In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, gevestigd in Zwitserland, en een gedaagde, woonachtig in Nederland. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 56,19, alsook buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, voortvloeiend uit een consumentenkoop via de webshop Wish. De gedaagde had in januari 2021 goederen besteld en gekozen voor achteraf betalen via Klarna. Na de aankoop was de vordering van Wish overgedragen aan Klarna en vervolgens aan de eiseres. De gedaagde betwistte de vordering, met name de ontvangst van de goederen en stelde dat hij deze retour had gezonden.
De kantonrechter heeft allereerst de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de gedaagde als consument onder de bescherming van het Lugano II-Verdrag valt, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is. Vervolgens werd het toepasselijke recht vastgesteld, waarbij het Nederlandse recht van toepassing werd verklaard op basis van de cessie van de vordering.
De rechter heeft vervolgens de argumenten van beide partijen beoordeeld. De eiseres had in haar dagvaarding niet adequaat het verweer van de gedaagde weergegeven, wat in strijd was met de waarheidsplicht en substantiëringsplicht. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres niet had aangetoond dat de gedaagde de goederen niet had geretourneerd, en dat de gedaagde bewijs had geleverd van de retourzending. Hierdoor werd de vordering van de eiseres afgewezen en werd zij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.