ECLI:NL:RBLIM:2024:4554

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
C/03/310078 / HA ZA 22-447 en C/03/316577 / HA ZA 23-169
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vorderingen huisartsen inzake openstaande facturen en ontbinding huurovereenkomsten

In deze zaak, die op 17 juli 2024 door de Rechtbank Limburg is behandeld, zijn twee civiele zaken gevoegd. De huisartsen, die hun praktijken hebben overgedragen aan Co-Med Zorg B.V., vorderen betaling van openstaande facturen voor hun werkzaamheden en ontbinding van huurovereenkomsten. De rechtbank heeft de vorderingen van de huisartsen toegewezen, waarbij Co-Med is veroordeeld tot betaling van in totaal € 84.556,53 aan openstaande facturen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.960,88 toegewezen. Co-Med had verweer gevoerd op basis van wanprestatie door de huisartsen, maar de rechtbank oordeelde dat Co-Med niet voldoende bewijs had geleverd voor haar claims. In de tweede zaak, die betrekking heeft op de huur, heeft de rechtbank de huurovereenkomsten ontbonden en Co-Med veroordeeld tot betaling van achterstallige huurpenningen en contractuele boetes. De rechtbank oordeelde dat Co-Med stelselmatig tekort was geschoten in haar betalingsverplichtingen. De vorderingen van Co-Med in reconventie zijn afgewezen, omdat de rechtbank geen wanprestatie door de huisartsen kon vaststellen. De proceskosten zijn eveneens voor Co-Med.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummers: C/03/310078 / HA ZA 22-447 en C/03/316577 / HA ZA 23-169
Vonnis van 17 juli 2024
in de zaak met nummer C/03/310078 / HA ZA 22-447
van

1.[eiser sub 1 in zaaknr. 310078, eiser sub 3 in zaaknr. 316577] ,

te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres sub 2 in zaaknr. 310078, eiseres sub 4 in zaaknr. 316577],
te [woonplaats 1] ,
3.
[eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577],
te [woonplaats 2] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
hierna samen te noemen: ‘de huisartsen’,
advocaat: mr. C. van der Kolk-Heinsbroek,
tegen
CO-MED ZORG B.V.,
te Maastricht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: ‘Co-Med’,
advocaat: mr. M.H.E. Brands.
Eisers zullen afzonderlijk ook worden aangeduid als respectievelijk ‘ [eiser sub 1 in zaaknr. 310078, eiser sub 3 in zaaknr. 316577] ’, ‘ [eiseres sub 2 in zaaknr. 310078, eiseres sub 4 in zaaknr. 316577] ’ en ‘ [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] ’.
en
in de zaak met nummer C/03/316577 / HA ZA 23-169
van

1.[eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] ,

te [woonplaats 2] ,
2.
[eiseres sub 2 in zaaknr. 316577],
te [woonplaats 2] ,
3.
[eiser sub 1 in zaaknr. 310078, eiser sub 3 in zaaknr. 316577],
te [woonplaats 1] ,
4.
[eiseres sub 2 in zaaknr. 310078, eiseres sub 4 in zaaknr. 316577],
te [woonplaats 1] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
hierna samen te noemen: ‘verhuurders’,
advocaat: mr. T. Kroes,
tegen
CO-MED ZORG B.V.,
te Maastricht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: ‘Co-Med’,
advocaat: mr. M.H.E. Brands.
Eisers zullen afzonderlijk ook worden aangeduid als respectievelijk ‘ [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] ’, ‘ [eiseres sub 2 in zaaknr. 316577] ’, ‘ [eiser sub 1 in zaaknr. 310078, eiser sub 3 in zaaknr. 316577] ’ en ‘ [eiseres sub 2 in zaaknr. 310078, eiseres sub 4 in zaaknr. 316577] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
In de zaak 310078
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 9,
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie met productie 1 tot en met 13,
- de akte houdende wijziging van eis, tevens conclusie van antwoord in reconventie met productie 10 tot en met 21,
- de akte overleggen nadere productie van de huisartsen met productie 22,
In de zaak 316577
- het vonnis in incident van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 5 april 2023, waarbij de zaak is verwezen naar (de handelskamer van) de rechtbank Limburg, locatie Maastricht,
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, tevens akte overleggen nadere producties, tevens akte wijziging/vermeerdering van eis, met productie 15A en 15B,
- de akte wijziging/vermeerdering van eis, tevens akte overlegging nadere producties, met productie 16A en 16B.
In de zaak 310078 en 316577
- de brief van 17 mei 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 januari 2024,
- de spreekaantekeningen van Co-Med,
- de brief van mr. Van der Kolk-Heinsbroek van 12 februari 2024, met opmerkingen over de inhoud van het proces-verbaal,
- de brief van de rechtbank van 23 februari 2024 aan mr. Van der Kolk-Heinsbroek, met de mededeling dat de brief van 12 februari 2024 wordt toegevoegd aan het procesdossier.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

