ECLI:NL:RBLIM:2024:5138

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
10767320 CV-EXPL 23-4585
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling in het kader van consumentenkoop met internationale aspecten en bewijsvoering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, gevestigd in Zwitserland, en een gedaagde, woonachtig in Nederland. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 56,19, alsook buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, voortvloeiend uit een consumentenkoop via de webshop Wish. De gedaagde had in januari 2021 goederen besteld en gekozen voor achteraf betalen via Klarna. Na de aankoop was de vordering van Wish overgedragen aan Klarna en vervolgens aan de eiseres. De gedaagde betwistte de vordering, met name de ontvangst van de goederen en stelde dat hij deze retour had gezonden.

De kantonrechter heeft allereerst de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de gedaagde als consument onder de bescherming van het Lugano II-Verdrag valt, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is. Vervolgens werd het toepasselijke recht vastgesteld, waarbij het Nederlandse recht van toepassing werd verklaard op basis van de cessie van de vordering.

De rechter heeft vervolgens de argumenten van beide partijen beoordeeld. De eiseres had in haar dagvaarding niet adequaat het verweer van de gedaagde weergegeven, wat in strijd was met de waarheidsplicht en substantiëringsplicht. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres niet had aangetoond dat de gedaagde de goederen niet had geretourneerd, en dat de gedaagde bewijs had geleverd van de retourzending. Hierdoor werd de vordering van de eiseres afgewezen en werd zij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

Rechtbank LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10767320 CV-EXPL 23-4585
Vonnis van de kantonrechter van 31 juli 2024
in de zaak van:
[eiseres] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: Van Lith gerechtsdeurwaarders en incasso,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. A.H.M. Busger op Vollenbroek.
Partijen worden aangeduid als “ [eiseres] ” en “ [gedaagde] ”.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 10 oktober 2023 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • de conclusie van repliek met productie,
  • de conclusie van dupliek met producties,
  • de akte zijdens [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis zal worden gewezen.

2.Feiten

2.1.
Op grond van de onweersproken inhoud van de stukken gaat de kantonrechter van het volgende uit.
2.2.
[gedaagde] heeft in januari 2021 goederen (30 afzonderlijke artikelen) gekocht van de webshop Wish.
2.3.
[gedaagde] heeft ervoor gekozen om de goederen achteraf te betalen met Klarna. Op 11 januari 2021 heeft [gedaagde] van Klarna de bevestiging gekregen van de bestelling en de betaalwijze. Het totaalbedrag van de bestelde goederen bedroeg € 226,69. Het factuurbedrag is in verband met restitutie dan wel retouren door Klarna verminderd met € 165,50 zodat een bedrag van € 56,19 resteert.
2.4.
De vordering van Wish is verkocht en geleverd (cessie) aan Klarna. Vervolgens heeft Klarna de vordering verkocht en geleverd aan [eiseres] .

3.Vordering

3.1.
[eiseres] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 56,19 aan hoofdsom, € 40,00 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en € 9,55 aan wettelijke rente tot 10 oktober 2023. Ook vordert [eiseres] wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 10 oktober 2023.
3.2.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] de overeenkomst moet nakomen en dat [gedaagde] nog een bedrag van € 56,19 is verschuldigd. Omdat [gedaagde] in verzuim is komen te verkeren, is hij volgens [eiseres] ook de wettelijke rente verschuldigd. Na verzending van de 14-dagenbrief maakt [eiseres] ook aanspraak op € 40,00 voor buitengerechtelijke werkzaamheden.

4.Verweer

4.1.
[gedaagde] is het niet eens met de vordering. Hij erkent de koopovereenkomst maar
betwist dat hij (alle) goederen heeft ontvangen dan wel betoogt [gedaagde] dat hij de (wel ontvangen) goederen retour heeft gezonden. Ook vindt [gedaagde] dat [eiseres] in strijd met artikel 21 Rv heeft gehandeld omdat [eiseres] in de dagvaarding een verkeerde voorstelling van zaken geeft.

