Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.[eiser sub 1] ,
2.
[eiser sub 2],
Rechtbank Limburg
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, hebben eisers, [eisers], een vordering ingesteld tegen gedaagde, [naam bouwbedrijf] B.V., wegens tekortkomingen in de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De zaak betreft de oplevering van een woning die door [eisers] in 2020 is gekocht en waarvoor gedaagde in 2021 werkzaamheden heeft verricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er discussie bestond over de oplevering van het werk, waarbij [eisers] op 1 augustus 2021 in de woning is gaan wonen, maar gedaagde stelde dat de oplevering eerder had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de ingebruikname van de woning geen oplevering betekende, omdat [eisers] genoodzaakt was om te verhuizen. Op 21 januari 2022 vond een opname plaats door Perfectkeur, waaruit gebreken naar voren kwamen. De rechtbank heeft de vordering van [eisers] tot schadevergoeding van € 45.346,00, die later werd verhoogd, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank oordeelde dat gedaagde in verzuim was met betrekking tot de herstelwerkzaamheden en dat de schadevergoeding op € 19.036,83 werd vastgesteld. Daarnaast zijn de proceskosten en deskundigenkosten toegewezen aan [eisers]. In reconventie heeft de rechtbank de vordering van gedaagde tot betaling van openstaande facturen van € 11.599,61 toegewezen, waarbij [eisers] hoofdelijk in de proceskosten werd veroordeeld.