ECLI:NL:RBLIM:2024:5142

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
10961416 \ CV EXPL 24-1114
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen in het kader van een bijzondere overeenkomst tussen een horecagroothandel en een cafetaria

In deze zaak vordert de eiseres, een horecagroothandel, betaling van een openstaand bedrag van € 7.302,55 van de gedaagde, die een cafetaria exploiteert. De gedaagde heeft een bedrijfsruimte gehuurd van een vennootschap en is verplicht om 80% van zijn verbruiksgoederen bij de eiseres af te nemen. Gedurende de periode van juli 2022 tot en met mei 2023 heeft de eiseres diverse facturen aan de gedaagde gestuurd, waarvan de gedaagde slechts gedeeltelijk heeft betaald. Ondanks herhaalde verzoeken om betaling, heeft de gedaagde niet voldaan aan zijn betalingsverplichtingen en heeft hij enkel aangegeven dat hij in een schuldhulpverleningstraject zit.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde erkent dat hij het openstaande bedrag verschuldigd is, maar dat hij zich beroept op betalingsonmacht vanwege zijn schuldhulpverlening. De kantonrechter oordeelt echter dat deze betalingsonmacht niet in de weg staat aan de toewijzing van de vordering, aangezien de betalingsverplichting van de gedaagde blijft bestaan. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de hoofdsom, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de eiseres.

Het vonnis is uitgesproken op 31 juli 2024 door de kantonrechter P.H.M. Kuster en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10961416 \ CV EXPL 24-1114
Vonnis van 31 juli 2024 – bij vervroeging
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.R. Vink,
tegen
[gedaagde] H.O.D.N. [bedrijfsnaam],
wonend in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
in persoon procederend.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 13 februari 2024;
- de conclusie van antwoord;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 11 juli 2024, waarvan de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurde van [B.V.] een bedrijfsruimte voor de exploitatie van zijn cafetaria aan het [adres] in [plaats] .
2.2.
In de huurovereenkomst tussen [B.V.] en [gedaagde] is overeengekomen dat [gedaagde] 80% van de verbruiksgoederen voor zijn cafetaria bij [B.V.] zou afnemen. [eiseres] , die een aan [B.V.] gelieerde vennootschap is, is een horecagroothandel en heeft die goederen vervolgens aan [gedaagde] geleverd.
2.3.
[eiseres] heeft voor de leveranties in de periode juli 2022 tot en met mei 2023 diverse facturen aan [gedaagde] gestuurd. [gedaagde] is niet tot (volledige) betaling van deze facturen overgegaan. In totaal gaat het om één factuur die [gedaagde] slechts deels heeft betaald en acht facturen die volledig onbetaald zijn gebleven. Rekening houdend met twee creditnota’s die op 13 april 2023 en 10 mei 2023 aan [gedaagde] zijn gestuurd, resteerde nog een totaal openstaand bedrag van € 7.302,55 inclusief btw.
2.4.
De gemachtigde van [eiseres] heeft [gedaagde] meermaals verzocht en gesommeerd om tot betaling van het openstaande bedrag over te gaan. [gedaagde] heeft daarop enkel medegedeeld dat hij was toegelaten tot een schuldhulpverleningstraject van de gemeente Heerlen. Hij is niet tot betaling overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 7.302,55, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de afzonderlijk onbetaald gebleven factuurbedragen vanaf de vervaldata van de verschillende facturen tot aan de dag van algehele voldoening, met tevens de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na datum van dit vonnis.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met betaling van de openstaande facturen. [gedaagde] heeft de vordering meermaals erkend. Nu de betaling van de facturen ook na diverse sommaties is uitgebleven, is [gedaagde] ook de wettelijke handelsrente en de incassokosten verschuldigd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de erkenning van [gedaagde] is niet tussen partijen in geschil dat [gedaagde] € 7.032,55 aan [eiseres] is verschuldigd. [gedaagde] heeft [eiseres] medegedeeld dat hij is toegelaten tot een minnelijk schuldhulpverleningstraject van de gemeente Heerlen. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] hiermee bedoelt te zeggen dat hij de vordering niet kan betalen. Voor betalingsonmacht geldt echter dat dit tot de risicosfeer van [gedaagde] behoort en niet in de weg staat aan toewijzing van de vordering. Het opstarten van een schuldhulpverleningstraject ontslaat [gedaagde] evenmin van zijn betalingsverplichting jegens [eiseres] zodat de kantonrechter de vordering tot betaling van de hoofdsom van € 7.302,55 zal toewijzen. De daarover gevorderde – onweersproken – wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen.
4.2.
Volledigheidshalve merkt de kantonrechter op dat in deze procedure geen rekening kan worden gehouden met de bedragen die [gedaagde] heeft vermeld in zijn schriftelijke toelichting die de kantonrechter heeft voorgelezen tijdens de mondelinge behandeling, nu deze allemaal betrekking hebben op de huur en de inrichting van het van [B.V.] gehuurde bedrijfspand en dus niet op de rechtsverhouding met [eiseres] , eisende partij in deze procedure.
4.3.
[eiseres] maakt tevens aanspraak op de vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op of na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt tevens vast dat aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. Het gevorderde bedrag van € 740,13 aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen, evenals de wettelijke rente daarover.
4.4.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] worden veroordeeld. Deze kosten worden tot aan dit vonnis begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,99
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
Totaal
1.314,99
4.5.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] € 7.302,55 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over de afzonderlijk onbetaald gebleven factuurbedragen vanaf de respectievelijke vervaldata van de onderliggende facturen telkens tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] € 740,13 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] € 1.314,99 aan proceskosten te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.
LC