2.
Gedaagde partij heeft geen zelfstandig verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente van € 39,81, zodat deze zal worden toegewezen.
3.4.
Eisende partij maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Aangezien de grondslag van de vordering van het eisende partij in de wet en niet in een overeenkomst is gelegen, is voor de toewijsbaarheid van dit gedeelte van de vordering niet noodzakelijk dat het eisende partij een zogenaamde veertiendagenbrief aan gedaagde partij heeft gestuurd. Eisende partij heeft onbetwist gesteld dat zij werkzaamheden heeft verricht die niet kunnen worden beschouwd als werkzaamheden ter voorbereiding van een procedure, zodat de kosten voor deze werkzaamheden als buitengerechtelijke incassokosten voor vergoeding in aanmerking komen. Voor de hoogte van de toewijsbare vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zoekt de kantonrechter aansluiting bij het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: Besluit) bepaalde tarief. Eisende partij heeft vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat eisende partij een van btw vrijgestelde prestatie heeft verricht, wordt de vergoeding verhoogd met btw. Hiervoor zal een bedrag van € 185,96 inclusief btw worden toegewezen.
3.5.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
1.024,60
- rente t/m 31-12-2023
39,81
- buitengerechtelijke incassokosten
185,96
+
totaal
1.250,37
- betalingen
187,33
-/-
Totaal
1.063,04
te vermeerderen met de wettelijke rente over de nog openstaande hoofdsom van € 1.024,60 vanaf 30 april 2024 tot de dag van algehele betaling.
3.6.
Gedaagde partij is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van eisende partij worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
328,00
- salaris gemachtigde
135,00
(1,00 punten × € 135,00)
Totaal
600,39

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een bedrag van € 1.063,04, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nog openstaande hoofdsom van € 1.024,60, met ingang van 30 april 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten van € 600,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als gedaagde partij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.
VC