ECLI:NL:RBLIM:2024:5076

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
11160280 CV EXPL 24-3045
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming gehuurde wegens ernstige overlast in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woningstichting Heemwonen en twee gedaagden, die als huurders een huurovereenkomst hadden met Heemwonen. De vordering van Heemwonen was gericht op de ontruiming van de woning van de gedaagden wegens ernstige overlast die zij zouden hebben veroorzaakt. De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 2 juli 2024, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. Heemwonen stelde dat de gedaagden tekortgeschoten waren in hun verplichtingen als huurders, met name door een incident in de nacht van 20 op 21 april 2024, waarbij gedaagde 1 de woning van een buurman binnendrong en geweld en bedreigingen heeft geuit.

De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang voor Heemwonen, aangezien de overlast de rust in de buurt verstoorde. De rechter concludeerde dat de gedaagden ernstig tekortgeschoten waren in hun verplichtingen, wat de ontruiming van de woning rechtvaardigde. De kantonrechter wees de vorderingen van Heemwonen toe en stelde de gedaagden in de proceskosten aansprakelijk. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Burgerlijk recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11160280 \ CV EXPL 24-3045
Vonnis in kort geding van 16 juli 2024
in de zaak van
WONINGSTICHTING HEEMWONEN,
gevestigd te Kerkrade,
eiseres,
gemachtigde: mr. P.L.T. Roks,
tegen

1.[gedaagde 1] , en2. [gedaagde 2]

beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. A.J.G. Bisscheroux.
Partijen zullen hierna Heemwonen en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties 1 tot en met 17 (inclusief usb-stick),
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de brief met producties 1 tot en met 4.74. van [gedaagden] ,
- het bericht met productie 18 van Heemwonen,
- de mondelinge behandeling van 2 juli 2024, waarbij namens [gedaagden] een conclusie van antwoord is overgelegd en voorgedragen.

2.De relevante feiten

2.1.
Op 1 augustus 2013 is tussen Heemwonen als verhuurder en [gedaagden] als huurders een huurovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de woonruimte aan de [adres 1] te [plaats 1] (hierna: het gehuurde).
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte van toepassing verklaard. Artikel 6.6 van de algemene bepalingen bepaalt (onder andere):
“Huurder dient er voor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt (…)”
2.3.
Naast het gehuurde bevindt zich de woning, staande en gelegen aan de [adres 2] te [plaats 2] , alwaar de [familie] (hierna: de [familie] ) woonachtig is. Heemwonen is ook verhuurder van deze woning.
2.4.
Heemwonen ontvangt sinds 2019 overlastmeldingen van (onder andere) [gedaagden] en de [familie] met betrekking tot hun gedrag over en weer. Heemwonen heeft [gedaagden] en de [familie] bij brieven van 21 november 2021 kenbaar gemaakt dat zij geen partij is bij dit burenconflict en dat zij toekomstige soortgelijke overlastmeldingen over elkaar niet meer in behandeling zal nemen.
2.5.
In de nacht van 20 en 21 april 2024 heeft er een incident plaatsgevonden in de woning van de [familie] waar [gedaagde 1] bij betrokken was. [naam 1] (hierna: [naam 1] ) heeft aangifte gedaan van mishandeling, huisvredebreuk, vernieling en bedreiging met de dood. [schoonvader] (de schoonvader van [naam 1] ) en [vriend] (vriend van [naam 1] ) hebben aangifte gedaan van mishandeling en bedreiging. [naam 1] heeft op 25 april 2024 opnieuw aangifte gedaan van bedreiging door [gedaagde 1] . [gedaagde 1] is aangehouden en heeft twee dagen in hechtenis gezeten. [gedaagden] hebben op hun beurt ook aangifte van bedreiging gedaan.
2.6.
Heemwonen heeft [gedaagden] bij brief van 24 april 2024 aangeschreven en hen uitgenodigd voor een gesprek bij haar op kantoor om het incident te bespreken. Heemwonen en [gedaagden] hebben op 1 mei 2024 een gesprek gehad. Heemwonen heeft bij brief van 16 mei 2024 aan [gedaagden] medegedeeld dat de huurovereenkomst niet in stand kan blijven en hen in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst zelf op te zeggen. [gedaagden] hebben bij brief van 23 mei 2024 kenbaar gemaakt dat zij de huurovereenkomst niet zelf zullen opzeggen.
2.7.
De [familie] verblijft sinds het incident elders.

