ECLI:NL:RBLIM:2024:5142
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van openstaande facturen in het kader van een bijzondere overeenkomst tussen een horecagroothandel en een cafetaria
In deze zaak vordert de eiseres, een horecagroothandel, betaling van een openstaand bedrag van € 7.302,55 van de gedaagde, die een cafetaria exploiteert. De gedaagde heeft een bedrijfsruimte gehuurd van een vennootschap en is verplicht om 80% van zijn verbruiksgoederen bij de eiseres af te nemen. Gedurende de periode van juli 2022 tot en met mei 2023 heeft de eiseres diverse facturen aan de gedaagde gestuurd, waarvan de gedaagde slechts gedeeltelijk heeft betaald. Ondanks herhaalde verzoeken om betaling, heeft de gedaagde niet voldaan aan zijn betalingsverplichtingen en heeft hij enkel aangegeven dat hij in een schuldhulpverleningstraject zit.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde erkent dat hij het openstaande bedrag verschuldigd is, maar dat hij zich beroept op betalingsonmacht vanwege zijn schuldhulpverlening. De kantonrechter oordeelt echter dat deze betalingsonmacht niet in de weg staat aan de toewijzing van de vordering, aangezien de betalingsverplichting van de gedaagde blijft bestaan. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de hoofdsom, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de eiseres.
Het vonnis is uitgesproken op 31 juli 2024 door de kantonrechter P.H.M. Kuster en is uitvoerbaar bij voorraad.