ECLI:NL:RBLIM:2024:511

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
C/03/313060 HA ZA 23-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en verborgen gebreken in bouwproject met schadevergoeding en proceskosten

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, hebben eisers, [eisers], een vordering ingesteld tegen gedaagde, [naam bouwbedrijf] B.V., wegens tekortkomingen in de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De zaak betreft de oplevering van een woning die door [eisers] in 2020 is gekocht en waarvoor gedaagde in 2021 werkzaamheden heeft verricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er discussie bestond over de oplevering van het werk, waarbij [eisers] op 1 augustus 2021 in de woning is gaan wonen, maar gedaagde stelde dat de oplevering eerder had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de ingebruikname van de woning geen oplevering betekende, omdat [eisers] genoodzaakt was om te verhuizen. Op 21 januari 2022 vond een opname plaats door Perfectkeur, waaruit gebreken naar voren kwamen. De rechtbank heeft de vordering van [eisers] tot schadevergoeding van € 45.346,00, die later werd verhoogd, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank oordeelde dat gedaagde in verzuim was met betrekking tot de herstelwerkzaamheden en dat de schadevergoeding op € 19.036,83 werd vastgesteld. Daarnaast zijn de proceskosten en deskundigenkosten toegewezen aan [eisers]. In reconventie heeft de rechtbank de vordering van gedaagde tot betaling van openstaande facturen van € 11.599,61 toegewezen, waarbij [eisers] hoofdelijk in de proceskosten werd veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/313060 / HA ZA 23-12
Vonnis van 7 februari 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. J.J.L. Paijmans te Tilburg,
tegen
[naam bouwbedrijf] B.V.,
te Venray,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. S.M.M. Hamers te Heerlen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
1. de dagvaarding
2. de conclusie van antwoord
3. het bericht van 4 januari 2023 met productie 23 van [eisers]
4. de brief van 31 mei 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
5. de akte vermeerdering van eis en overlegging aanvullende productie van 2 november 2023 van [eisers]
6. het door de griffie op 25 oktober 2023 ontvangen bericht met productie 29 en 30 van [gedaagde]
7. het door de griffie op 25 oktober 2023 ontvangen bericht met productie 31 van [gedaagde]
8. de akte aanvullende productie van 2 november 2023 van [eisers]
9. de mondelinge behandeling van 2 november 2023 ter gelegenheid waarvan door mr. Paijmans spreekaantekeningen inclusief de aantekeningen met betrekking tot het verweer in conventie t.a.v. de gebreken en door mr. Hamers spreekaantekeningen zijn overgelegd.
1.2.
Verwijzing naar bijlagen vindt plaats door vermelding van het nummer van het processtuk gevolgd door het nummer van de bijlage.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] heeft in 2020 de woning aan de [adres] te [woonplaats] gekocht en op [transportdatum] 2021 geleverd gekregen. Tussen partijen is vervolgens onderhandeld over verbouwing van die woning. Op 14 januari 2021 heeft [gedaagde] een gedetailleerde prijsopgave gedaan die uitkwam op € 275.065,97 incl. btw (bijlage 1,1). Tussen partijen ontstond discussie over deze prijsopgave (diverse correspondentie bijlage 2,2-2,7). [gedaagde] start op 8 februari 2021 met het werk, maar stopt daar op 27 februari 2021 op verzoek van [eisers] weer mee (bijlage 2,11).
2.2.
Op 19 maart 2021 sluiten partijen een aannemingsovereenkomst voor een aanneemsom van € 111.946,98 incl. btw en de bijgevoegde algemene voorwaarden van [gedaagde] (bijlage 2,14). In die overeenkomst wordt uitgegaan van de oorspronkelijke begroting van € 227.327,25 excl. btw (zijnde € 275.065,97 incl. btw), waarop wegens ‘Bezuinigingen & extra werkzaamheden volgens staat 19-3-2021’ € 134.809,08 in mindering zou komen, zodat aan ‘Overgebleven werkzaamheden volgens zelfde lijst’ nog € 92.518,17 excl. btw (zijnde € 111.946,98 incl. btw) over zou blijven. [eisers] zou de aanneemsom in termijnen betalen, waarbij de laatste termijn verschuldigd zou zijn bij oplevering van het werk.
2.3.
De werkzaamheden zijn hoofdzakelijk uitgevoerd in de eerste helft van 2021. Partijen kwamen wekelijks bij de woning bijeen om de stand van zaken te bekijken. Partijen verschillen van mening op welk moment is opgeleverd en welke gevolgtrekkingen daaruit getrokken mogen worden.
2.4.
[eisers] is op 1 augustus 2021 in de woning gaan wonen.
