ECLI:NL:RBLIM:2024:5139

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
10856976 / CV EXPL 23-5706
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van facturen en terugbetaling van geldbedragen tussen vader en zoon

In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, vordert eiser, de vader van gedaagde, dat gedaagde hem facturen overhandigt van goederen die hij in het verleden heeft verkocht. Daarnaast eist eiser een terugbetaling van een geldlening en de teruggave van enkele goederen. Gedaagde betwist de vorderingen en stelt dat hij de facturen niet meer heeft en dat er geen bewijs is van de geldlening. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser af. De rechter oordeelt dat eiser geen rechtmatig belang heeft bij de afgifte van de facturen, omdat gedaagde niet over deze documenten beschikt. Ook de vordering tot terugbetaling van de geldlening wordt afgewezen, omdat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd van de lening. De vordering tot terugbetaling van € 800,00 voor geld dat gedaagde zou hebben weggenomen, wordt eveneens afgewezen wegens gebrek aan bewijs. Tot slot wordt de vordering tot teruggave van een keyboardstandaard, horloge en zilveren tientje afgewezen, omdat gedaagde betwist deze goederen in zijn bezit te hebben. De kantonrechter adviseert partijen om, gezien hun familiale relatie, te overwegen om hun conflict op een andere manier op te lossen, bijvoorbeeld met behulp van een mediator. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10856976 / CV EXPL 23-5706
Vonnis van de kantonrechter van 31 juli 2024
in de zaak van:
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eiser,
gemachtigde: mr. S. Ikiz,
tegen
[gedaagde] ,
te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.M.E.T. Hoofs,
Partijen worden hierna “ [eiser] ” en “ [gedaagde] ” genoemd.

1.De procedure

1.1.
In het procesdossier zitten de volgende stukken:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Hierna heeft de kantonrechter bepaald dat zij uitspraak zal doen tussen partijen.

2.Waar gaat deze zaak over?

[eiser] is de vader van [gedaagde] . In deze procedure eist [eiser] dat [gedaagde] hem facturen geeft van goederen die [gedaagde] hem in het verleden verkocht heeft. Ook stelt [eiser] dat hij een aantal schulden van [gedaagde] betaald heeft, dat [gedaagde] hem een geldlening moet terugbetalen en dat [gedaagde] geld van hem heeft weggenomen. [eiser] wil dat [gedaagde] hem in totaal een bedrag van € 2.883,64 betaalt, met rente. Verder eist [eiser] dat [gedaagde] hem een aantal goederen teruggeeft, namelijk een keyboardstandaard, een horloge en een zilveren tientje, op straffe van een dwangsom. [gedaagde] is het hiermee niet eens.

3.Hoe oordeelt de kantonrechter?

