ECLI:NL:RBLIM:2024:4894

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
ROE 24 / 3631 en ROE 24 / 3632
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening en ongegrondverklaring beroep inzake sluiting bedrijfspand op basis van Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 25 juli 2024, wordt het verzoek van eiseres om een voorlopige voorziening afgewezen en het beroep ongegrond verklaard. Eiseres, een tuincentrum, had bezwaar gemaakt tegen de sluiting van haar bedrijfspand door de burgemeester van Heerlen op grond van de Opiumwet. De burgemeester had op basis van een bestuurlijke rapportage van de politie vastgesteld dat er aanwijzingen waren voor illegale hennepteelt in het pand. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting kon besluiten, gezien de aangetroffen goederen die bestemd waren voor de professionele hennepteelt. Eiseres had aangevoerd dat de sluiting niet noodzakelijk en evenredig was, vooral vanwege de gevolgen voor de aanwezige vissen en de financiële impact op haar bedrijf. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van de openbare orde en dat de burgemeester niet verplicht was om met minder ingrijpende maatregelen te volstaan. De rechter stelt vast dat de burgemeester voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de voorhanden voorwerpen bestemd waren voor de illegale hennepteelt en dat de sluiting van het pand gerechtvaardigd was. Eiseres krijgt een termijn van zes weken om de aanwezige aquariums met vissen op een diervriendelijke wijze te verplaatsen voordat de sluiting in werking treedt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/3631 en ROE 24/3632

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juli 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.F.J. Bergmans en mr. J. McKernan),
en

de Burgemeester van de gemeente Heerlen

(gemachtigde: C. Schwieb en K. Koelen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van eiseres om een voorlopige voorziening tegen het besluit van 8 juli 2024 (het bestreden besluit) van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak doet zij niet alleen uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening, maar ook op het beroep. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
1.1.
De burgemeester heeft met het besluit van 5 april 2024 (het primaire besluit) aan eiseres een last onder bestuursdwang opgelegd die er toe strekt dat eiseres het bedrijfspand aan de [adres] in [plaats] moet sluiten en voor zes maanden gesloten moet houden. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Bij besluit van 8 juli 2024 (het bestreden besluit) is de burgemeester bij het primaire besluit gebleven en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Besloten is dat eiseres met ingang van 17 juli 2024 het bedrijfspand moet sluiten en gesloten moet houden.
1.3.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De burgemeester heeft laten weten dat hij bereid is om in afwachting van de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening geen uitvoering te geven aan het bestreden besluit.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] namens eiseres, mr. J. McKernan als waarnemer van de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de burgemeester. Tevens is verschenen [naam] .

Beoordeling

2. De voorzieningenrechter beoordeelt of de burgemeester eiseres in redelijkheid mocht gelasten het bedrijfspand te sluiten en voor zes maanden gesloten te houden. De voorzieningenrechter doet dat aan de hand van de gronden die eiseres in de beroepsprocedure heeft aangevoerd.
3. De voorzieningenrechter wijst de gevraagde voorziening af en verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Relevante feiten en omstandigheden
3. Op 2 februari 2024 heeft door toezichthouders van de gemeente Heerlen een bestuurlijke controle bij een pand op het adres [adres] te [plaats] , waar het bedrijf van eiseres, een tuincentrum/winkel in dieren, dierbenodigdheden en hengelsportartikelen, is gevestigd. [naam] is enig aandeelhouder en bestuurder van eiseres. [naam] is bestuurder van [naam] en vertegenwoordiger van eiseres (hierna: belanghebbende).
3.1.