2.5.
[eisers] heeft in januari 2022 Perfectkeur ingeschakeld. In aanwezigheid van zowel [eisers] als [gedaagde] heeft Perfectkeur het werk op 21 januari 2022 opgenomen en op 26 januari 2022 een rapport ‘Bevindingen bouwtechnisch consult’ uitgebracht (bijlage 1,11). Aan de hand van een aantal foto’s wordt becijferd dat er € 2.660,00 aan herstelkosten (excl. € 450,00 aan verbeterkosten) gemaakt moeten worden.
2.6.
[eisers] heeft vervolgens [deskundige] (hierna: [deskundige] ) ingeschakeld om over het ‘Geschil betreffende de diverse bouwkundige gebreken’ te rapporteren. [deskundige] heeft op 1 juli 2022 een opname gedaan waarbij [gedaagde] niet aanwezig was. Het rapport dateert van 14 oktober 2022 (bijlage 1,12). In dit rapport wordt het volgende geconcludeerd: “De werkzaamheden zijn met weinig interesse en vakkennis uitgevoerd en vertonen mede hierdoor vele gebreken”. De door deze deskundige berekende schade bestaat voor € 26.814,00 incl. toeslagen en btw uit herstelkosten en voor € 18.532,00 uit gevolgschade, derhalve in totaal uit € 45.346,00 (zie pagina’s 10-11 en bijlage 1 van het rapport van [deskundige] ). Voor zover nodig zal de rechtbank in de beoordeling nader op de schadeposten ingaan.
2.7.
[eisers] heeft ten laste van [gedaagde] conservatoir (derden)beslag laten leggen onder de Belastingdienst, de Rabobank en op een auto van [gedaagde] .

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisers] vorderde aanvankelijk het hierboven door [deskundige] begrote bedrag van € 45.346,00. Nadat hij de houten steldorpels en de hardstenen onderdorpels had laten repareren, stelt hij in plaats van de door [deskundige] daarvoor geraamde kosten ad € 2.217,09 daadwerkelijk € 17.365,45 kwijt te zijn geweest (bijlage 5,24), zodat hij na wijziging van eis het meerdere ad € 15.148,36 extra vordert. Dit voert tot de vordering dat de rechtbank voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. zal verklaren voor recht dat [gedaagde] (toerekenbaar) tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de met [eisers] gesloten aannemingsovereenkomst, als gevolg waarvan [gedaagde] gehouden is de als gevolg daarvan ontstane schade aan [eisers] te vergoeden;
II. [gedaagde] zal veroordelen, binnen zeven dagen na dit vonnis, tot betaling van de door [eisers] geleden en/of nog te lijden schade betreffende een totaalbedrag van € 59.583,10, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het intreden van de schade, te weten het moment dat [gedaagde] had kunnen/moeten opleveren maar dat (ten onrechte) heeft nagelaten, d.d. 1 augustus 2021, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum;
III. [gedaagde] zal veroordelen, binnen zeven dagen na dit vonnis, tot betaling van de kosten van deze procedure, daaronder nadrukkelijk begrepen de beslagkosten, alsmede tot betaling van de door [eisers] gemaakte (buitengerechtelijke) deskundigenkosten ten bedrage van € 2.462,00, alsmede tot betaling van de nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert kort samengevat de volgende verweren:
a. Het werk moet krachtens de algemene voorwaarden door het op 1 augustus 2021 gaan bewonen als opgeleverd worden beschouwd. Dit geldt temeer nu eerdere verzoeken tot oplevering niet werden beantwoord.
b. Als het voorgaande niet geldt, dan heeft oplevering in elk geval plaatsgevonden bij de inspectie door en met Perfectkeur op 21 januari 2022.
c. Het rapport van Perfectkeur kan niet gevolgd worden omdat [gedaagde] bij de opname niet gehoord is.
d. De rapportage van [deskundige] moet buiten beschouwing blijven, omdat reeds opgeleverd was en omdat het geheel eenzijdig is opgesteld. Voorts is onduidelijk op basis van welke informatie het rapport is opgesteld. [deskundige] heeft geen rekening gehouden met het minderwerk.
e. Voor wat betreft de individuele schadeposten stelt [gedaagde] het volgende:
i. dat een aantal door hem hadden kunnen worden verholpen als was ingegaan op zijn verzoek tot oplevering;
ii. voor wat betreft de scheve dekvloer geldt dat als deze niet goed gevonden werd, het onverantwoord was om de toplaag van betonciré er al op aan te brengen, waardoor herstel veel duurder wordt;
iii. voor wat betreft dorpels en isolatie geldt dat [gedaagde] juist geadviseerd heeft om het anders te doen, maar dat [eisers] dat niet wilde; dat dit reden was om die post uit de aanneemopdracht te halen;
iv. Een aantal posten wordt betwist.
in reconventie
3.3.