5.Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
Omdat [eiseres] is gevestigd in Zwitserland draagt de procedure een internationaal karakter. Allereerst dient daarom de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter wel bevoegd is van onderhavige vordering kennis te nemen. In 2011 werd tussen de EU en de leden van de Europese Vrijhandelsassociatie een herziene versie van het Verdrag van Lugano gesloten. Het Lugano II-Verdrag tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat is in werking getreden op 1 januari 2011. Artikel 16 van dit verdrag bepaalt in lid 2:
‘De rechtsvordering die tegen de consument wordt ingesteld door de wederpartij bij de overeenkomst kan slechts worden gebracht voor de gerechten van de door dit verdrag gebonden staat op het grondgebied waarvan de consument woonplaats heeft.’ Gelet op de woonplaats van [gedaagde] komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
5.2.
Voor de vraag welk recht op de overeenkomst van toepassing is, is het volgende van belang. [eiseres] heeft gesteld dat zij door cessie de vordering van Klarna overgedragen heeft gekregen. Op grond van artikel 14 lid 2 Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) wordt de betrekking tussen de [eiseres] en [gedaagde] beheerst door het recht dat op de gecedeerde vordering van toepassing is. Gelet op artikel 6 lid 2 van de Rome I-Verordening is dat het Nederlandse recht. De kantonrechter zal het geschil daarom naar Nederlands recht beoordelen.
Waarheidsplicht en substantiëringsplicht
5.3.
Artikel 21 Rv bepaalt dat partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Op grond van artikel 111 lid 3 Rv moet de dagvaarding de door gedaagde tegen de eis aangevoerde verweren en de gronden daarvoor vermelden.
5.4.
In de dagvaarding staat onder het kopje
‘Geen verweer, opzegging, annulering of
herroeping’het volgende:
‘Tegen de onderhavige vordering van eiseres heeft gedaagde geen inhoudelijke verweren aangevoerd. De gronden van de vordering van eiseres zijn evenmin door gedaagde betwist.’
5.5.
Uit de op de dagvaarding volgende conclusiewisseling blijkt echter dat [gedaagde] de
vordering van [eiseres] van meet af aan uitdrukkelijk heeft betwist. Na het sluiten van de koopovereenkomst zijn er vele e-mailberichten door zowel [gedaagde] als de klantenservice van Wish (en later de juridische afdeling van [eiseres] ) verzonden. Hieruit volgt dat [gedaagde] de bestelde artikelen niet, althans deels niet, heeft ontvangen en dat een discussie is ontstaan over QR-codes en te volgen procedures voor restitutie. Ten slotte blijkt bij conclusie van dupliek dat deze zaak nog lijkt te gaan over één van de tientallen artikelen die in januari 2021 in één order zijn besteld. Pas bij akte na conclusiewisseling ( [eiseres] mocht daarbij alleen reageren op de bij conclusie van dupliek door [gedaagde] overgelegde producties) brengt [eiseres] een uitgebreide e-mailwisseling tussen [mailadres] en [gedaagde] in het geding.
5.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter had [eiseres] in haar dagvaarding het
omvangrijke verweer van [gedaagde] moeten omschrijven. Dat verweer was op datum dagvaarding zonder meer bekend en ook relevant voor de beoordeling van het geschil. Het niet vermelden van dat verweer is in strijd met artikel 111 lid 3 Rv. De mededeling dat er geen enkel verweer bestond is bovendien in strijd met artikel 21 Rv.
5.7.
Een dagvaarding moet het werkelijke geschil in volle omvang zichtbaar maken.
[eiseres] heeft dat niet gedaan. Bij dagvaarding zou het gaan om een bestelling van tientallen artikelen waarvan een deel is geretourneerd. [gedaagde] heeft in de correspondentie en bij zijn conclusie van antwoord verzocht om onderbouwing van het gevorderde bedrag. Die onderbouwing heeft [eiseres] ook bij conclusie van repliek niet kunnen geven. Pas daarna is duidelijk geworden dat het in deze zaak om de vraag gaat of één specifiek artikel (een telefoontoestel) al dan niet (op de juiste wijze) door [gedaagde] is geretourneerd. Het had op de weg van [eiseres] gelegen om bij dagvaarding al duidelijk te maken welk artikel volgens haar niet was geretourneerd en wat de gevolgen daarvan waren voor [gedaagde] .
5.8.
Het niet naleven van de substantiëringsplicht heeft op zichzelf geen nietigheid van de
dagvaarding tot gevolg (artikel 120 lid 4 Rv), maar de rechter kan hier wel de gevolgen aan verbinden die zij geraden acht. Dat laatste geldt ook voor schending van artikel 21 Rv. In dit geval ziet de kantonrechter reden de vordering van [eiseres] af te wijzen. In gevallen waarin een bedrijf zich toelegt op het overnemen van vorderingen dient dat bedrijf zich ervan te vergewissen hoe het contact tussen de consument en de verkoper (of website) werkelijk is verlopen. Het is te belastend voor de rechtspraak en de consument dat bedrijven als [eiseres] eerst lopende een procedure, en kennelijk na een gevoerd verweer bij conclusie van antwoord, bij de verkoper (of website) te rade gaan over mogelijke verweren en relevante stukken. De substantiërings- en waarheidsplicht hebben immers juist als doel de procedure sneller en doelmatiger te maken.
5.9.
De kantonrechter merkt inhoudelijk op dat [gedaagde] bij conclusie van dupliek
bewijsstukken, waaronder een retourlabel, heeft overgelegd van de retourzending van het product met code [code] . Die code komt op de website van Wish overeen met de bewuste telefoon. [eiseres] betoogt in haar laatste akte dat de telefoon desondanks niet is ontvangen en dat het risico voor de verzending bij [gedaagde] ligt. [eiseres] heeft daarmee echter niet betwist dat [gedaagde] in overeenstemming met de algemene voorwaarden van Wish een prepaid retourlabel heeft opgevraagd en daarmee de telefoon heeft teruggestuurd. De algemene voorwaarden van Wish bepalen dat de terugbetaling wordt aangehouden ‘totdat we de goederen hebben ontvangen of u heeft aangetoond dat u de goederen heeft teruggezonden.’ Omdat [gedaagde] heeft aangetoond dat hij de telefoon volgens de instructies van Wish heeft teruggestuurd, mag Wish geen betaling meer verlangen. Ook om inhoudelijke redenen dient de vordering van [eiseres] dan ook te worden afgewezen.
5.10.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De kantonrechter zal het liquidatietarief in kantonzaken toepassen en een vergoeding voor gemachtigdensalaris toekennen van € 100,00 (2,5 punt maal € 40,00) en een vergoeding voor nakosten van € 20,00 (0,5 punt maal € 40,00).

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af,
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot op heden aan de kant van [gedaagde] begroot op € 120,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A. Swildens en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.