Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
Hoe vaak was je daar?A: In het begin een of twee keer in de week. De laatste anderhalf jaar, iets vaker in de week.V: Hebben jullie nog op een andere manier contact gehad?A: Gewoon anaal, oraal.
Toen hij hem uit mijn vagina haalde heeft hij hem nog even in mijn mond gestopt en daarna is het gestopt. (…) Tijdens het friemelen had ik hem ook even gepijpt.
de rechtbank: de verdachte is op 30 mei 2023 aangehouden en op 31 mei 2023 in verzekering gesteld].
: Ja oké. Ik stuurde wel foto's naar hem omdat hij daarom vroeg. Dat is ongeveer een maand geleden als ik het goed zeg.
: Ja helemaal maar ik moest de foto's bijwerken. Mijn gezicht eraf doen.
/ofstrekt tot seksuele prikkeling
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en/of de maatregel
7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten opleveren zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
- geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , ten aanzien van feit 1 gedeeltelijk toe;
- veroordeelt de verdachte tot betaling, aan benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 7.543,56, bestaande uit € 43,56 materiële schade en € 7.500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 7.543,56, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 28 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, subsidiair 72 dagen gijzeling. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
- veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
- bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeven van [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2008) te openen rekening met een BEM-clausule;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , ten aanzien van feiten 2 en 3 gedeeltelijk toe;
- veroordeelt de verdachte tot betaling, aan benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 12.522,13, bestaande uit € 22,13 materiële schade en € 12.500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- wijst de vordering voor zover deze ziet op ‘materiële kosten’, € 200,00 af;
- bepaalt dat de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 12.522,13, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 28 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, subsidiair 97 dagen gijzeling. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
- veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- verdachte is van schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
- bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeven van [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 2] 2008) te openen rekening met een BEM-clausule.