Uitspraak
1.STICHTING ZUYDERLAND MEDISCH CENTRUM,
2.
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ CENTRAMED B.A.,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met 16 producties
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 27 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waar door beide partijen spreekaantekeningen zijn overgelegd.
2.De feiten
OF
- De klachten zijn ontstaan binnen 14 dagen na contact met een patiënt met een bevestigde infectie met SARS-CoV-2.
strikte aerogene isolatieopgenomen. Neem bij de verpleging van de patiënt de juiste persoonlijke bescherming (FFP2-masker, schort, handschoenen en een veiligheidsbril). Zie voor de laatste adviezen de website van het RIVM.
Intensivisten en anesthesisten die deze handelingen verrichten wordt geadviseerd zich goed te beschermen,
en vooral de spatbril niet te vergeten.
De NVIC adviseert om laagdrempelig tot intubatie over te gaan.
niet opgenomen: patiënt gaat naar huis, LCI protocol volgen thuis conform instructies GGD en GGD wordt geïnformeerd door arts microbioloog. GGD neemt verantwoordelijkheid voor afname kweken.
opgenomen: druppelisolatie: sneldiagnostiek respiratoire
wordt niet opgenomen: patiënt gaat naar huis, volgens LCI protocol geen verder beleid thuis ten aanzien van Coronavirus, tenzij uit een risico gebied, dan thuis blijven tot klachtenvrij.
3.Het geschil
- € 50.000,00 als voorschot op de vermogensschade,
- € 15.000,00 als voorschot op de immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2020 en
- De proceskosten.
4.De beoordeling
in persoonuitvoeren. Voor zover Zuyderland heeft bedoeld te betogen dat [eiseres] niet moet worden beschouwd als “een persoon” als bedoeld in artikel 4 van 7:658 lid 4 BW, faalt dat betoog.
onder haar eindeverantwoordelijkheid. Hieruit volgt dat leveren van medische specialistische zorg viel onder de “bedrijfsuitoefening” van Zuyderland. De stelling van Zuyderland dat zij geen contractspartij is bij de behandelovereenkomsten met de patiënt(en) in haar ziekenhuis, dat zij geen enkele zeggenschap of instructiebevoegdheid heeft jegens [eiseres] is in tegenspraak met hetgeen in artikel 1 lid 6 van de door haarzelf overgelegde Samenwerkingsovereenkomst is bepaald. Daarin staat namelijk dat Zuyderland geneeskundige behandelingsovereenkomsten sluit met patiënten die zich aan haar zorg toevertrouwen.
Zuyderland eindverantwoordelijk is. In artikel 13 van de Samenwerkingsovereenkomst is bepaald dat Zuyderland een
rechtstreekse aanwijzingsbevoegdheid heeftrichting de leden (de bij MSB aangesloten medisch specialisten) wat betreft de naleving van gedragsnormen alsmede omtrent de kwaliteit,
veiligheid [3] , organisatie en administratie van de zorg.
Tevens vallen hieronder de medisch specialisten die op basis van een toelatingsovereenkomst werkzaam zijn in de instelling.”
kanzijn veroorzaakt. Indien het verband tussen de gezondheidsschade en de werkomstandigheden
te onzeker of te onbepaaldis, is er voor toepassing van de omkeringsregel geen plaats.
de kansdat [eiseres] door andere besmettingsbronnen besmet is geraakt. Uit de tijdlijn die [eiseres] heeft gemaakt van haar contacten tussen 6 en 20 maart 2020 blijkt immers dat zij ook contacten heeft gehad met anderen, waaronder haar twee uitwonende dochters, waarvan er één positief testte op covid nadat [eiseres] zelf ziek was geworden en één wel covid-verdachte klachten heeft ontwikkeld, maar niet is getest. De contacten met haar bij haar thuis wonende echtgenoot en zoon kunnen als bron worden uitgesloten, omdat uit een later afgenomen anti-allergeentest is gebleken dat zij niet met covid besmet zijn geweest in de van belang zijnde periode. Gelet echter op de contacten met de andere dochters kan niet worden uitgesloten dat die de bron zijn geweest van de besmetting van [eiseres] . Daarnaast had [eiseres] , zoals Zuyderland ook heeft gesteld, door andere bronnen besmet kunnen worden. [eiseres] heeft weliswaar gesteld dat zij in haar contacten steeds afstand heeft gehouden en dat het contact met de patiënt veel intensiever was én dat daarbij sprake was van risico-verhogende omstandigheden gelet op wijze van zuurstoftoediening bij die patiënt, waarbij zeer veel aerosolen vrijkwamen, maar Zuyderland heeft daartegen weer aangevoerd dat [eiseres] bij die patiëntcontacten in ieder geval steeds een FFP1 masker droeg dat voldoende bescherming bood.