3.Het geschil

3.1.
Heemwonen vordert – samengevat – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagden] te veroordelen om binnen 14 dagen weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, de woning te [plaats 1] aan het adres [adres 1] te ontruimen en te verlaten, met alle goederen en al de personen die zijdens [gedaagden] in voormelde woning verblijven en deze woning ter vrije en algehele beschikking van Heemwonen te stellen onder afgifte van de sleutels,
II. [gedaagden] te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen het salaris, de nakosten en de verschotten van de gemachtigde van Heemwonen.
3.2.
Heemwonen stelt ter onderbouwing van haar vorderingen dat [gedaagden] tekortgeschoten zijn in de nakoming van de huurovereenkomst, omdat [gedaagde 1] (met twee of drie onbekende personen) in de nacht van 20 en 21 april 2024 (i) in de woning van de [familie] is binnengedrongen, (ii) fysiek geweld heeft gepleegd richting [naam 1] en (iii) bedreigingen heeft geuit jegens de [familie] (althans jegens [naam 1] ). Heemwonen heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de vernielingen aan de woning van de [familie] buiten beschouwing dienen te worden gelaten, omdat dit niet aan [gedaagden] te wijten is. Heemwonen stelt zich op het standpunt dat [gedaagden] door dit incident in strijd met de huurovereenkomst hebben gehandeld en zich niet als een goed huurders hebben gedragen. Heemwonen voert aan dat deze tekortkoming van voldoende gewicht is op grond waarvan ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure aannemelijk is en in dit kort geding de veroordeling tot ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
3.3.
[gedaagden] betwisten het gevorderde. [gedaagden] concluderen tot afwijzing van de vorderingen van Heemwonen met veroordeling van Heemwonen in de kosten van deze procedure. [gedaagden] betwisten dat zij zijn tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. [gedaagden] voeren, in de kern begrepen, aan dat het incident in de nacht van 20 en 21 april 2024 heeft plaatsgevonden, omdat de [familie] al jarenlang ernstige overlast veroorzaken en agressief gedrag vertonen jegens hen en andere omwonenden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Spoedeisend belang
4.1.1.
Het spoedeisend belang is niet betwist en vloeit ook voort uit de aard van de vordering. Heemwonen heeft betoogd dat er in de nacht van 20 en 21 april 2024 een incident heeft plaatsgevonden in de naastgelegen woning van de [familie] en dat zij als verhuurder de verplichting heeft om de rust in de buurt te laten terugkeren teneinde haar andere huurders het rustig woongenot te verschaffen. Heemwonen heeft haar spoedeisend belang daarmee voldoende aannemelijk gemaakt.
4.2.
Ontruiming van de woning
4.2.1.
De kantonrechter stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of op grond van een gestelde tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst als voorlopige voorziening in kort geding een vordering tot een zeer ingrijpende maatregel als ontruiming kan worden toegewezen, terughoudendheid dient te worden betracht, gelet op de waarborgen waarmee de wet de rechten van huurders van woonruimte omkleedt. Daarbij komt dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een diepgaand onderzoek naar bestreden feiten. Voor toewijzing van een dergelijke vordering zal dan ook slechts plaats zijn indien in hoge mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter, zo het geschil aan hem wordt voorgelegd, de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst zal toewijzen, terwijl het bovendien moet gaan om een zodanig ernstige tekortkoming dat de beslissing in de bodemzaak niet kan worden afgewacht.
4.2.2.
