ECLI:NL:RBLIM:2024:4935

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
11055232 \ CV EXPL 24-1928
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schadevergoeding uit aannemingsovereenkomst met gebreken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 24 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over een aannemingsovereenkomst. [eiser] vorderde schadevergoeding van [gedaagde] wegens tekortkomingen in de uitvoering van stucwerkzaamheden aan zijn woning. De partijen hadden in april 2021 een overeenkomst gesloten waarbij [gedaagde] zich verplichtte om deze werkzaamheden uit te voeren. [eiser] heeft in totaal € 25.352,50 betaald, maar constateerde dat het geleverde werk gebreken vertoonde. Ondanks dat [gedaagde] de gelegenheid kreeg om deze gebreken te verhelpen, heeft hij dit nagelaten. Hierdoor heeft [eiser] zijn aanspraak op herstel omgezet in een vordering tot schadevergoeding van € 22.157,80, plus bijkomende kosten van een deskundigenrapport en buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering van [eiser] niet werd betwist door [gedaagde], die na uitstel niet meer op de dagvaarding heeft gereageerd. De rechter heeft de hoofdsom van € 23.145,16 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.217,81 toegewezen, wat resulteert in een totaalbedrag van € 24.362,97. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.524,84. De wettelijke rente over de hoofdsom en de proceskosten is eveneens toegewezen, met de bepaling dat deze rente ingaat op respectievelijk 29 januari 2024 en na veertien dagen na aanschrijving. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11055232 \ CV EXPL 24-1928
Vonnis van 24 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. J.E. Kettler,
tegen
[gedaagde] ,voorheen h.o.d.n.
[handelsnaam],
wonende [adres] ,
[woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R.R.J.W Delsing.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
een bedrag van € 23.145,16 aan schadevergoeding
te vermeerderen met wettelijke rente
een bedrag van € 1.217,81 aan buitengerechtelijke kosten
de kosten van de procedure, te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten.
2.2.
Ter onderbouwing van zijn vordering voert [eiser] (samengevat) het volgende aan.
Partijen hebben in april 2021 een aannemingsovereenkomst gesloten op grond waarvan [gedaagde] zich verplichte stucwerkzaamheden te verrichten aan de woning van [eiser] . [eiser] heeft in totaal een bedrag van € 25.352,50 inclusief btw betaald aan [gedaagde]
2.3.
[gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Het door [gedaagde] geleverde werk vertoont verschillende gebreken. [gedaagde] is in de gelegenheid gesteld om de door [eiser] geconstateerde gebreken te verhelpen, maar heeft dit niet gedaan. [eiser] stelt inmiddels geen prijs meer op herstel van gebreken door [gedaagde] , maar heeft bij brief van 12 januari 2024 zijn aanspraak op herstel omgezet in een vordering tot het betalen van een vervangende schadevergoeding groot € 22.157,80. Daarnaast maakt [eiser] aanspraak op vergoeding van de door gemaakte kosten van het deskundigenrapport van € 987,36. Voorts stelt [eiser] dat [gedaagde] aan hem een vergoeding van € 1.217,81 voor buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw verschuldigd is.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde] heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord. De vordering ten aanzien de hoofdsom staat daarom als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
3.2.
De gevorderde vergoeding van wettelijke rente, waartegen geen verweer is gevoerd, ligt ook voor toewijzing gereed.
3.3.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Het verzuim is op of na 1 juli 2012 ingetreden. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiser] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. [eiser] heeft vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat [eiser] geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 1.217,81 toegewezen.
3.4.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
23.145,16
- buitengerechtelijke incassokosten
1.217,81
+
totaal
24.362,97
3.5.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,84
- griffierecht
706,00
- salaris gemachtigde
543,00
(1,00 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.524,84
3.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 24.362,97, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 23.145,18, met ingang van 29 januari 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.524,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.V.L. Heuts en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.
type: JEC