Partijen zijn het erover eens dat aan laatste facturen en enig meerwerk nog een bedrag van € 11.599,61 openstaat (bijlage 1,7 en 1,8). [gedaagde] vordert als eis in reconventie dit bedrag vermeerderd met handelsrente vanaf de vervaldata van die facturen.
3.4.
[eisers] voert tegen deze vordering verweer. In genoemd restbedrag bevindt zich ook de laatste factuur ad 5% van de aanneemsom ad € 5.597,35 euro bedoeld om ná de oplevering te voldoen. [eisers] stelt dat [gedaagde] heeft geweigerd om op te leveren en erkent daarom nog slechts € 6.002,26 euro verschuldigd te zijn.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Tussen [eisers] en [gedaagde] is een overeenkomst van aanneming van werk gesloten, zoals bedoeld in artikel 7:750 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank zal de verschillende aspecten van de aannemingsovereenkomst voor zover relevant hieronder separaat bespreken.
Is op 1 augustus 2021 opgeleverd?
4.2.
De bouwwerkzaamheden zijn in februari 2021 gestart. Op 1 augustus 2021 heeft [eisers] de woning in gebruik genomen.
4.3.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat de ingebruikname van de woning op 1 augustus 2021 kwalificeert als een oplevering van het werk. In het verlengde daarvan voert [gedaagde] aan te zijn ontslagen van aansprakelijkheid voor alle gebreken die [eisers] ten tijde van de oplevering kende of redelijkerwijs had behoren te ontdekken. [gedaagde] verwijst in dat kader naar artikel 9 leden 4 en 6 van haar algemene voorwaarden.
4.4.
Door [eisers] is onbetwist gesteld dat de verhuizing ingegeven was uit pure noodzaak. [eisers] heeft aangevoerd dat hij enkel is verhuisd, omdat zijn kleine kinderen naar school moesten en de oude woning verlaten diende te worden.
4.5.
Volgens vaste rechtspraak geldt ingebruikneming niet als oplevering, wanneer de opdrachtgever genoodzaakt is de nog niet gereed zijnde woning te gaan bewonen. Van oplevering door ingebruikneming is dan ook geen sprake. Dat klemt temeer nu uit de correspondentie van partijen blijkt dat de woning nog niet gereed was. [gedaagde] informeert immers herhaaldelijk naar de nog openstaande punten, zodat het werk kan worden afgerond.
4.6.
In onderhavige zaak lijkt het erop dat juist [eisers] in eerste instantie de oplevering frustreert. Zo mailt [gedaagde] op 31 mei 2021 (bijlage 2,20): “(…), maar lijkt mij goed om even rond te lopen om de resterende werkzaamheden aan te geven, dan kunnen wij deze oppakken en kunnen we beide onze wegen scheiden”. Op 2 juli 2021 mailt hij (bijlage 2,21): “Verder hoor ik graag of er nog punten zijn die opgepakt dienen te worden, zo niet zouden wij graag de oplevering inplannen zodat dit project afgerond kan worden”.
4.7.
Omdat die oplevering niet volgt, wenst [gedaagde] aanvankelijk dat de laatste ‘opleverfactuur’ ad 5% van de aanneemsom bij de notaris wordt gestort tot zekerheid (mail 2 november 2021, bijlage 1,10). Als dat op praktische bezwaren stuit, sust [gedaagde] de boel door op 9 november 2021 te schrijven (bijlage 1,10): “Wat betreft de oplevering, laten we gewoon volgens wij overeengekomen zijn in contract uitvoeren waarbij jullie zelf die 5% inhouden”. Uit deze mailwisseling volgt dat [gedaagde] op dat moment geen beroep doet op de clausule in de algemene voorwaarden dat het werk door bewoning als opgeleverd mag worden beschouwd. Integendeel, hij stemt ermee in dat de laatste factuur wordt ingehouden totdat daadwerkelijke oplevering heeft plaatsgevonden. Het verweer dat hiermee in strijd is, wordt daarmee verworpen.
Is op 21 januari 2022 opgeleverd?
4.8.
Op 21 januari 2022 vond de opname door Perfectkeur plaats. [gedaagde] stelt subsidiair dat die opname als een oplevering is te beschouwen. Daarvoor wijst hij vooral naar een mail van [eisers] van 19 januari 2022 (bijlage 6,29) met als tekst onder andere: “Komende vrijdag, 21 januari, staat de oplevering van onze woning, te [adres] , gepland”. Op 10 februari 2022 mailt [eisers] (bijlage 7,31): “N.a.v. de oplevering die we op 21 januari jl. samen hebben gedaan in onze woning aan de [adres] te [woonplaats] hebben wij bijgaand rapport ontvangen. (..) Behalve de punten die zijn opgenomen in het rapport hebben wij ook bij je neergelegd dat we graag zien dat het achtergelaten zand in de voortuin wordt opgeruimd”.