Omdat tijdens voormelde controle het vermoeden ontstond dat er sprake was van een overtreding van de Opiumwet is de politie, eenheid Limburg, gevraagd om ter plaatse te komen kijken. Uit de door de politie (op ambtseed) opgestelde bestuurlijke rapportage van 14 februari 2024 blijkt dat in het pand en de loodsen het volgende is aangetroffen:
  • in de rubriek ‘belichting’: elektramateriaal (o.a. elektriciteitskabels, tijdschakelaars en zekeringen), TCL lampen (o.a. van het merk Secret Jardin), hamerslagkappen;
  • in de rubriek ‘voeding’: voedingsmiddelen – in de hoeveelheden 0,5 liter, 1 liter, 5 liter en 10 liter van diverse merken (waaronder Canna, Plagron, Aptus en Hortifit), dompelpompen, waterslangen, korfstekers/waterspinnen, watervaten (zowel niet als wel opvouwbaar), maatbekers en gietlanzen;
  • in de rubriek ‘ruimte’: vijverfolie, zwart-wit (reflectie)folie, bamboestokken/groeinetten, ophangsystemen (victorketting/prohangers), plantenpotten en kweektenten van diverse groottes en merken;
  • in de rubriek ‘afscherming’: diverse geurbestrijdingsmiddelen;
  • in de rubriek ‘ventilatie’: (vloer) ventilatoren, slakkenhuizen en metalen flenzen;
  • in de rubriek ‘verwarming’: elektrische kachels/heaters;
  • in de rubriek ‘bodem’: substraten (o.a. Canna, Plagron en Terra), steenwolpluggen en stekkenpluggen;
  • in de rubriek ‘ziektebestrijding’ bestrijdingsmiddelen en insectenbestrijding (o.a. roofmijten);
  • in de rubriek ‘verwerking’: diverse knipscharen, (latex) handschoenen, wegwerp overalls, weegschalen, droogrekken c.q. – netten, diverse verpakkingsmaterialen (strijkzakken/sealzakken, gripzakken en zwarte krimpfolie), kartonnen dozen en sporttassen/bigshoppers;
  • in de rubriek ‘Co2-suppletie’: Co2 dispenser;
  • in de rubriek ‘meet- en regelapparatuur’: PH/EC-meters en thermo- hygrometers en klimaatregelaars (o.a. fancontrollers).
3.2.
Verder werden in het bedrijfspand, zo blijkt uit de rapportage, automatische brandblussers, kweekschema’s (ook specifiek voor de kweek van hennepplanten), een geldtester, gebruikte potgrond en gebruikte plantenpotten en een grote hoeveelheid lange vloei en filtertips aangetroffen. Het is de opsteller van de rapportage ambtshalve bekend dat al deze goederen mede gezien de aard, het samenstel en professionaliteit, worden gebruikt bij de illegale hennepteelt en dat met de aangetroffen goederen vele illegale hennepplantages kunnen worden opgezet en onderhouden. In een bijlage behorende bij de rapportage is beschreven wat de toepassing van deze goederen binnen de illegale hennepteelt is.
3.3.
De burgemeester acht het op grond van deze rapportage aannemelijk dat het bedrijf van eiseres de illegale hennepkwekerij faciliteert. De burgemeester heeft daarom besloten het pand op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, in samenhang gelezen met artikel 11a van de Opiumwet voor de duur van zes maanden te sluiten. Dit in overeenstemming met het binnen de gemeente geldende Damoclesbeleid Heerlen 2019.
Wat is het standpunt van eiseres?
4. Eiseres heeft onder verwijzing naar haar gronden van bezwaar samengevat aangevoerd dat zij niet in strijd heeft gehandeld met de artikelen 11a en 13b van de Opiumwet. De aangetroffen goederen zijn legaal en uitdrukkelijk niet bestemd voor grootschalige en/of beroepsmatige hennepteelt. Eiseres heeft meermaals toegelicht en onderbouwd welke goederen worden verkocht, waarom deze worden verkocht en bij welke andere winkels deze goederen ook te koop zijn. Eiseres exploiteert een gespecialiseerd tuincentrum en de goederen die worden verkocht passen hierbij. Bovendien verkoopt eiseres veel meer goederen dan alleen de goederen die in de bestuurlijke rapportage zijn opgenomen. Er vindt ook geen strafrechtelijke vervolging van belanghebbende plaats. Ook is de sluiting niet noodzakelijk en ook niet evenredig.
Is de burgemeester bevoegd om het bedrijfspand te sluiten?
5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter was de burgemeester bevoegd het bedrijfspand te sluiten.
5.1.
Uit artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, gelezen in samenhang met artikel 11a van de Opiumwet volgt dat de burgemeester bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang als in een bedrijfspand voorwerpen of stoffen voorhanden zijn, die op zichzelf bezien legaal zijn, maar waarvan gelet op de aard, hoeveelheid en combinatie, al dan niet in samenhang met andere feitelijkheden, kan worden geweten of ernstig worden vermoed dat zij bestemd zijn om in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk in strijd met artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet te handelen, zoals door (grootschalige) hennepteelt. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de artikelen 11a en 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet [1] volgt dat de aangetroffen situatie van dien aard moet zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de voorhanden voorwerpen gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen. Dat vereist een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden zoals door de politie vastgesteld. Dan gaat het bijvoorbeeld om de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en de hoeveelheid van de in beslag genomen stof, de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie en andere uit het opsporingsonderzoek blijkende feitelijkheden zoals resultaten van tapgesprekken of observaties. Om bevoegd te zijn op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet is het niet nodig dat alle aangetroffen voorwerpen tegelijk geschikt zijn om een volledige beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepplantage op te zetten.