Samenvatting van de beslissing

3.1.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] af. Hierna wordt toegelicht waarom.
Facturen van geleverde audioapparatuur en diverse goederen
3.2.
Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] aan [eiser] in het verleden een aantal goederen verkocht heeft. Het gaat om audioapparatuur en enkele andere spullen. [eiser] wil deze spullen nu doorverkopen. Hij heeft de facturen naar eigen zeggen nodig zodat hij aan geïnteresseerde kopers kan aantonen wat de aankoopprijs van de goederen was. [gedaagde] voert aan dat hij niet verplicht is de facturen af te geven en dat hij de facturen ook niet meer in zijn bezit heeft omdat het gaat om een verkoop van zeven jaar geleden.
3.3.
De kantonrechter wijst deze vordering af. De kantonrechter begrijpt dat [eiser] zijn vordering baseert op artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dat artikel is een uitzondering op de hoofdregel dat iemand stukken die hij heeft niet aan een ander hoeft te geven. Artikel 843a Rv voorziet dus niet in een onbeperkt recht op afschrift van stukken tegenover degene die bepaalde stukken tot zijn beschikking heeft. Daarvoor moet aan een aantal eisen voldaan zijn. De eiser moet (1) een rechtmatig belang hebben, (2) het moet gaan om voldoende bepaalde stukken (3) die gaan over een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij zijn. Bovendien (4) moet de aangesproken partij over de bescheiden beschikken. Tot slot bestaat (5) geen verplichting tot het afgeven van de stukken als daarvoor gewichtige redenen bestaan of als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verstrekking is gewaarborgd.
3.4.
De vordering van [eiser] stuit af op (1), het rechtmatig belang. Dat [eiser] mogelijk zijn goederen sneller of voor meer geld aan derden kan verkopen als hij over aankoopfacturen beschikt, is economisch gezien weliswaar in zijn belang. Maar dat betekent juridisch gezien niet dat hij bij [gedaagde] kan afdwingen dat die hem facturen van jaren terug overhandigt. Daar komt bij dat niet aan eis (4) voldaan is: [gedaagde] verklaart dat hij de facturen niet heeft en [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat dit wel het geval is. Dat [gedaagde] de facturen bij zijn werkgever zou kunnen blijkt ook nergens uit.
3.5.
[gedaagde] hoeft dus geen facturen aan [eiser] te geven.
Vordering van € 2.883,64
3.6.
[eiser] vordert € 2.883,64. Hij komt als volgt tot dat bedrag:
Gestelde vorderingen
Dossier Webcasso met nummer [nummer 1]
324,15
Dossier [incassobureau] met nummer [nummer 2]
894,68
Dossier [incassobureau] met nummer [nummer 3]
247,29
Dossier [incassobureau] met nummer [nummer 4]
117,52
Terugbetaling onderhandse geldlening
1.500,00
Weggenomen uit nachtkastje vrouw van [eiser]
800,00
+
Subtotaal
3.883,64
Vermindering vordering
Vermindering vordering i.v.m. schenking aan dochter [eiser]
1.000,00
Totaal
2.883,64
Betaling van € 1.583,64 aan schuldeisers van [gedaagde]
3.7.
[eiser] stelt dat hij vier schulden van [gedaagde] betaald heeft, één aan Webcasso en drie aan [incassobureau] , voor een totaal van (€ 324,15 + € 894,68 + € 247,29 + € 117,52 =) € 1.583,64.
3.8.
De kantonrechter wijst deze vordering af. Het is volgens de wet mogelijk om een schuld van een ander te betalen (artikel 6:30 Burgerlijk Wetboek, BW). Maar het betalen voor een ander brengt niet automatisch mee dat de persoon voor wie betaald is de persoon die betaald heeft moet terugbetalen. Daarvoor is een juridische grondslag nodig, zoals een afspraak tussen partijen. [eiser] en [gedaagde] zijn vader en zoon, en in zo’n familierelatie is het op zichzelf niet ongebruikelijk dat de één iets voor de ander betaalt zonder dat terug te vragen. Volgens [eiser] heeft hij met [gedaagde] afgesproken dat die hem vanaf 1 januari 2019 maandelijks € 100,00 zou terugbetalen wat [eiser] namens hem betaald had, maar [gedaagde] betwist dat. Omdat [eiser] geen bewijs aandraagt van de gestelde afspraak, kan de kantonrechter niet vaststellen dat er afgesproken is dat [gedaagde] iets moest terugbetalen.
3.9.
[gedaagde] is dus niet verplicht [eiser] € 1.583,64 te betalen voor de vorderingen van Webcasso en [incassobureau] .
Lening van € 1.500,00
3.10.
[eiser] stelt dat hij [gedaagde] € 1.500,00 geleend heeft en dat [gedaagde] dit bedrag moet terugbetalen. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] in een Whatsappbericht van 10 mei 2023 erkend dat hij € 1.500,00 geleend heeft. In dat bericht schrijft [gedaagde] :
‘En ja het klopt dat je 1 schuld van 1500 euro betaald hebt, maar denk je nou echt dat dat de rest van je gedoe goed praat?’
3.11.
De kantonrechter wijst deze vordering af. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat sprake is van de lening van € 1.500,00. [eiser] verwijst alleen naar het Whatsappbericht. In het Whatsappbericht valt hooguit te lezen dat [eiser] namens [gedaagde] een niet nader gespecificeerde schuld van € 1.500,00 voor hem betaald heeft. Het betalen voor een ander betekent zoals gezegd niet dat er een overeenkomst van geldlening tot stand is gekomen waaruit volgt dat [gedaagde] het geld moet terugbetalen.
Wegnemen € 800,00 uit nachtkastje
3.12.