4.9.
[eisers] voert tegen de suggestie die uit zijn mails spreekt dat van oplevering sprake is, aan dat hij niet wist wat de juridische inhoud van oplevering inhield. De rechtbank gaat aan dit standpunt voorbij. De belangrijkste reden daarvoor is dat het begrip oplevering in het algemene spraakgebruik niet afwijkt van de juridische inhoud ervan. Het is van algemene bekendheid dat het moment van oplevering een ter beschikking stelling van het werk door de aannemer aan de opdrachtgever inhoudt, waarbij de opdrachtgever het werk kan beoordelen. De geciteerde mail van 10 februari 2021 bevestigt deze aanname doordat [eisers] daarin overwegend aansluit bij het rapport.
4.10.
Hiermee acht de rechtbank het gerechtvaardigd om met het rapport van Perfectkeur van 21 januari 2022 de oplevering als afgerond te beschouwen. Dat door Perfectkeur gebreken zijn geconstateerd welke door [gedaagde] niet zijn hersteld, staat hier los van. De rechtbank zal hierop nog terugkomen onder de bespreking van de schade.
Status van het rapport [deskundige]
4.11.
Het rapport [deskundige] is pas in juli 2022 en zonder medewerking van [gedaagde] opgemaakt. De vraag is of en zo ja, in hoeverre rekening kan worden gehouden met dit rapport in de beoordeling van het geschil. Het antwoord van de rechtbank daarop is: slechts in heel beperkte mate. De reden voor dit antwoord is het volgende.
4.12.
Het moment van oplevering geldt als een belangrijk ijkpunt. In het recht is er behoefte aan zekerheid. Een aannemer moet erop kunnen vertrouwen dat kwesties die kenbaar en zichtbaar zijn, niet eindeloos door kunnen blijven spelen. Zaken die op het moment van oplevering gemeld worden, kunnen worden hersteld of aangepast of eventueel financieel gecompenseerd, waarna partijen van elkaar bevrijd zijn. Alleen over kwesties die ten tijde van de oplevering niet zichtbaar of kenbaar waren, kan na ontdekking ervan worden geklaagd.
4.13.
De opname door Perfectkeur is geheel door [eisers] geïnitieerd en georganiseerd. Ten tijde van die opname woonde [eisers] al vijf maanden in het huis. In die tussentijd heeft hij geen klachten tegenover [gedaagde] geuit, behoudens het gaslek in oktober 2021 dat door [persoon X] is verholpen. Uit de mail van 10 februari 2022 (ook hierboven par. 4.7) leidt de rechtbank af dat [eisers] zich met de inhoud van het rapport van Perfectkeur verenigt. Daardoor mocht [gedaagde] erop vertrouwen dat daarmee de oplevering een feit was. Het door Perfectkeur genoemde bedrag van € 2.660,00 dat nodig is om de bij de oplevering geconstateerde gebreken te herstellen, zal worden toegewezen.
4.14.
Ook in de zes maanden na het rapport van Perfectkeur maakt [eisers] geen enkele klacht aan [gedaagde] kenbaar, behoudens de door Perfectkeur genoemde gebreken. Wel schakelt [eisers] een half jaar later [deskundige] in als nieuwe deskundige. Uit het rapport is onduidelijk in hoeverre [deskundige] op de hoogte was van werk dat niet door [gedaagde] is verzorgd. [gedaagde] klaagt dat er foto’s gebruikt zijn door [deskundige] waar hij niet over beschikt. Ook wijst hij erop dat [eisers] in dat halve jaar zelf werkzaamheden aan de woning heeft verricht of heeft kunnen verrichten waarvoor [gedaagde] niet aansprakelijk is.
4.15.
Het voorgaande rechtvaardigt om het rapport van [deskundige] slechts relevant te achten voor zover daarin gebreken aan het licht worden gebracht die bij de opname door Perfectkeur niet kenbaar en zichtbaar waren, de zogenaamde verborgen gebreken. Dit leidt tot de volgende bespreking.
Verborgen gebreken
Algemeen
4.16.
Voor zover het rapport van Perfectkeur klachten bespreekt, die bij [deskundige] ook aan de orde komen, zal uitgegaan worden van de begroting van Perfectkeur.
4.17.