5.2.
Verder overweegt de voorzieningenrechter dat de bewijslast in het bestuursrecht minder streng is dan in het strafrecht. In het kader van de onderhavige procedure moet de burgemeester aannemelijk maken dat sprake is van verboden voorbereidingshandelingen (in de zin van artikel 11a van de Opiumwet), terwijl het openbaar ministerie dat in een strafrechtelijke procedure moet aantonen. De bevoegdheid van de burgemeester is er daarom ook niet van afhankelijk of strafrechtelijke bewezenverklaring van overtreding van artikel 11a van de Opiumwet is gevolgd of had kunnen volgen. Voldoende is dat de burgemeester aannemelijk maakt dat kan worden geweten of ernstig worden vermoed dat de voorhanden voorwerpen bestemd waren voor het beroeps- of bedrijfsmatig of grootschalig opzetten van een hennepplantage. Ook indien slechts een deel van de voorhanden voorwerpen geëigend is om een beroeps- of bedrijfsmatige (grootschalige) hennepplantage op te zetten, kan de burgemeester bevoegd zijn, mits de voorhanden voorwerpen daartoe bestemd zijn. Zoals ook volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet [2] is van belang of het pand een schakel vormt in de productie of distributie van drugs [3] .
5.3.
De in het bedrijfspand aangetroffen voorwerpen en stoffen zijn op zichzelf bezien legaal maar de burgemeester heeft zich op grond van de bevindingen uit de bestuurlijke rapportage redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat van de in het pand aangetroffen voorwerpen en stoffen wegens hun aard, hoeveelheid en combinatie in samenhang met andere feitelijkheden, kan worden geweten of ernstig kan worden vermoed dat die bestemd zijn voor beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepkwekerijen. Daarvoor acht de voorzieningenrechter het volgende van belang.
5.4.
Eiseres betwist niet, met uitzondering van de daarin vermelde slakkenhuizen, dat de in de bestuurlijke rapportage genoemde goederen zijn aangetroffen. Ook betwist eiseres niet dat deze goederen niet alleen gebruikt kunnen worden voor de kleinschalige thuisteelt van tuinbouwproducten en hennepplanten, maar óók voor de beroeps- of bedrijfsmatige (grootschalige) hennepteelt. Eiseres betwist wel dat de aangetroffen goederen daarvoor waren bestemd.
5.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het standpunt van eiseres dat de goederen zoals deze in de bestuurlijke rapportage zijn genoemd alleen verkocht worden voor legale doeleinden en ook bij andere tuincentra kunnen worden gekocht niet kan leiden tot het oordeel dat de burgemeester niet bevoegd is om het bedrijfspand te sluiten. Hiermee onderkent eiseres niet dat het gaat om spullen die naar hun aard legaal zijn maar dat er gekeken moet worden naar de in het pand aangetroffen voorwerpen, stoffen en hoeveelheden in onderlinge samenhang. De opsteller van de bestuurlijke rapportage heeft aan de hand van de Aanwijzing Opiumwet een uitgebreide toelichting gegeven waarom hij meent dat er een aanwijzing is voor professioneel gebruik ten behoeve van hennepteelt. In die bestuurlijke rapportage staat dat de goederen die aangetroffen zijn, voldoen aan 11 van de 12 professionaliteitsindicatoren zoals benoemd in de Aanwijzing Opiumwet. Meer in het bijzonder wordt door de opsteller van de rapportage vermeld dat vooral bij hennepteelt gebruik wordt gemaakt van voedingsmiddelen van bepaalde merken (Aptus, Atami, BAC, Canna, Ferro Hesi, Hortifit en Plagron) zoals aangetroffen en dat de aangetroffen voedingsmiddelen en met name de aangeboden hoeveelheden van 5 en 10 liter ook niet worden aangeboden bij reguliere tuincentra. In de bestuurlijke rapportage wordt verder aangegeven dat er gebruikte potten met kalkaanslag aan de onderzijde zijn aangetroffen waarvan de opsteller vermoed dat deze zijn gebruikt ten behoeve van de illegale hennepteelt omdat hij er ambtshalve mee bekend is dat kalkaanslag aan de onderzijde van de plantenpotten ontstaat wanneer deze in een illegale hennepkwekerij staan waar de plantenpotten dan vaak deels onderwater staan zodat de hennepplanten het water met de plantenvoeding kunnen opnemen. Daarnaast is een kweekschema aangetroffen dat specifiek ziet op de kweek van hennepplanten, een geldtester en een grote hoeveelheid lange vloei- en filtertips, welke worden gebruikt bij het roken van softdrugs. Ook staat in de bestuurlijke rapportage dat ten tijde van de controle een auto bij het bedrijfspand stond waarvan na onderzoek in het politiesysteem bleek dat de bestuurder antecedenten heeft op het gebied van softdrugs, meer specifiek de kweek van hennep.
