Uitspraak
[handelsnaam],
1.De procedure
- het verzoek om uitstel van [gedaagde] .
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 24 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over een aannemingsovereenkomst. [eiser] vorderde schadevergoeding van [gedaagde] wegens tekortkomingen in de uitvoering van stucwerkzaamheden aan zijn woning. De partijen hadden in april 2021 een overeenkomst gesloten waarbij [gedaagde] zich verplichtte om deze werkzaamheden uit te voeren. [eiser] heeft in totaal € 25.352,50 betaald, maar constateerde dat het geleverde werk gebreken vertoonde. Ondanks dat [gedaagde] de gelegenheid kreeg om deze gebreken te verhelpen, heeft hij dit nagelaten. Hierdoor heeft [eiser] zijn aanspraak op herstel omgezet in een vordering tot schadevergoeding van € 22.157,80, plus bijkomende kosten van een deskundigenrapport en buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter oordeelde dat de vordering van [eiser] niet werd betwist door [gedaagde], die na uitstel niet meer op de dagvaarding heeft gereageerd. De rechter heeft de hoofdsom van € 23.145,16 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.217,81 toegewezen, wat resulteert in een totaalbedrag van € 24.362,97. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.524,84. De wettelijke rente over de hoofdsom en de proceskosten is eveneens toegewezen, met de bepaling dat deze rente ingaat op respectievelijk 29 januari 2024 en na veertien dagen na aanschrijving. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.