De rechtbank is het met [gedaagde] eens dat de kostenopstelling in het rapport van [deskundige] moeizaam aansluit bij de besproken klachten. [eisers] heeft in elk geval niet de moeite genomen om per klacht aan te geven welke kosten hij vordert, zodat de rechtbank dat zelf heeft moeten uitzoeken. Eveneens redengevend is de opmerking van [gedaagde] dat het onduidelijk is welke algemene bouwplaats kosten betrekking hebben op welke werkzaamheden. Voorts is onduidelijk welke herstelwerkzaamheden ten grondslag liggen aan de opgevoerde kosten voor stucwerk. De rechtbank zal de algemene kosten naar evenredigheid begroten aan de hand van het totale bedrag aan toe te kennen herstelkosten.
Hardstenen dorpels en onderregels
4.18.
[deskundige] constateert in par. 3.2.6 dat (kort gezegd) tussen hardstenen dorpels en aluminimum kozijnen geen isolator of koudebrugonderbreker is aangebracht. [gedaagde] stelt dat dit niet is overeengekomen. [eisers] vindt dat voor zover dat juist zou zijn, [gedaagde] dit uit zichzelf had moeten voorstellen. Hetzelfde geldt voor de houten onderregels (zijnde het materiaal waarop kozijnen rusten). Ook die zijn volgens [deskundige] niet isolerend aangebracht. De kosten die [deskundige] hiervoor opvoert (niet gespecificeerd) zijn te herleiden tot de posten 10.003 (€ 200), 22.001 (€ 400), 22.002 (€ 300), 22.005 (€ 720), 24 (€ 1.343) en 30 (€ 1.350), derhalve in totaal € 4.313,00 exclusief btw en algemene kosten.
4.19.
[eisers] heeft bij vermeerdering van eis deze posten onder overlegging van een zelf ingevulde begroting (bijlage 5,24) verhoogd tot € 17.365,45 inclusief btw en overige kosten.
4.20.
[gedaagde] voert als verweer dat hij heeft gewaarschuwd voor de nadelen van deze kozijnen. Voorts is volgens hem isolatie van die kozijnen niet overeengekomen.
4.21.
De rechtbank is van oordeel dat goede isolatie onderdeel uitmaakt van de aannemingsovereenkomst. Een aannemer kan in deze tijd niet langer stellen dat goede isolatie geen onderdeel van een bouwwerk uitmaakt, omdat dit niet expliciet zou zijn overeengekomen. [gedaagde] is hier dan ook verantwoordelijk voor. Voorts beschouwt de rechtbank de slechte isolatie van de dorpels en onderregels als een verborgen gebrek. [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd waarvoor hij nu gewaarschuwd heeft en hoe hij dat heeft gedaan. Daarmee acht de rechtbank de door [deskundige] begrote herstelkosten van € 4.313,00 exclusief btw en algemene kosten toewijsbaar.
4.22.
Dat het noodzakelijk was om € 17.365,45 te spenderen ter oplossing van deze gebreken, is onvoldoende aangetoond door [eisers] . Dit naast het feit dat deze gestelde uitgave ook op zichzelf onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank wijst het hoger gevorderde bedrag dan ook af.
Pannendak
4.23.
[deskundige] stelt met verwijzing naar de handleiding van de gebruikte dakpan: Edilions Beauvoise Huguenot, dat deze alleen geschikt is voor daken met een minimale dakhelling van 55 graden zonder onderdak. Verder stelt [deskundige] dat bij daken met een helling van minder dan 25 graden extra voorzieningen dienen te worden getroffen. Omdat het dak van [eisers] slechts 20 graden helt, had een andere dakpan gebruikt moeten worden en hadden aanvullende maatregelen genomen moeten worden om binnendringen van bijvoorbeeld stuifsneeuw te voorkomen. Het enige dat [gedaagde] hier tegenin brengt, is dat het dak na anderhalf jaar nog geen tekenen van lekkage vertoont. De rechtbank acht dit geen afdoende weerlegging van de klacht. Veel gevolgen van gebreken komen pas na jaren aan het licht en zijn tot die tijd ‘verborgen’. Dat neemt niet weg dat het gebreken blijven. De rechtbank is bovendien van oordeel dat dit gebrek niet opgemerkt kan worden bij een gewone opname, zodat het ook in dat opzicht als verborgen wordt beschouwd. De door [deskundige] onder 33 opgevoerde posten ad € 5.988,00 euro zijn toewijsbaar.
Verholen goten
4.24.