5.5.
Zoals de Afdeling vaker heeft geoordeeld [4] mag een bestuursorgaan onverminderd de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Gelet op de gronden van eiseres is er geen reden voor het oordeel dat de burgemeester zich niet heeft mogen baseren op de bestuurlijke rapportage. Daarbij acht de voorzieningenrechter mede van belang dat de opsteller in de bestuurlijke rapportage zijn kennis, ervaring, deskundigheid en expertise op het gebied van hennepteelt heeft toegelicht. Hij heeft drie jaar ervaring als vast lid van het hennepteam Heerlen en daarnaast is hij taakaccenthouder hennep.
5.6.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de burgemeester, gelet op de aangetroffen situatie, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de voorhanden voorwerpen gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen en de in het bedrijfspand voorhanden voorwerpen bestemd waren voor het beroeps- of bedrijfsmatig (grootschalig) opzetten van een hennepplantage. Dat eiseres ook andere goederen, die niet zien op bedrijfs- of beroepsmatige hennepteelt, te koop aanbiedt, doet aan het voorgaande niet af. Ook de verwijzing naar een artikel in het blad (B)RUIS, een magazine voor Heerlen, waaruit volgens eiseres blijkt van een positieve kwalificatie van het bedrijf of dat eiseres scholen adviseert over tuininrichting en dergelijke maakt vorenstaand oordeel niet anders. De burgemeester is dan ook bevoegd om het bedrijfspand te sluiten.
Is de sluiting van het bedrijfspand noodzakelijk?
6. Bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van het pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde.
6.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de sluiting van het bedrijfspand noodzakelijk heeft kunnen achten ter voorkoming van herhaling van overtredingen van de Opiumwet, ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. Er is een grote hoeveelheid goederen ten behoeve van de beroepsmatige/bedrijfsmatige hennepteelt aangetroffen. De burgemeester mag er dan in redelijkheid van uitgaan dat het bedrijfspand een belangrijke rol vervult bij het faciliteren van de grootschalige hennepteelt. Wat betreft de bekendheid in het criminele circuit heeft de burgemeester mogen betrekken dat tijdens de controle een auto is weggereden waarvan, zo blijkt uit het bij de bestuurlijke rapportage behorende inspectierapport van de controle, de eigenaar is gezien door de toezichthouders in het magazijn van het bedrijfspand en deze gekoppeld kon worden aan antecedenten op gebied van de Opiumwet. Dit duidt op aanloop van bezoekers die bekend zijn in het criminele circuit. De grote hoeveelheid producten ter voorbereiding van grootschalige hennepteelten heeft kennelijk aantrekkingskracht op personen uit het criminele circuit. Dat hiermee het gevaar voor de openbare orde aanwezig is, heeft de burgemeester mogen aannemen. Hierbij heeft de burgemeester ook belang mogen toekennen aan het feit dat het bedrijfspand is gelegen in een wijk die grenst aan kwetsbare wijken (Nieuw-Lotbroek en Hoensbroek-De Dem), dat de gemeente Heerlen vanwege haar ligging in het grensgebied een voor drugscriminelen aantrekkelijke locatie is waardoor de drugscriminaliteit aanzienlijk hoger ligt dan in andere delen van het land en dat het voor buurtbewoners en degene die zich bezighoudt met illegale hennepteelt duidelijk moet zijn dat drugshandel niet door de burgemeester wordt getolereerd.
6.2.
Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester de noodzaak tot sluiting van het bedrijfspand aanwezig mogen achten en was hij niet gehouden om met een minder ingrijpend middel te volstaan.
Is het sluiten van het bedrijfspand evenredig?
7. Als sluiting van het bedrijfspand in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. De beoordeling van de mate van verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting voor eiseres komen in dit kader aan de orde [5] .
7.1.
Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt. Met de burgemeester acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat belanghebbende wetenschap had dan wel het ernstige vermoeden moet hebben gehad dat de in het bedrijfspand aanwezige stoffen en voorwerpen bestemd waren voor het illegaal telen of bereiden van drugs. De burgemeester heeft daarbij van belang kunnen achten dat belanghebbende zelf ervaring met en kennis heeft van growshops. Eiseres heeft voorts ook niet betwist dat de goederen kunnen worden gebruikt voor grootschalige hennepteelt. Als bestuurder van het bedrijf kan belanghebbende ook verantwoordelijk worden gehouden voor de aangetroffen situatie in het bedrijfspand, temeer nu onbetwist vaststaat dat er sprake is van strafrechtelijke antecedenten op het gebied van (het vervaardigen van) softdrugs. Wat betreft de stelling van eiseres dat het gek is dat er bij eiseres in het verleden controles zijn geweest door Hennepaanpak Parkstad (HAP) en dat er toen niet is geconstateerd dat er iets mis was met het winkelaanbod overweegt de voorzieningenrechter dat het niet althans onvoldoende controleerbaar is of het winkelaanbod tijdens deze controle vergelijkbaar was met het winkelaanbod tijdens de HAP controle. Bovendien neemt dit niet weg dat in het assortiment van eiseres goederen zijn aangetroffen die onder artikel 11a van de Opiumwet vallen. De burgemeester heeft daarom kunnen concluderen dat niet is gebleken van geen of verminderde verwijtbaarheid aan de zijde van belanghebbende. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat er geen wettelijke verplichting bestaat voor de burgemeester om eiseres te informeren over de vraag welke specifieke producten niet meer mogen worden verkocht ter voorkoming van mogelijke overtredingen van de Opiumwet in de toekomst.
7.2.
Eiseres heeft voorts gewezen op de praktische en financiële gevolgen die sluiting met zich mee zal brengen. Een sluiting voor de duur van zes maanden heeft vanuit een oogpunt van dierenwelzijn enorme gevolgen voor de in het bedrijfspand aanwezige vissen. Het is niet mogelijk om de vissen op korte termijn te verplaatsen. Verder stelt eiseres dat zij failliet zal gaan als het bedrijfspand wordt gesloten. Ter onderbouwing hiervan heeft zij, onder meer, een liquiditeitsprognose voor het jaar 2024, opgesteld door Bojko & Partners Business Consultants, overgelegd.
7.3.
Dat sluiting van het bedrijfspand voor de duur van zes maanden (grote) nadelige gevolgen heeft voor het bedrijf van eiseres, zowel in praktische zin omdat er vissen worden verkocht en ook op financieel gebied, heeft eiseres aannemelijk gemaakt. Dat deze gevolgen zodanig zijn dat het leidt tot een faillissement is daarmee nog niet aannemelijk gemaakt. Met de door eiseres overgelegde gegevens is onvoldoende toereikend onderbouwd dat zij de financiële gevolgen van een sluiting of van verplaatsing van het bedrijf niet kunnen overbruggen. Dat het niet eenvoudig is om een ander bedrijfspand te vinden voor de duur van 6 maanden, zoals eiseres stelt, is weliswaar ook niet onaannemelijk maar dat dit onmogelijk is, is niet onderbouwd en ook onvoldoende gebleken. Daarbij komt dat, gelet op hetgeen is aangetroffen, de burgemeester het algemene belang bij de sluiting van het bedrijfspand (zie hiervoor onder noodzakelijk) in redelijkheid zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het financiële belang van eiseres, ook als dat zou leiden tot een faillissement.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af. Dat betekent dat de burgemeester kan overgaan tot sluiting van het bedrijfspand.
9. De voorzieningenrechter ziet in de omstandigheid dat de burgemeester direct na deze uitspraak over kan gaan tot sluiting wel aanleiding gebruik te maken van de bevoegdheid om op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb, een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat het bedrijfspand niet eerder mag worden gesloten dan 6 weken na verzending van deze uitspraak. Dit omdat eiseres wel voldoende heeft onderbouwd dat er enige tijd gemoeid is met het op een diervriendelijke wijze verplaatsen van de in het bedrijfspand aanwezige aquariums met vissen. Uit onder meer de door eiseres overgelegde verklaring van een dierenarts blijkt in dat kader dat het ongeveer 6 weken duurt voordat vissen van hun bestaande bak naar een nieuwe bak kunnen worden verplaatsen. De burgemeester heeft dit ook niet betwist. Deze termijn acht de voorzieningenrechter daarom redelijk. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt, bij wijze van voorlopige voorziening op basis van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb, dat het bedrijfspand niet eerder mag worden gesloten dan 6 weken na verzending van deze uitspraak;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening op basis van artikel 8:81 van de Awb af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.M.P. van Diepen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2024. .
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 25 juli 2024
Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2016/17, 34 763, nr. 3, p. 4 en Kamerstukken II 2017/18, 34 763, nr. 6, p. 5.
2.Kamerstukken II 2016/17, 34 763, nr. 3, p. 3.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2523.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 21 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2801.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1251.