Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
2.Het geschil
3.De beoordeling
- salaris gemachtigde €
408,00(2 punten x tarief € 204,00)
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert Zuyd Hogeschool, gevestigd te Heerlen, betaling van collegegeld door de gedaagde partij, die zich had ingeschreven voor een opleiding voor de studiejaren 2018/2019 en 2019/2020. Het collegegeld werd in termijnen geïncasseerd, maar deze betalingen werden telkens gestorneerd. Zuyd Hogeschool vordert een totaalbedrag van € 1.395,41, bestaande uit een hoofdsom van € 1.846,82, wettelijke rente en vergoeding van buitengerechtelijke kosten, na aftrek van een eerder betaald bedrag van € 1.000,00. De gedaagde heeft verweer gevoerd, maar heeft niet betwist dat zij collegegeld verschuldigd is voor de genoemde studiejaren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet heeft betwist dat zij stond ingeschreven en dat zij collegegeld verschuldigd is. De kantonrechter oordeelt dat Zuyd Hogeschool niet verplicht was om een betalingsregeling met de gedaagde te treffen en dat de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde geen invloed hebben op haar betalingsverplichting. De vordering van Zuyd Hogeschool wordt toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten, die voldoen aan de wettelijke eisen. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 975,35.
Het vonnis is uitgesproken op 17 juli 2024 door mr. P.H.M. Kuster en is uitvoerbaar bij voorraad. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente, en de overige vorderingen worden afgewezen.