Uitspraak
handelend onder de naam [handelsnaam],
1.De procedure
2.De feiten
(…)De toewijzingseisen verschillen per woonruimte. Uiteraard dien je een passend bruto jaarinkomen te hebben, wij streven naar minimaal 3.5 x de kale jaarhuur.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 26 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, die zich als kandidaat-huurder had gemeld bij een verhuurmakelaar, en de gedaagde verhuurmakelaar. De eiser vorderde onder andere schadevergoeding en dwangsommen, maar trok ter zitting zijn spoedeisend belang in, wat leidde tot afwijzing van zijn vorderingen. De eiser had zich aangemeld voor verschillende huurwoningen, maar de verhuurmakelaar had hem niet als kandidaat-huurder in overweging genomen, omdat de verhuurders de voorkeur gaven aan expats of mensen met een vast dienstverband. De eiser stelde dat dit onrechtmatig was en dat hij materiële en immateriële schade had geleden.
De kantonrechter oordeelde dat de eiser geen spoedeisend belang had bij de gevorderde schadevergoeding, wat een vereiste is in kort geding. Bovendien was de vordering niet als voorschot geformuleerd, wat ook een reden was voor afwijzing. De rechter benadrukte dat een geldvordering in kort geding alleen kan worden toegewezen als deze voldoende aannemelijk is en er sprake is van een grote mate van spoedeisendheid. De vorderingen tot dwangsommen werden eveneens afgewezen, omdat deze niet als bijkomende veroordeling aan een hoofdveroordeling waren gekoppeld, wat in strijd is met de wet.
Uiteindelijk werd de eiser veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de gedaagde, omdat hij in het ongelijk was gesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en onderstreept de strikte eisen die gelden voor vorderingen in kort geding, vooral als het gaat om geldvorderingen en dwangsommen.