2.2.Bij het bestreden besluit I heeft verweerder het bezwaar van eiser, in navolging van het advies van de Intergemeentelijke Adviescommissie Bezwaarschriften, ongegrond verklaard. Verweerder handhaaft het standpunt dat eiser ten aanzien van de gevelbegroeiing/klimopbeplanting (hierna ook: klimop) en de moestuin/kruidentuin niet heeft voldaan aan het landschappelijke inrichtingsplan, waardoor hij in strijd handelt met het bestemmingsplan. Volgens verweerder zijn er ook geen bijzondere omstandigheden die maken dat van handhaving moet worden afgezien.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit I en heeft hiertegen beroep ingesteld. Nadat eiser beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit I is verweerder bij het bestreden besluit II overgegaan tot invordering van de verbeurde dwangsom ter hoogte van € 500,- bij eiser vanwege de klimop. Op hetgeen eiser in beroep tegen de bestreden besluiten I en II heeft aangevoerd, zal de rechtbank hierna ingaan.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat verweerder van handhaving had moeten afzien. Eiser stelt namelijk dat hij naar aanleiding van de controle op 25 juni 2020 en het naar aanleiding daarvan opgestelde rapport van 6 juli 2020 ervan mocht uitgaan dat de inrichting van zijn perceel voldeed aan het landschappelijke inrichtingsplan. Voor zover de conclusie is dat ten aanzien van de klimop en de moestuin/kruidentuin nog onvoldoende invulling was gegeven aan het landschappelijke inrichtingsplan wijst eiser daarnaast op het feit dat het afgelopen jaar mede door Corona en de hoge kosten die gepaard gaan met de uitvoering van de inrichting van het perceel buiten zijn schuld om enige vertraging is ontstaan. Eiser stelt zich ten slotte op het standpunt dat de opgelegde last onder dwangsom onevenredig is. Dit gezien het feit dat hij voor het overgrote deel aan de landschappelijke inpassing heeft voldaan. Verder heeft verweerder aanvankelijk de indruk gewekt dat eiser voldeed aan het landschappelijke inrichtingsplan.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de omstandigheid dat eiser enige tijd in de veronderstelling verkeerde dat hij al had voldaan aan het landschappelijke inrichtingsplan niet maakt dat de last onder dwangsom ten onrechte zou zijn opgelegd of dat er sprake is van bijzondere omstandigheden. Volgens verweerder wist eiser namelijk zelf dat hij de klimopbeplanting niet had aangebracht bij de loods. Desgevraagd heeft eiser hierover destijds verklaard dat hij de klimopbeplanting niet had aangebracht, omdat hij eerst nog houtengevelbeplating tegen de loods wilde aanbrengen. Daarnaast heeft verweerder ter zitting toegelicht dat tijdens de controle van 25 juni 2020 niet op alle onderdelen van het landschappelijke inpassingsplan is gecontroleerd. Verder geldt volgens verweerder ten aanzien van de moestuin dat eiser deze zelf heeft aangepast, waardoor niet meer werd voldaan aan het landschappelijke inrichtingsplan. Ten slotte is de last onder dwangsom volgens verweerder ook niet onevenredig nu het volledig en correct uitvoering geven aan het landschappelijke inpassingsplan van wezenlijk belang is en er blijkbaar twee lasten onder dwangsom nodig zijn geweest om tot volledig en correcte uitvoering te komen.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo in samenhang met de artikelen 3.1, onder e, en 3.5.4 van het bestemmingsplan in de gronden van beroep niet heeft betwist.Voor zover op zitting nog is gesteld dat de kruiden bedoeld voor de moestuin door eiser in kisten zijn geplaatst, vindt de rechtbank (met verweerder) dat hiermee geen sprake is van een moestuin als bedoeld in het landschappelijke inrichtingsplan. Eiser heeft voor dit onderdeel dan ook niet voldaan aan het landschappelijke inpassingsplan.
Beginselplicht tot handhaving
7. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Bijzondere omstandigheden?
8. Voor zover eiser stelt dat hij gelet op het controlerapport van 6 juli 2020, dat is opgemaakt naar aanleiding van de controle van 25 juni 2020, ervan mocht uitgaan dat hij voldeed aan het inrichtingsplan, waaronder de klimopbeplanting, volgt de rechtbank hem hierin niet. Ter zitting is vast komen te staan dat tijdens die controle op 25 juni 2020 niet op alle onderdelen van het landschappelijke inrichtingsplan, waaronder de klimopbeplanting, is gecontroleerd. Dat blijkt volgens de rechtbank ook uit andere gedingstukken zoals de invorderingsbeschikking die verweerder heeft genomen op 21 augustus 2020 (in verband met een last onder dwangsom van 25 maart 2020) en ook uit de controles in april 2021, die ten grondslag zijn gelegd aan de onderhavige last onder dwangsom. Gelet op het voorgaande was verweerder dus bevoegd tot het opleggen van deze last onder dwangsom ten aanzien van de moestuin en de klimop.