In het opleveringsrapport van Perfectkeur is opgenomen dat de leipannen te strak tegen het dakvenster aanliggen en dat de afwerking amateuristisch en niet strak is. Daarmee blijken de verholen goten onderdeel te zijn geweest van de oplevering. Het daarvoor door Perfectkeur begrote bedrag ad € 450,00 is reeds toegewezen. Het hogere door [deskundige] genoemde bedrag (€ 750,00, zie punt 50 in het rapport van [deskundige] ) wordt afgewezen.
Schoorsteen
4.25.
[deskundige] zegt te hebben bevonden dat de loodvervanger aan de voet van de schoorsteen slechts twee centimeter onder de stenen is aangebracht. Dit terwijl volgens hem deze geheel tegen het binnen spouwblad moet worden aangebracht om vochtinslag te voorkomen. [gedaagde] stelt dat de loodvervanger een hele steen diep is aangebracht en biedt daar bewijs van aan. De kosten voor herstel begroot [deskundige] op € 1.300,00 (zie 22.003).
4.26.
De rechtbank stelt vast dat [deskundige] zijn bevinding op dit punt heeft onderbouwd met een foto (bijlage 1,12, blz. 14, foto 4). Op die foto is echter niet te zien hoe diep de loodvervanger is ingevoegd. Doordat betwist wordt dat dit slechts enkele centimeters was, kan niet vastgesteld worden dat dit daadwerkelijk zo weinig en onvoldoende was. Dit betekent dat deze klacht onvoldoende is onderbouwd en de kosten voor herstel daarvan worden afgewezen.
Negge achtergevel
4.27.
Dit gebrek is door Perfectkeur begroot op € 265,00 en is daarmee dus reeds toegewezen.
Loodvervanger balkon en Ventilatie gevelbekleding
4.28.
De rechtbank treft hiervan geen foto’s aan. Evenmin is aangegeven welke bedragen met herstel gemoeid zijn. De posten worden betwist en zullen daarmee als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
Repareren betonciré vloeren
4.29.
Deze post beslaat een bedrag van € 10.991,00 (zie 42.002) en houdt in dat de hele vloer gesloopt en opnieuw gelegd wordt. Zowel [eisers] als [deskundige] voeren aan dat de door [gedaagde] gelegde betonnen afwerkvloer niet correct gelegd is. Ook Perfectkeur bericht hierover. Anders dan [deskundige] acht Perfectkeur slopen of ophogen niet relevant, maar kiest Perfectkeur voor het aanpassen van de weltrede (onderste trede) van de trappen, waarmee een bedrag van € 610,00 zou zijn gemoeid. Daarmee acht de rechtbank dit probleem onderdeel van de oplevering, waarmee ingestemd is, en zal het veel hogere door [deskundige] berekende bedrag worden afgewezen.
Gashaard
4.30.
De rechtbank is van oordeel dat als [gedaagde] een gashaard monteert, dat hij dat volgens de voorschriften van de leverancier moet doen. Door dat niet te doen, is hij aansprakelijk voor de kosten van herstel. Deze worden door [deskundige] niet afzonderlijk begroot. De rechtbank zal de kosten naar redelijkheid en billijkheid schatten op € 300,00 euro.
Scheve wandcontactdozen e.d.
4.31.
De rechtbank is van oordeel dat wandcontactdozen die scheef zitten of niet op dezelfde hoogte, onderwerp horen te zijn van de oplevering. Dat zijn ze kennelijk niet geweest, waardoor dit niet als een verborgen gebrek kan worden aangemerkt. Lege buizen (waar nog een contactdoos aan moet) en een loshangende contactdoos (bij de gashaard), zijn typisch zaken die bij oplevering alsnog worden afgewerkt. Nu dat niet is gebeurd, zullen de daarvoor door [deskundige] begrote kosten van € 250,00 (zie 70.002) worden toegewezen. Het wegwerken van de wandcontactdoos bij de open haard zal worden begroot op € 150,00.
Badkamer en toilet
4.32.
[deskundige] geeft aan dat er twee koud waterleidingen naar de badkamer voeren. Naast dat dit onnodig is, verhindert het ook de mogelijkheid om in de slaapkamer (waar een van die leidingen loopt) vloerverwarming aan te leggen. De rechtbank acht dit geen zodanig gebrek dat het op dit moment veranderd moet worden. Op het moment dat [eisers] besluit om alsnog een vloerverwarming aan te leggen, kan de verwijdering van die onnodige leiding worden meegenomen. De rechtbank schat de kosten hiervan op nihil, zodat deze vordering wordt afgewezen.
4.33.
Voor wat betreft de afvoer van het bad stelt de rechtbank vast dat dit door Perfectkeur als een afwerkgebrek is aangemerkt, waarvoor € 450,00 als verbeterkosten zijn opgevoerd. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen. Voor wat betreft de afvoer van het toilet is de rechtbank van oordeel dat dit geen verborgen gebrek is, zodat daarover te laat geklaagd is.