[eiser] stelt dat [gedaagde] in 2010 € 800,00 heeft weggenomen uit een nachtkastje van [eiser] . Hij wil dat [gedaagde] dit bedrag terugbetaalt. [gedaagde] betwist dat hij geld heeft weggenomen.
3.13.
De kantonrechter begrijpt dat [eiser] meent dat [gedaagde] onrechtmatig tegenover hem heeft gehandeld door geld van hem weg te nemen. Dat betoog slaagt niet. De stelling van [eiser] komt erop neer dat [gedaagde] geld van hem heeft gestolen. Een dergelijke beschuldiging moet goed worden onderbouwd. Dat is nu niet het geval. [eiser] voert aan dat [gedaagde] twee dagen nadat het geld verdwenen was aan kwam rijden in een BMW, en dat [gedaagde] in een penibele financiële situatie verkeerde. Hij legt een e-mail van [gedaagde] aan het Bureau Krediet Registratie (BKR) over uit 2018. Deze stukken vormen naar het oordeel van de kantonrechter echter onvoldoende onderbouwing dat [gedaagde] geld uit een nachtkastje genomen heeft. Uit de overgelegde Whatsappcorrespondentie is het de kantonrechter duidelijk dat partijen twisten over de herkomst van het aankoopbedrag van de BMW, maar enig bewijs over de herkomst van dat geld blijkt niet uit die stukken. En zelfs als het zou kloppen dat [gedaagde] in 2010 krap bij kas zat, betekent dat nog niet dat hij geld van [eiser] genomen heeft. De kantonrechter wijst de vordering af.
Conclusie vordering € 2.883,64
3.14.
Omdat niet is vast komen te staan dat [gedaagde] [eiser] voor de vorderingen van Webcasso en [incassobureau] moet betalen, dat [gedaagde] [eiser] de gestelde geldlening moet terugbetalen of dat [gedaagde] € 800,00 heeft weggenomen, wijst de kantonrechter de vordering van € 2.883,64 af.
Teruggeven keyboardstandaard
3.15.
[eiser] stelt [gedaagde] een keyboardstandaard heeft die van [eiser] is. Hij wil dat [gedaagde] de standaard teruggeeft. [gedaagde] voert aan dat de standaard aan hem of zijn zus geschonken is. Ook voert hij aan dat [eiser] gelet op de geringe waarde van de standaard geen rechtens te respecteren belang heeft bij deze vordering.
3.16.
De kantonrechter overweegt als volgt. De wet geeft de eigenaar van een goed het recht om zijn eigendom terug te eisen van ieder ander die dat goed zonder recht onder zich houdt (artikel 5:2 BW). Op grond van artikel 3:13 BW kan degene aan wie een bevoegdheid toekomt (bijvoorbeeld de bevoegdheid om eigendom terug te vorderen) deze bevoegdheid echter niet inroepen, voor zover hij haar misbruikt. Een bevoegdheid kan onder andere worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden, of als sprake is van onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening van de bevoegdheid en het belang dat daardoor wordt geschaad, waardoor naar redelijkheid niet tot die uitoefening kan worden gekomen.
3.17.
De kantonrechter zal de vraag of de standaard aan [gedaagde] geleend of geschonken is, en of [eiser] dus eigenaar is en recht heeft op teruggave, echter in het midden laten. Zelfs als [eiser] dit recht heeft, mag [eiser] hier naar het oordeel van de kantonrechter geen gebruik van maken omdat dit misbruik van recht zou zijn. [eiser] licht niet toe waarom hij de keyboardstandaard op dit moment terug wenst. [gedaagde] voert onweersproken aan dat het gaat om een standaard met een nieuwwaarde van € 25,95 en een restwaarde van nagenoeg nul. Uit de correspondentie waarnaar [eiser] verwijst, blijkt bovendien dat de standaard al ruim zes jaar in het bezit van [gedaagde] is en dat [eiser] pas in 2022, toen partijen in een conflict waren, voor het eerst heeft gevraagd om teruggave. De kantonrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat [eiser] de keyboardstandaard alleen terugvordert om [gedaagde] te schaden.
3.18.
[gedaagde] hoeft de keyboardstandaard dus niet terug te geven.
Teruggeven horloge en zilveren tientje
3.19.
[eiser] wil dat [gedaagde] hem een horloge en zilveren tientje teruggeeft die eigendom van [eiser] zijn.
3.20.
De kantonrechter wijst deze vordering af. [gedaagde] betwist dat hij deze spullen in zijn bezit heeft, en dat [gedaagde] de spullen wel heeft wordt door [eiser] niet onderbouwd.
De kantonrechter passeert het bewijsaanbod
3.21.
[eiser] biedt getuigenbewijs voor zijn stellingen aan van hemzelf, van zijn vrouw en van [gedaagde] . Omdat [eiser] zijn stellingen onvoldoende onderbouwt, komt de kantonrechter niet toe aan bewijslevering. Het bewijsaanbod wordt daarom gepasseerd.
Hoe nu verder?
3.22.
Tot slot merkt de kantonrechter het volgende op. [eiser] en [gedaagde] zijn vader en zoon. Uit de door partijen bijgevoegde Whatsappjes en e-mails is het de kantonrechter duidelijk dat het conflict partijen over meer gaat dan wat in deze procedure aan de orde is. De kantonrechter vraagt zich af of het voeren van juridische procedures bijdraagt aan de oplossing van hun conflict. Zij geeft partijen in overweging om aan een definitieve conflictbeslechting te werken, bijvoorbeeld onder begeleiding van een onafhankelijke mediator.
Proceskosten
3.23.
Omdat partijen vader en zoon zijn (bloedverwanten in de rechte lijn), zal de rechtbank de proceskosten tussen hen compenseren. Dat betekent dat [eiser] en [gedaagde] ieder hun eigen kosten voor deze procedure dragen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering van [eiser] af,
4.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Boer, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.