In onderhavige zaak staat de vraag centraal of Heemwonen het incident in de nacht van 20 en 21 april 2024 voldoende aannemelijk heeft gemaakt en als dat het geval is, of voldoende aannemelijk is dat [gedaagden] daardoor zodanig ernstig tekortgeschoten zijn dat deze tekortkoming in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst en, daarop vooruitlopend in dit kort geding, de veroordeling tot ontruiming van het gehuurde, rechtvaardigt.
4.2.3.
Ten aanzien van de beantwoording van de vraag of voldoende aannemelijk is dat het incident in de nacht van 20 en 21 april 2024 heeft plaatsgevonden, overweegt de kantonrechter als volgt. Vaststaat dat [gedaagde 1] de woning van de [familie] is binnengedrongen. [gedaagde 1] heeft dit tijdens de mondelinge behandeling erkend. Hoewel niet vaststaat dat [gedaagde 1] de woning zelf met geweld is binnengedrongen – volgens [gedaagden] hebben derden zich met geweld toegang tot de woning van de [familie] verschaft –, neemt dit niet weg dat [gedaagde 1] in de woning van de [familie] is geweest zeer kort nadat andere mensen die woning met geweld zijn binnengedrongen. Daarvoor bestaat geen enkele rechtvaardiging. Vaststaat ook dat [gedaagde 1] bedreigingen heeft geuit jegens [naam 1] . Dit blijkt namelijk uit de overgelegde videobeelden. Daarbij is de kantonrechter van oordeel dat ook voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde 1] fysiek geweld heeft gepleegd jegens [naam 1] . [gedaagde 1] heeft dit tijdens de mondelinge behandeling in voldoende mate erkend en uit de aangifte van [gedaagde 2] van 1 mei 2024 blijkt ook dat zij bevestigt dat [gedaagde 1] fysiek geweld heeft gepleegd jegens [naam 1] . De stelling van [gedaagden] dat [gedaagde 1] en [naam 1] over en weer fysiek geweld jegens elkaar hebben gepleegd of dat slechts sprake zou zijn van een schermutseling, waarin beide partijen hun aandeel hebben, maakt het vorenstaande niet anders.
4.2.4.
In navolging van het hiervoor overwogene, oordeelt de kantonrechter dat daarmee voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde 1] in de nacht van 20 en 21 april 2024 (i) de woning van de [familie] is binnengedrongen en (ii) fysiek geweld heeft gepleegd jegens [naam 1] en (iii) bedreigingen jegens hem heeft geuit. [gedaagden] zijn daarmee ernstig tekortgeschoten in de op hun rustende verplichtingen als huurders door zich (gelet op het incident) niet als goed huurders te gedragen. Dat geldt niet alleen voor [gedaagde 1] , maar ook voor [gedaagde 2] , nu zij beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gedragingen van [gedaagde 1] , hetgeen overigens door hen ook niet is betwist.
4.2.5.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen gediscussieerd over de vraag of de [familie] inderdaad, zoals [gedaagden] vermoeden, op korte termijn een andere woning verkrijgt. [gedaagden] vragen zich af welk belang Heemwonen dan nog heeft bij haar vordering tot ontruiming jegens hen. Heemwonen heeft aangegeven dat er mogelijk een passende, andere woning voor de [familie] beschikbaar zal komen, maar dat het nog onduidelijk is of dit daadwerkelijk en binnen welke termijn doorgang zal vinden. De kantonrechter is van oordeel dat in het midden kan blijven hoe concreet de mogelijke verhuizing van de [familie] op dit moment is, omdat deze omstandigheid niets afdoet aan de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst aan de zijde van [gedaagden] Die tekortkoming wordt immers door een (eventueel) vertrek van de [familie] naar een andere woning niet gerepareerd.
4.2.6.
[gedaagden] voeren ook het verweer dat pas sprake kan zijn van ontbinding van een huurovereenkomst op grond van wanprestatie en het daaraan verbonden gevolg van ontruiming als sprake is van
