Uitspraak
1.De procedure
- de verzetdagvaarding van 28 maart 2024 met producties 1 tot en met 6
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die voor de Kantonrechter in Maastricht is behandeld, gaat het om een huurgeschil tussen [eiseres in verzet] en [gedaagde in verzet]. [gedaagde in verzet] heeft op basis van een mondelinge huurovereenkomst van juli 2019 tot augustus 2022 een woning verhuurd aan [eiseres in verzet]. De huurprijs was aanvankelijk vastgesteld op € 550,00 per maand. [eiseres in verzet] heeft de huur tot en met december 2021 volledig betaald, maar er ontstond een geschil over de huurbetalingen in 2022. [gedaagde in verzet] vorderde betaling van € 3.053,60, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, omdat hij stelde dat [eiseres in verzet] niet aan haar betalingsverplichtingen had voldaan.
Na een verstekvonnis op 31 januari 2024, waarin [eiseres in verzet] werd veroordeeld tot betaling, heeft zij verzet aangetekend. In de verzetprocedure betwistte [eiseres in verzet] de huurverhogingen die door [gedaagde in verzet] waren voorgesteld en stelde dat zij in totaal € 4.400,00 aan huurpenningen verschuldigd was, maar slechts € 3.750,00 had betaald. De kantonrechter oordeelde dat de huurprijs ongewijzigd bleef op € 550,00 per maand en dat de door [gedaagde in verzet] voorgestelde huurverhogingen niet rechtsgeldig waren. De kantonrechter vernietigde het verstekvonnis en oordeelde dat [eiseres in verzet] € 550,00 aan [gedaagde in verzet] moest betalen, met wettelijke rente vanaf 12 december 2023. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg.