ECLI:NL:RBLIM:2024:4972

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
C/03/323514 HA ZA 23-467
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige uitlatingen in een Facebookgroep met schadevergoeding en proceskosten

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een vennootschap onder firma, hierna te noemen [eiseres], en een gedaagde, hierna te noemen [gedaagde]. [Eiseres] heeft een online platform dat zich richt op rouw en uitvaart, terwijl [gedaagde] als toeleverancier van uitvaartbelettering werkzaam is. De zaak is ontstaan uit onrechtmatige uitlatingen die [gedaagde] heeft gedaan in een besloten Facebookgroep, waar beide partijen lid van waren. [Eiseres] heeft in een kort geding eerder dit jaar al gelijk gekregen, waarbij de voorzieningenrechter oordeelde dat de uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig waren en hem heeft veroordeeld tot rectificatie en het verwijderen van de uitlatingen.

In de huidige procedure vordert [eiseres] een verklaring voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door haar geleden schade, die zij toeschrijft aan de lasterlijke uitlatingen van [gedaagde]. [Eiseres] stelt dat deze uitlatingen hebben geleid tot het beëindigen van opdrachten en het opzeggen van abonnementen, wat heeft geresulteerd in financiële schade. [Gedaagde] betwist onrechtmatig te hebben gehandeld en verzoekt om afwijzing van de vordering.

De rechtbank oordeelt dat de uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig zijn en dat [eiseres] aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade heeft geleden als gevolg van deze uitlatingen. De rechtbank wijst de vordering van [eiseres] toe en verklaart [gedaagde] aansprakelijk voor de schade, die nader moet worden vastgesteld in een schadestaatprocedure. Tevens wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/323514 / HA ZA 23-467
Vonnis van 31 juli 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. J.E. Polet,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [handelsnaam],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. F.A. Dronkers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de zijdens [gedaagde] ingezonden productie
- de akte houdende eiswijziging en nadere producties
- de mondelinge behandeling van 9 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een vennootschap onder firma, opgericht op 7 mei 2020, met als vennoten [vennoot 1] en [vennoot 2] . [eiseres] exploiteert een online platform met informatie op het gebied van rouw en uitvaart. Het platform is erop gericht om ondernemingen die in verband staan tot uitvaarten (van bloemen tot grafstenen tot uitvaartondernemingen zelf) in contact te brengen met elkaar en met consumenten. Voorts wordt een glossy magazine genaamd “ [naam magazine] ” uitgegeven en produceert [eiseres] bedrijfsvideo’s.
2.2.
[gedaagde] was via een eenmanszaak genaamd [handelsnaam] , werkzaam als toeleverancier van uitvaartbelettering. In de praktijk hield dat in dat zijn echtgenote in opdracht aluminimum plaatjes bedrukt met de naam van de overledene, welk plaatje op de kist wordt aangebracht. Daarnaastverzorgt [gedaagde] als geïnteresseerde, zonder winstoogmerk, een podcast genaamd “ [naam podcast] ” waarin interviews plaatsvinden met ondernemers uit de [naam facebookgroep] . [gedaagde] heeft ook een podcast met [vennoot 2] van [eiseres] gemaakt en gepubliceerd.
2.3.
Partijen zijn enige tijd lid geweest van een besloten Facebookgroep genaamd “ [naam facebookgroep] ”. Daarbij zijn naar zeggen van [eiseres] zo’n 6.000 ondernemers aangesloten. [gedaagde] heeft zich in diverse berichten binnen deze Facebookgroep negatief uitgelaten over [eiseres] . De beheerder van deze Facebookgroep heeft daarna deelname van [eiseres] aan de groep geblokkeerd. Naar zeggen van [eiseres] omdat [gedaagde] goed bevriend was met die beheerder.
2.4.
[eiseres] heeft in verband met de uitlatingen van [gedaagde] bij deze rechtbank een kort geding aanhangig gemaakt. Bij vonnis van 30 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter de uitlatingen van [gedaagde] binnen de Facebookgroep tegenover [eiseres] onrechtmatig geoordeeld. [gedaagde] is veroordeeld tot het publiceren van een rectificatie in de Facebookgroep, het verwijderen van de uitingen over [eiseres] van internet of een ander openbaar medium en het onthouden van onrechtmatige uitlatingen over [eiseres] . Dit alles op straffe van een dwangsom.
2.5.
Ter voldoening aan het kortgeding vonnis heeft [gedaagde] diverse posts verwijderd en een rectificatie met de volgende tekst in de Facebookgroep gepubliceerd:”
“In deze Facebookgroep heb ik diverse posts omtrent [eiseres] en vennoot [vennoot 2] geplaatst, waarin ik onder meer heb beweerd:
- dat [eiseres] zich bedient van onderwereldprakijken;
- dat de vennoten van [eiseres] charlatans zijn.
Ook heb ik iedereen in de Facebookgroep ‘ [naam facebookgroep] ’ en de Politieacademie opgeroepen geen zaken met [eiseres] te doen.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 30 januari 2023 geoordeeld:
- dat voor deze beweringen onvoldoende feitelijke basis bestaat,
- dat ik daarmee de eer en goede naam van [eiseres] heb aangetast, en
- dat ik aldus onrechtmatig heb gehandeld.
De voorzieningenrechter heeft mij veroordeeld tot deze rectificatie.”
2.6.
Tussen partijen is in discussie of [gedaagde] volledig heeft voldaan aan de veroordelingen in het kortgeding vonnis of dat hij dwangsommen heeft verbeurd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] stelt als gevolg van lasterlijke uitlatingen van [gedaagde] schade te hebben geleden omdat opdrachten tot hethet vervaardigen van productvideos zijn beëindigd en abonnementen zijn opgezegd, waardoor weer advertenties zijn misgelopen.
3.2.
Ter voorkoming van een door de rechter gesuggereerde bewijsopdracht over de vraag of er daadwerkelijk verband bestaat tussen de genoemde schade en de uitlatingen van [gedaagde] , heeft [eiseres] tijdens de zitting de vordering tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding en de betaling van buitengerechtelijke kosten ingetrokken, zulks mede gelet op het feit dat zij niet verwacht dat [gedaagde] enig verhaal biedt. Na deze vermindering vordert [eiseres] alleen nog een verklaring voor recht dat [gedaagde] op grond van een onrechtmatige daad tegenover [eiseres] aansprakelijk is voor de door haar geleden schade nader op te maken bij staat en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Hij betwist onrechtmatig te hebben gehandeld en [eiseres] daarmee schade te hebben berokkend. Hij wil dat de vordering wordt afgewezen met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat door de eisvermindering van [eiseres] in deze procedure alleen nog maar aan de orde is de vraag of [gedaagde] tegenover [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld en of voldoende aannemelijk is dat zij als gevolg daarvan schade heeft geleden. Want alleen in dat geval bestaat grond voor verwijzing naar de schadestaat procedure.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de door [eiseres] gestelde en onderbouwde feiten en omstandigheden de conclusie rechtvaardigen dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld. Dit oordeel is gebaseerd op de volgende overwegingen.
4.3.
De voorzieningenrechter heeft in het kortgeding vonnis van 30 januari 2024 geoordeeld dat verschillende uitlatingen van [gedaagde] in de Facebookgroep tegenover [eiseres] als onrechtmatig hebben te gelden. Zij komt na een gedegen beoordeling van de standpunten van partijen tot de conclusie dat voldoende aannemelijk is dat de besproken beweringen van [gedaagde] schadelijk zijn voor de goede naam van [eiseres] terwijl onvoldoende aannemelijk is dat sprake is van een ernstige misstand die door [gedaagde] aan de kaak gesteld moet worden. De voorzieningenrechter heeft het belang van [eiseres] om verschoond te blijven van ongefundeerde beschuldigingen aan haar adres belangrijker geacht dan de vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] .
4.4.
De rechtbank onderschrijft de motivering en het oordeel van de voorzieningenrechter in het kortgeding vonnis ten aanzien van de onrechtmatigheid van de uitlatingen van [gedaagde] in de Facebookgroep en maakt die overwegingen tot de hare. In deze procedure hebben partijen geen andere (nieuwe) feiten, omstandigheden of stellingen aangevoerd die nopen tot een ander oordeel. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank daarom ook blijft bij de conclusie dat de uitlatingen van [gedaagde] in de Facebookgroep onrechtmatig zijn. De gevorderde verklaring voor recht is dan ook toewijsbaar.
4.5.
De gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure is eveneens toewijsbaar. Voor een dergelijke verwijzing is het namelijk voldoende dat aannemelijk is dat [eiseres] als gevolg van de onrechtmatige uitlatingen schade heeft geleden. Dat is het geval (onverminderd dat in een eventuele schadestaat procedure het hierboven genoemde verband wellicht bewezen moet worden). [eiseres] heeft onderbouwd gesteld dat klanten vanwege de uitlatingen van [gedaagde] hun zakelijke relatie met [eiseres] hebben beëindigd en potentiële klanten hebben afgezien van het gebruik van de diensten van [eiseres] . [gedaagde] heeft in de Facebookgroep opgeroepen om [eiseres] te boycotten en niet met hen in zee te gaan. Het is aannemelijk dat als gevolg hiervan klanten hebben opgezegd of opdrachten niet hebben laten doorgaan. Verder heeft [eiseres] onderbouwd gesteld dat zij opdrachten van [naam 1] en [naam 2] is misgelopen. De betwisting door [gedaagde] van de geloofwaardigheid van deze opdrachten en opzeggingen doet niet af aan de aannemelijkheid van schade.
4.6.
Omdat de verminderde vorering toewijsbaar is zal [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de proceskosten (inclusief nakosten). Voor wat betreft het te vergoeden griffierecht en het salaris advocaat zal aangesloten worden bij de tarieven die van toepassing zijn als de vordering van aanvang af lager was geweest. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
110,55
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2,00 punten × € 614,--)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.192,55

5.Beslissing

De rechtbank,
5.1.
Verklaart voor recht dat [gedaagde] uit hoofde van onrechtmatige daad tegenover [eiseres] aansprakelijk is voor de [eiseres] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.192,55, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend
5.3.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.
CB