In de zaak 310078 en 316577
2.1.
Co-Med Zorg B.V. is een onderneming die landelijk huisartsenpraktijken overneemt en exploiteert. Co-Med contracteert huisartsen en overig personeel voor het verrichten van zorg en ondersteunt hen daarbij (onder meer) met technologische innovaties. Enig aandeelhouder en enig bestuurder van Co-Med Zorg B.V. is Co-Med Holding B.V. [naam indirect bestuurder] (hierna: ‘ [naam indirect bestuurder] ’) is indirect bestuurder van Co-Med Holding B.V. [naam head operations] (hierna: ‘ [naam head operations] ’) is ‘head of operations’ bij Co-Med.
2.2.
[eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] (gezamenlijk) en de heer [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] oefenden elk tot 1 januari 2022 zelfstandig een huisartsenpraktijk uit in Breda. Deze twee praktijken vormden met nog twee andere huisartsenpraktijken een ‘HOED’ (huisartsen onder één dak), gevestigd in het Medisch Centrum [naam medisch centrum 1] (hierna: [naam medisch centrum 1] ), aan het adres [adres 1] . [eiseres sub 2 in zaaknr. 316577] was werkzaam als praktijkondersteuner in de huisartsenpraktijk van haar echtgenoot.
2.3.
Bij overeenkomsten van juni 2021 hebben het [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] en de heer [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] hun huisartsenpraktijken met ingang van 1 januari 2022 overgedragen aan ‘Co-Med Nederland’. Daarbij is tevens overeengekomen dat de huisartsen nog minimaal zes maanden als waarnemer aan de praktijk verbonden bleven.
2.4.
In artikel 5 van de overeenkomsten tot praktijkoverdracht is onder meer bepaald:
Artikel 5
1.
Partijen zullen op een door partijen in nader overleg vast te stellen wijze de onderhavige praktijkoverdracht bekend maken.
2.
(…)
2.5.
Tussen [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] en Co-Med Zorg B.V. is op 18 november 2021 een ‘overeenkomst van opdracht voor duurwaarneming’ gesloten. In artikel 3 van deze overeenkomst is bepaald:
Artikel 3. Uitvoering van de werkzaamheden
3.1
De werkzaamheden worden door de opdrachtnemer uitgevoerd voor gemiddeld 45 uren per week op maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag de gehele dag en op donderdagochtend.
2.6.
[eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] hebben op 16 december 2021 elk met ‘Co-Med BV’ een ‘overeenkomst van opdracht voor praktijkmedewerking’ gesloten. In artikel 3 van deze overeenkomsten is bepaald:
Artikel 3. Uitvoering van de werkzaamheden
3.1
De werkzaamheden worden door de opdrachtnemer uitgevoerd voor gemiddeld 20 uren per week, te weten op maandag, dinsdag, woensdag, donderdagochtend. In onderling overleg kan de uitvoering plaatsvinden op andere dagen. Opdrachtnemer heeft de bevoegdheid om binnen deze uren zijn spreekuurtijden en visitetijden naar eigen inzicht in te delen.
2.7.
In de voornoemde door [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] en [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] met Co-Med Zorg B.V., respectievelijk Co-Med B.V. gesloten overeenkomsten van opdracht is verder, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
Artikel 7. Honorering en declaratie
7.1
De opdrachtgever betaalt aan de opdrachtnemer een vergoeding ter grootte van € 80,00 per uur. (…)
7.2
De opdrachtnemer zal een keer per maand met de daarbij behorende urenspecificatie (...) een (…) factuur doen toekomen voor de verleende huisartsenzorg.
(...)
7.4
De opdrachtgever zal het door de opdrachtnemer gefactureerde bedrag binnen 30 dagen voldoen.
