ECLI:NL:RBLIM:2024:5143

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
10971527 \ CV EXPL 24-1199
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en kosten door zorgverzekeraar

In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die in gebreke is gebleven met de betaling van zorgpremies en andere kosten die voortvloeien uit een zorgverzekeringsovereenkomst. De gedaagde heeft erkend dat hij de vordering niet kan betalen, maar heeft aangegeven bereid te zijn om een betalingsregeling van € 10,00 per maand te treffen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van VGZ toewijsbaar is, aangezien de gedaagde de vordering heeft erkend. VGZ heeft haar vordering beperkt tot € 2.500,00 aan hoofdsom, waarbij zij haar rechten voor het invorderen van het resterende bedrag heeft gereserveerd. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 februari 2024, en heeft de gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 1.019,39. Het vonnis is uitgesproken op 31 juli 2024 door de kantonrechter R.H.J. Otto en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10971527 \ CV EXPL 24-1199
Vonnis van 31 juli 2024
in de zaak van
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
hierna te noemen: VGZ,
gemachtigde: Inkassier, Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft bij VGZ een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten.
2.2.
[gedaagde] blijft in gebreke met betaling van de zorgpremie, het eigen risico, de eigen bijdrage, kosten voor betaling middels acceptgiro en kosten van polismutaties.

3.Het geschil

3.1.
VGZ vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.500,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert VGZ (samengevat) het volgende aan. VGZ heeft op grond van een met [gedaagde] gesloten zorgverzekeringsovereenkomst bedragen bij [gedaagde] in rekening gebracht. De totale achterstand bedraagt volgens VGZ € 12.902,33. Daarnaast is [naam] aan haar de wettelijke rente verschuldigd. VGZ berekent de wettelijke rente tot 9 februari 2024 op € 2.757,29. Voorts stelt VGZ dat [gedaagde] aan haar een vergoeding van € 1.083,43 voor buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd, inclusief de daarover verschuldigde BTW. VGZ heeft nog een bedrag van € 862,83 van gedaagde partij ontvangen, welke in mindering is gebracht op de vordering. Ter voorkoming van een hoger bedrag aan griffiegeld voor [gedaagde] (als onderdeel van de te liquideren proceskosten bij toewijzing van de vordering) heeft VGZ haar vordering beperkt tot € 2.500,00 aan hoofdsom, waarbij zij haar rechten met betrekking tot invordering van het restant reserveert.
3.3.
[gedaagde] voert geen inhoudelijk verweer en erkent de vordering. Hij geeft aan geen financiële ruimte te hebben voor betaling, behoudens een betalingsregeling van € 10,00 per maand.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft de vordering van VGZ erkent, zodat deze vordering toewijsbaar is.
4.2.
Nu VGZ om haar moverende redenen de vordering, onder reserve van rechten op invordering van het restant, heeft beperkt tot € 2.500,00 aan hoofdsom, ligt dit bedrag voor toewijzing gereed.
4.3.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van VGZ worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2,00 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.019,39
4.4.
De gevorderde btw over de nakosten zal, voor zover die nakosten zien op het salaris gemachtigde, worden afgewezen nu hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan VGZ te betalen een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 12 februari 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.019,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.
VC