Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde sub 1] ,
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding met producties 1 t/m 4;
- de op 27 juni 2024 door [gedaagden] in het geding gebrachte producties 1 t/m 8;
- de door [eiseres] op 8 juli 2024 in het geding gebrachte productie 5;
- de door [eiseres] op 8 juli 2024 ingediende wijziging van eis;
- de mondelinge behandeling op 9 juli 2024;
- de pleitnota van [eiseres] ;
- de pleitnota van [gedaagden] (conclusie van antwoord).
2.De feiten
[gedaagde sub 1] ) zijn op 1 november 2005 een advocatenkantoor gestart onder de naam
‘ [gedaagde sub 4] ’. De samenwerking is tot stand gebracht tussen de afzonderlijke vennootschappen van [naam] ( [eiseres] ) en [gedaagde sub 1] ( [gedaagde sub 3] ).
Alle geschillen, ook die welke slechts door één van partijen als zodanig worden beschouwd, welke tussen partijen mochten ontstaan betreffende de uitleg van deze overeenkomst, of in welke vorm ook met betrekking tot de samenwerking, zowel van juridische als van feitelijke aard, zullen getracht worden primair via dekenbemiddeling tot een oplossing te komen.”
14 oktober 2009 opgericht door [gedaagde sub 5] .
advocaten.
16 december 2016 is een door mrs. [naam] en [gedaagde sub 1] getekende overeenkomst tot stand gekomen waarin afspraken zijn neergelegd over de afhandeling van het einde van de samenwerking.
Roermond, gericht aan, onder andere, [naam] en [gedaagde sub 1] schrijft de Deken:
[gedaagde sub 4] aan [gedaagde sub 3] geleverd. In de leveringsakte is onder meer opgenomen:
Tussen verkoper en koper is een overeenkomst van verkoop en koop gesloten ter zake van na te melden aandelen: deze overeenkomst is vastgelegd in een brief van de deken van de orde van advocaten in Limburg,[naam deken] , de dato twintig juli tweeduizend zeventien, en nader tussen partijen aangepast.
[eiseres] gevorderd dat [gedaagde sub 3] wordt veroordeeld tot - voor zover in het kader van dit geschil van belang:
21 augustus 2017;
definitieve rapport de (intrinsieke) waarde van de aandelen van [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] wordt bepaald;
berekende intrinsieke waarde van de aandelen van [gedaagde sub 4] aan [gedaagde sub 5] binnen een termijn van twee weken na oplevering van het
definitieve rapport;
20 juni 2017 van de Deken vastgelegde procesafspraken en het bepaalde in artikel II.B leden 1 en 2 van de leveringsakte van 21 augustus 2017. Verder is [gedaagde sub 3] daarbij veroordeeld tot het verlenen van medewerking aan het finaliseren van de conceptrapport door [naam accountants] , op basis van nadere input van partijen, waarbij in het definitieve rapport de (intrinsieke) waarde van de aandelen van DAK en [gedaagde sub 5] wordt bepaald. Verder is [gedaagde sub 3] veroordeeld tot het dragen van de helft van de kosten van [naam accountants] voor het verwerken van de nadere input
behandeld onder nummer 200.303.970/01) en [gedaagde sub 2] en [eiseres] hebben hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 2 februari 2022 (door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch behandeld onder nummer 200.310.666/01).
gerechtshof - zakelijk weergegeven - het vonnis (van 4 augustus 2021) bekrachtigd, voor zover dat aan het oordeel van het gerechtshof was onderworpen. In de zaak tussen [gedaagde sub 2] en [eiseres] (zaaknummer 200.310.666/01) heeft het gerechtshof - zakelijk weergegeven - het eindvonnis van 2 februari 2022, gewezen in conventie vernietigd en opnieuw recht doende, afgewezen, en het eindvonnis van 2 februari 2022 gewezen in reconventie vernietigd, voor zover daarbij [eiseres] is veroordeeld in de proceskosten, en dat vonnis voor het overige bekrachtigd.
3.Het geschil
zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt:
[gedaagden] op eerste verzoek van dat accountantskantoor binnen de daartoe door dat
accountantskantoor aangegeven termijn aanreiken van door dat accountantskantoor
gevraagde informatie aan dat accountantskantoor, zodat het aan te wijzen accountantskantoor het definitieve rapport aangaande de (intrinsieke) waarde van de aandelen van DAK en [gedaagde sub 5] kan opmaken;
[eiseres] bij deze haar instemming geeft, alsmede om geen procedures tegen [eiseres] aanhangig te maken die op enigerlei wijze van doen hebben met de afwikkeling van de samenwerking tussen partijen totdat het definitieve rapport is opgemaakt;
4.De beoordeling
Het spoedeisend belang
[eiseres] moeten [gedaagden] op grond van dat arrest medewerking
verlenen aan de “finalisering” door accountantskantoor [naam accountants] van haar rapport.
Met grieven VI en VII voert LLM(rechtbank: [gedaagde sub 3] )
aan dat inschakeling van [naam accountants] niet meer aan de orde is omdat geen werkzaamheden van [naam accountants] meer afgesproken of nodig zijn, en dat LLM daarom ten onrechte is veroordeeld om de helft van de kosten van [naam accountants] te dragen.” In rov. 3.4.12. heeft het gerechtshof overwogen dat anders dan [gedaagde sub 3] stelt, het werk van [naam accountants] nog niet klaar is en dat [naam accountants] haar rapport kan finaliseren met inachtneming van de uitleg van het gerechtshof. Ook overweegt het hof dat partijen jegens elkaar gehouden zijn de informatie aan [naam accountants] te verstrekken die noodzakelijk is om het rapport te finaliseren.
hoger beroep heeft geoordeeld, is geen veroordeling opgenomen van een partij om mee te werken aan de finalisering van het rapport van [naam accountants] .
[naam] en zijn advocaat leidt niet tot een ander oordeel in dit kort geding. Wat ook zij van dit verwijt, het arrest van het gerechtshof is onherroepelijk. Hetzelfde geldt voor de klacht van [gedaagde sub 3] dat zij geen vertrouwen heeft in [naam accountants] . De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat er geen aanleiding bestaat om een andere accountant in de plaats van [naam accountants] te benoemen.
is [gedaagde sub 3] al veroordeeld om de helft van de kosten van [naam accountants] te dragen voor het verwerken van de nadere input van partijen en het opstellen van het definitieve rapport. Uit rov. 4.1. van het arrest van het gerechtshof blijkt dat [gedaagde sub 3] daartegen grieven heeft gericht. Die grieven zijn echter verworpen. Het gerechtshof heeft het vonnis van 4 augustus 2021 voor zover dit aan het oordeel van het gerechtshof was onderworpen, en daarmee ook beslissing 5.7., bekrachtigd.
1.107,00;
1.107,00;
5.De beslissing
[gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] begroot op € 1.436,00;