structureleernstige overlast. De kantonrechter overweegt als volgt. De kantonrechter begrijpt dat in bepaalde situaties van overlast het van belang is of de gestelde overlast structureel plaatsvindt. In dat soort situaties moet gekeken worden naar de omvang en frequentie van het overlastgevende gedrag. In het onderhavige geval ligt dat anders, omdat sprake is van een zodanig ernstig incident dat niet meer van belang is dat (gelukkigerwijs) een structureel karakter ontbreekt.
4.2.7.
Het door [gedaagden] ingenomen standpunt dat de [familie] gedurende een aantal jaren juist degenen zijn die overlast veroorzaken in de buurt, vormt evenmin een rechtvaardiging om niet tot ontruiming over te gaan. De kantonrechter ziet op basis van het procesdossier ook dat er een slepend burenconflict bestaat tussen [gedaagden] en de [familie] , maar dat neemt niet weg dat [gedaagde 1] op een volstrekt andere manier had moeten handelen dan hij heeft gedaan. Gelet op de ernst van het incident gaat de kantonrechter ook voorbij aan de (andere) door [gedaagden] gevoerde verweren dat de [familie] Heemwonen niet heeft verzocht om in actie te komen tegen [gedaagden] en dat Heemwonen niet het evenredigheids- en subsidiariteitsbeginsel in acht zou hebben genomen.
4.2.8.
De kantonrechter concludeert dat de tekortkoming zodanig ernstig is dat in hoge mate aannemelijk is dat deze in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt en, daarop vooruitlopend in dit kort geding, de veroordeling tot ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter merkt hierbij op dat hij ook oog gehad heeft voor de belangen van de kinderen van [gedaagden] , maar dat alle omstandigheden in ogenschouw nemende de aard en ernst van het incident de weegschaal in dit geval toch laten doorslaan in het voordeel van Heemwonen. De kantonrechter stelt de ontruimingstermijn daarbij op 14 dagen, omdat hij aanneemt dat sprake is van een verschrijving in het petitum van de dagvaarding, zoals geciteerd onder rechtsoverweging 3.1 van dit vonnis.
4.2.9.
De kantonrechter begrijpt dat deze uitkomst voor [gedaagden] teleurstellend is en, zoals ook door [gedaagde 1] tijdens de mondelinge behandeling werd aangevoerd, onrechtvaardig zal voelen, omdat het daarmee lijkt alsof de [familie] (althans [naam 1] ) geen bijdrage aan het incident zou hebben gehad en daarmee wegkomt. De kantonrechter wil dat beeld nuanceren, omdat hem ook uit de overgelegde producties en de videobeelden is gebleken dat [naam 1] zich bij en voorafgaand aan dit incident zeker niet onbetuigd heeft gelaten. [naam 1] , samen met zijn schoonvader, heeft [gedaagde 2] proberen uit te lokken en ook bedreigingen geuit jegens [gedaagden] Het komt de kantonrechter, zoals Heemwonen ter zitting ook al heeft aangekondigd, voor dat Heemwonen onderzoek zal doen naar de rol van [naam 1] bij dit conflict en dat Heemwonen, indien nodig, op basis daarvan passende maatregelen zal nemen.
4.3.
Proceskosten
4.3.1.
[gedaagden] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Heemwonen worden begroot op:
  • kosten van de dagvaarding € 137,47
  • griffierecht € 130,00
  • salaris gemachtigde € 814,00
  • nakosten
totaal € 1.216,47

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning te [plaats 1] aan het adres [adres 1] te ontruimen en te verlaten, met alle goederen en al de personen die zijdens [gedaagden] in voormelde woning verblijven en deze woning ter vrije en algehele beschikking van Heemwonen te stellen onder afgifte van de sleutels,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van € 1.216,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [gedaagden] ook de kosten van betekening betalen,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024.
FL