Resumé en kosten
4.34.
Samenvattend zijn toewijsbaar de begrote bedragen van Perfectkeur van € 2.660,00 en € 450,00. Uit het rapport van [deskundige] zijn toewijsbaar € 4.313,00 (hardstenen dorpels en onderregels), € 5.988,00 (pannendak), € 300,00 (gashaard), € 250,00 (scheve wandcontactdozen) en € 150,00 (wandcontactdoos open haard) hetgeen in totaal uitkomt op € 10.819,00. De rechtbank zal over de toegewezen herstelkosten van [deskundige] een evenredig deel van de algemene kosten (05) toekennen. Het aandeel aan toegekende herstelkosten van € 10.819,00 in de totale gevorderde kosten van € 35.102,00 is 30,82%, zodat de rechtbank 30,82% van de algemene bouwplaatskosten van € 4.900,00, zijnde € 1.510,18 zal toekennen. De herstelkosten vermeerderd met een aandeel in de algemene bouwplaatskosten telt op tot € 12.329,18. [deskundige] heeft op de herstelkosten aanvullende kosten berekend, bestaande uit algemene kosten, winst & risico, verzekering en btw, (zie pagina 6 van het rapport). Dit betreft een verhoging van € 35.102,00 naar € 45.346,00, hetgeen neerkomt op een opslag van 29,18%. Deze opslag dient ook te worden toegevoegd aan het hiervoor begrote bedrag aan herstel- en bouwplaatskosten van € 12.329,18, zodat dit resulteert in een bedrag van € 15.926,83 inclusief btw en kosten.
4.35.
In totaal worden de herstelkosten dan ook begroot op een bedrag van € 19.036,83.
4.36.
Door [eisers] is niet onderbouwd dat hij naast de gevorderde schadevergoeding een zelfstandig belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht, zodat die vordering wordt afgewezen.
Verkeert [gedaagde] in verzuim voor de herstelwerkzaamheden na oplevering?
4.37.
[gedaagde] was aanwezig bij de opname door Perfectkeur en het rapport van Perfectkeur is op 10 februari 2022 door [eisers] met [gedaagde] gedeeld (bijlage 7,31). Daarbij is door [eisers] verzocht om naast de punten als genoemd in het rapport van Perfectkeur ook zorg te dragen voor het opruimen van achtergebleven puin. [gedaagde] heeft hier inhoudelijk op gereageerd middels de e-mail van 12 februari 2022 en daarbij aangegeven dat niet alle gestelde punten gebreken betreffen, maar deels meerwerk (bijlage 2,24). [gedaagde] vraagt hierbij welke concrete punten [eisers] opgelost wenst te zien.
4.38.
De rechtbank begrijpt die e-mailcorrespondentie als volgt. [gedaagde] heeft erkend een aantal gebreken te herstellen en betwist bij de overige punten dat hier sprake is van een gebrek. Desondanks is herstel van de erkende gebreken uitgebleven. [gedaagde] heeft geen argumenten aangevoerd op grond waarvan de werkzaamheden die hij in ieder geval diende te verrichten niet reeds konden worden uitgevoerd, voordat duidelijkheid was over het al dan niet verrichten van de punten die volgens [gedaagde] onder het meerwerk vallen.
4.39.
Nu (ook) de herstelwerkzaamheden voor de erkende gebreken niet door [gedaagde] zijn uitgevoerd, is [gedaagde] daardoor in verzuim vanaf het moment van ontvangst van de rapportage van Perfectkeur. Hiervoor is reeds komen vast te staan dat [gedaagde] de verplichtingen uit hoofde van de aannemingsovereenkomst ook voor de andere punten uit het rapport van Perfectkeur onvoldoende is nagekomen, doordat het betreffende opgeleverde werk gebrekkig was (en dus geen meerwerk betreft), zodat hij ook voor die punten in verzuim verkeert.
4.40.
Ten aanzien van het rapport van [deskundige] overweegt de rechtbank als volgt.
4.41.
[eisers] heeft [gedaagde] op 17 juni 2022 (bijlage 1, 14) en 19 oktober 2022 (bijlage 1,18; na het rapport van [deskundige] ) (opnieuw) gesommeerd de gebreken te herstellen. Door [gedaagde] is hierop gereageerd met de stelling dat de woning lange tijd geleden is opgeleverd en dat hij geen aansprakelijkheid erkent (bijlage 1,20). [gedaagde] is daarna niet inhoudelijk ingegaan op de door [eisers] aangevoerde punten, maar heeft dit pas tijdens de aanhangige procedure gedaan.
4.42.
