ECLI:NL:RBLIM:2024:4918

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
10965043 \ CV EXPL 24-1144
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake betaling van openstaande facturen en buitengerechtelijke incassokosten in het kader van een distributieovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 24 juli 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en [gedaagde]. [eiseres] heeft bemiddeld bij de totstandkoming van een distributieovereenkomst tussen [gedaagde] en een derde partij en vordert betaling van openstaande facturen. De vordering betreft een totaalbedrag van € 16.285,94, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] aan [eiseres] een bedrag van € 15.000,00 exclusief btw verschuldigd is voor de verleende diensten, en dat er een hoofdsom van € 14.230,58 resteert na verrekening van een door [gedaagde] gedane betaling en een bedrag dat [eiseres] aan [gedaagde] verschuldigd is.

De kantonrechter heeft de wettelijke handelsrente tot en met 8 mei 2024 toegewezen, evenals buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 760,78. De totale vordering van [eiseres] is toegewezen, inclusief proceskosten van € 2.338,22 die [gedaagde] moet betalen. De rechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van in totaal € 16.129,41, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 9 mei 2024. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10965043 \ CV EXPL 24-1144
Vonnis van 24 juli 2024
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
vertegenwoordigd door [naam] , CFO van [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek, tevens akte houdende vermeerdering van eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft voor [gedaagde] bemiddeld bij de totstandkoming van een distributieovereenkomst tussen [gedaagde] en een derde partij.
2.2.
[eiseres] heeft aan [gedaagde] op 26 mei 2023 via e-mail bericht:
Zoals vorige week telefonisch besproken zal [eiseres] in totaal EUR 15,000 ex BTW in rekening brengen als compensatie voor haar bijdrage in de totstandkoming van het contract tussen [derde-partij] (…) en [gedaagde] (…) Deze compensatie zal in 6 gelijke termijnen in rekening worden gebracht van 1 juni tot 1 december 2023.
2.3.
[gedaagde] heeft hierop op 25 mei 2023 via e-mail geantwoord:
Dit is akkoord en conform onze afspraak. (…)
2.4.
[eiseres] heeft [gedaagde] voor deze bemiddeling facturen gestuurd, maar die heeft [gedaagde] op één na niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na vermeerdering van eis - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 16.285,94, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert [eiseres] (samengevat) het volgende aan. [eiseres] heeft bemiddeld bij de totstandkoming van een distributieovereenkomst tussen [gedaagde] en een derde partij. Voor deze bemiddeling is een vergoeding overeengekomen van € 18.500,00 inclusief btw (de kantonrechter begrijpt: € 18.150,00). De betaling van dit bedrag zou in zeven gelijke termijnen geschieden van elk € 2.592,86. Bij dagvaarding heeft [eiseres] aanvankelijk 3 openstaande facturen van totaal € 7.715,58 gevorderd. Na eisvermeerdering in de conclusie van repliek vordert [gedaagde] in totaal 6 openstaande facturen van elk € 2.592,86, in totaal € 15.557,16. Hierop strekt in mindering een bedrag van € 1.326,58 inclusief btw dat [eiseres] nog aan [gedaagde] verschuldigd is. Daardoor resteert een hoofdsom van € 14.230,58.
3.3.
Daarnaast stelt [eiseres] dat [gedaagde] aan haar de wettelijke handelsrente verschuldigd is. [eiseres] berekent de wettelijke handelsrente tot en met 8 mei 2024 op € 1.138,05. Voorts stelt [eiseres] dat [gedaagde] aan haar een vergoeding van € 917,31 voor buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd.
3.4.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] erkent dat zij 1 klant via [eiseres] heeft gekregen, maar geeft aan dat de omzet vanuit deze klant erg laag is. Daarnaast is [gedaagde] van mening dat de door [eiseres] in rekening gebrachte kosten voor de bemiddeling te hoog zijn. [gedaagde] acht een bedrag van € 5.000,00 exclusief btw (zijnde € 6.050,00 inclusief btw) reëel. Rekening houdend met het reeds betaalde bedrag van € 2.592,00, is [gedaagde] bereid tot betaling van een bedrag van € 3.458,00 inclusief btw.
3.5.
Op de eisvermeerdering van [eiseres] bij conclusie van repliek heeft [gedaagde] geen verweer meer gevoerd.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de vaststaande feiten volgt dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] aan [eiseres] € 15.000,00 ex btw verschuldigd is voor haar diensten. Van eventuele voorbehouden ten aanzien van de omzet uit deze overeenkomst is geen sprake. Daarmee staat vast dat [gedaagde] aan [eiseres] voor haar bemiddeling een vast bedrag van € 15.000,00 exclusief btw, zijnde € 18.150,00 inclusief btw, verschuldigd is.
4.2
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] eenmaal € 2.592,86 inclusief btw aan [eiseres] heeft betaald. Eveneens staat vast dat [eiseres] € 1.326,58 inclusief btw aan [gedaagde] is verschuldigd. [eiseres] heeft dit bedrag op haar vordering in mindering gebracht.
4.3.
Daarmee komt de nog openstaande hoofdsom van [eiseres] uit op € 14.230,58. De vordering van € 14.230,58 is aldus toewijsbaar.
4.4.
[gedaagde] heeft geen zelfstandig verweer gevoerd tegen de tot en met 8 mei 2024 berekende wettelijke handelsrente van € 1.138,05, zodat deze zal worden toegewezen. De daarnaast gevorderde wettelijke handelsrente met ingang van 8 mei 2024 over de openstaande hoofdsom zal worden toegewezen met ingang van 9 mei 2024. Er is geen grond om over 8 mei 2024 twee keer wettelijke handelsrente toe te wijzen.
4.5.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Voor de hoogte hiervan hanteert [eiseres] de staffel zoals opgenomen in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen tot een bedrag van € 760,78, passend bij de in de dagvaarding gevorderde hoofdsom van € 7.715,58. Bij eisvermeerdering in repliek zijn de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten weliswaar verhoogd naar € 917,31, namelijk ook ten aanzien van de 3 latere openstaande facturen. [eiseres] heeft echter niet gesteld dat voor het innen van deze facturen ook daadwerkelijk buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
14.230,58
- wettelijke handelsrente
1.138,05
- buitengerechtelijke incassokosten
760,78
+
Totaal
16.129,41
4.7.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
116,22
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.338,22

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 16.129,41, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over de openstaande hoofdsom van € 14.230,58, met ingang van 9 mei 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.338,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.
VC