- Op grond van dit beleidsprotocol werden patiënten die
- De patiënt die op 6 maart 2020 door [eiseres] werd behandeld voldeed
- De geraadpleegde microbioloog heeft het beleid dus goed toegepast en het juiste advies gegeven.
- Dat de arts-microbioloog wel in overleg met [eiseres] heeft besloten om de patiënt op covid te testen, maakt dat niet anders. Het advies om bepaalde patiënten met een onbegrepen pneumonie laagdrempelig te testen, betekent niet dat deze patiënten ook aan de casusdefinitie voldeden en in strikte isolatie gehouden moesten worden. Dit was juist een extra zorgvuldigheid, die verder ging dan het beleid voorschreef.
- Daarbij had [eiseres] haar eigen professionele standaard en mocht zij zelf bepalen welke beschermingsmaatregelen zij bij de behandeling nam. Ze had de vrijheid om te kiezen voor een FFP2 masker of voor het uittrekken van de beschermende kleding buiten de kamer, in plaats van in de kamer.
- bij de beslissing om de patiënt al dan niet in strikte isolatie te verplegen volgens de werkwijze geldend binnen het ziekenhuis werd te weinig het klinische beeld van de patiënt meegewogen. Reeds op de SEH werd door de aldaar dienstdoende artsen serieus rekening gehouden met een covid-besmetting bij deze patiënt.
- De patiënt was afkomstig uit zorgcentrum Hoogstaete. Er lag op donderdag 5 maart 2020 al een andere patiënt, ook afkomstig uit zorgcentrum Hoogstaete, met covid op de geriatrie-afdeling van het ziekenhuis. De geconsulteerde arts-microbioloog moet dat geweten hebben, [eiseres] wist dat niet.
- Op grond van de handreiking van de NVIC en het interne beleid van Zuyderland moest een covid-verdachte patiënt in strikte isolatie worden verpleegd. Onder verdachte patiënten werd niet alleen verstaan patiënten die voldeden aan de casusdefinitie, maar ook patiënten die werden opgenomen met een onbegrepen pneumonie.
- Op 6 maart 2020 was al bekend dat mens-op-mens transmissie was aangetoond waarbij overdracht plaatsvindt via druppels vrijkomend bij hoesten en niezen. Daarnaast werd geadviseerd rekening te houden met inhalatie van aerosolen gedurende aerosolvormende procedures. De WHO adviseerde isolatiemaatregelen totdat de patiënt asymptomatisch was. Een verdachte patiënt diende volgens het RIVM in strikte aerogene isolatie opgenomen te worden waarbij tijdens hoog risico handelingen het advies was om zich goed te beschermen inclusief spatbril. Daarnaast werd al verondersteld dat de potentie voor de besmetting van ziekenhuispersoneel groter was bij het gebruik van high flow nasal oxygen en non-invasieve beademing. Concluderend was er op basis van de beschikbare informatie van het WHO, RIVM en de NVIC duidelijk dat strikte aerogene isolatie noodzakelijk was, niet alleen voor patiënten die voldeden aan de casusdefinitie maar ook bij een onbegrepen pneumonie, waarbij extra aandacht besteed moet worden aan de bescherming van ziekenhuispersoneel tijdens hoog-risico handelingen.
dusonder de casusdefinitie van de LCI viel en
dusin strikte isolatie moest worden genomen. Dat volgt in ieder geval niet
uit de tekstvan de handreiking en dat is waar men het begin maart 2020 mee moest doen. Dat in april 2024 de voorzitter van de Taskforce die de handreiking heeft opgesteld, schrijft dat de taskforce dat wel
heeft bedoeld, maakt dat niet anders. Die bedoeling is destijds in ieder geval niet in niet mis te verstane bewoordingen gecommuniceerd. De stelling van [eiseres] dat Zuyderland na dit advies van de NVIC haar beleid had moeten aanpassen en hierin had moeten opnemen dat patiënten met onbegrepen pneumonie niet alleen laagdrempelig getest moesten worden, maar ook in afwachting van de testuitslag in strikte isolatie moesten worden opgenomen, wordt dan ook niet gevolgd, omdat dit naar het oordeel van de kantonrechter niet in die zin door de NVIC werd geadviseerd.