De rechtbank is van oordeel dat [eisers] uit de mededelingen van [gedaagde] had mogen begrijpen dat [gedaagde] de in het rapport van [deskundige] opgenomen gebreken niet zou herstellen, omdat hij in zijn standpunt volhardde hier niet toe gehouden te zijn. [gedaagde] heeft die gebreken ook nimmer hersteld. Ten aanzien van die gebreken geldt dat [gedaagde] , voor zover is komen vast te staan dat sprake is van een gebrek, in verzuim is komen te verkeren.
4.43.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank ook de wettelijke rente over de toegekende bedragen toewijzen. De wettelijke rente voor de door Perfectkeur begrote kosten is gaan lopen op het moment van ontvangst van het rapport van Perfectkeur, zijnde 10 februari 2022. De wettelijke rente ten aanzien van de door [deskundige] begrote kosten zal de rechtbank toewijzen vanaf het moment van ontvangst van het rapport van [deskundige] door [gedaagde] , zijnde 19 oktober 2022 (bijlage 1,18).
Vervangende schadevergoeding i.p.v. nakoming
4.44.
Voor zover is komen vast te staan dat [gedaagde] in verzuim is met een deugdelijke uitvoering van het aanneemwerk, zoals hiervoor overwogen, zal [gedaagde] , in het licht van de omzettingsverklaring van [eisers] van 18 november 2022 (bijlage 1,21), op grond van artikel 6:87 BW een vervangende schadevergoeding aan [eisers] moeten voldoen. [gedaagde] heeft immers - om hem moverende redenen - geen gebruik gemaakt van de door [eisers] geboden mogelijkheid tot herstel van gebreken. [gedaagde] heeft niet betwist dat de door [eisers] gestelde schadeposten betrekking hebben op vervangende schadevergoeding in de zin van artikel 6:87 BW. De rechtbank heeft aan de hand van de rapporten van Perfectkeur en [deskundige] de omvang van de schadevergoeding begroot op een bedrag van € 19.036,83.
Proceskosten, deskundigenkosten en beslagkosten
4.45.
Aan buitengerechtelijke kosten zijn de kosten voor Perfectkeur ad € 529,00 en voor [deskundige] ad € 1.936,00 toewijsbaar, omdat hun onderzoek nodig was om vast te stellen dat het werk van [gedaagde] gebreken vertoont.
4.46.
[eisers] vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op € 880,49 voor kosten deurwaardersexploten, € 314,00 voor griffierecht en € 614,00 voor salaris advocaat (1,0 punt(en) × € 614,00), totaal € 1.808,49.
4.47.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
4.48.
[gedaagde] vordert betaling van het openstaande bedrag van € 11.599,61. Door [eisers] is verschuldigdheid van een bedrag van € 6.002,26 erkend, zodat dit door de rechtbank zal worden toegewezen.
4.49.
[eisers] betwist verschuldigdheid van het restantbedrag van € 5.597,35. Volgens [eisers] betreft dit de laatste termijn van 5% van de aanneemsom en is deze termijn bij oplevering verschuldigd. Aangezien geen oplevering heeft plaatsgevonden, is die termijn ook niet verschuldigd, aldus nog steeds [eisers] .
4.50.
De rechtbank volgt [eisers] niet in dit verweer. Zoals de rechtbank in conventie reeds heeft geoordeeld heeft oplevering plaatsgevonden op 21 januari 2021, toen Perfectkeur in aanwezigheid van partijen het werk heeft opgenomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eisers] ook de laatste termijn aan [gedaagde] dient te betalen. De rechtbank zal het door [gedaagde] gevorderde bedrag ad € 11.599,61 dan ook toewijzen.
4.51.
[gedaagde] vordert betaling van de hoofdsom vermeerderd met wettelijke handelsrente. Niet gesteld of gebleken is dat sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW, zodat de gevorderde handelsrente niet toewijsbaar is. In plaats daarvan zal de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen.
4.52.
[eisers] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Gelet op de nauwe samenhang met de conventie zullen de proceskosten worden gehalveerd (factor 0,5). Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] als volgt vastgesteld:
- salaris advocaat
614,00
(2,00 punten × factor 0,5 × € 614,00)
Totaal
614,00
4.53.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.54.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eisers] van een schadevergoeding van € 19.036,83, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 3.110,00, met ingang van 10 februari 2022 tot de dag van volledige betaling, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 15.926,83 met ingang van 19 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eisers] van € 2.465,00 voor deskundigenkosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 1.808,49,
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.1 tot en met 5.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 11.599,61, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen, telkens tot de dag van volledige betaling,
5.8.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 614,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.9.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 178,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 92,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eisers] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2024.
MS