(…)
2.8.
Eind 2021 hebben de huisartsen hun patiënten bij brief geïnformeerd over de overdracht van de huisartsenpraktijken aan Co-Med. In die brieven hebben de huisartsen de patiënten tevens medegedeeld dat zij nieuwe jonge collega’s zullen inwerken en in de loop van 2022 definitief het stokje zullen overdragen. De inhoud van deze brieven is door de huisartsen afgestemd met Co-Med.
2.9.
In een e-mail van 22 mei 2022 hebben de huisartsen Co-Med onder meer als volgt bericht:
(…)
In de afgelopen maanden bleek verder dat Co-Med afspraken die in de huurovereenkomst en de overeenkomst van waarneming zijn vastgelegd niet nakomt. Betalingen werden en worden zonder toelichting te laat overgemaakt. Tevens werd eenzijdig besloten dat er een maximaal aantal uren per werkdag gedeclareerd kon worden (...) Dit werd pas duidelijk nadat wij vele malen hadden aangedrongen op betaling.
(…)
Bovendien blijkt dat er nog niets bekend is of er artsen zijn die de medische zorg gaan overnemen. (...) Dit geeft veel onrust onder de patiënten. (…) Wij vinden het heel jammer dat wij onze praktijken (…) over 6 weken in een situatie moeten achterlaten die alles behalve optimaal is. (...)
2.10.
[eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] hebben de patiënten in een afscheidsbrief, gedateerd ‘juni 2022’, voor zover hier van belang, als volgt bericht:
Geachte patiënten,
In 1985 openden wij de deuren van een nieuwe huisartsenpraktijk (…). Sindsdien (…) is er veel veranderd in de wereld en in de huisartsengeneeskunde. Maar wat hetzelfde is gebleven is het contact tussen patiënt en huisarts (…).
(…)
Wij vinden het nu tijd om de zorg in de huisartspraktijk over te dragen aan een jongere generatie huisartsen. Sinds 1985 is er veel veranderd. De komende jaren zullen er ook veel veranderingen komen. We hopen en verwachten dat de persoonsgerichte aandacht hetzelfde blijft.
Wij doen op 1 juli a.s. een stapje terug. (...) Wij danken u voor het vertrouwen (...)
2.11.
[eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] , heeft (met zijn vrouw in haar hoedanigheid van praktijkondersteuner) de patiënten in een afscheidsbrief, gedateerd op 3 juni 2022, voor zover hier van belang, onder meer als volgt bericht:
Zoals in september vorig jaar is aangekondigd is onze praktijk op 1 januari jongstleden overgedragen aan Co-Med. Wij hebben afgesproken dat wij tot 1 juli in de praktijk zouden blijven werken om de overgang naar de nieuwe situatie soepel te laten verlopen. Momenteel is Co-Med druk bezig huisartsen te vinden die de medische zorg willen overnemen.
(…)
Wij willen u van harte bedanken voor het vertrouwen (...)
2.12.
[naam head operations] heeft de [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557] in een e-mail van 29 juni 2022, 18:45 uur, onder meer als hierna volgt bericht:
(…) We zijn geconfronteerd met de situatie dat je op eigen houtje een brief hebt uitgestuurd naar onze patiënten (...). Ik wil je erop wijzen dat jullie je een rol hebben als waarnemers/zzp-er in de praktijk en dat communicatie richting patiënten is voorbehouden aan de praktijkhouder, Co-Med. Jullie communicatie heeft geleid tot veel vragen en onduidelijkheid bij patiënten en er is geen sprake geweest van overleg. Wij hebben onlangs ook nog eens duidelijk aangegeven dat wij zelf de communicatie willen gaan verzorgen. Daarnaast is dit expliciet verboden in jullie overeenkomst van opdracht.
We stellen je hierbij aansprakelijk voor de ontstane schade. (...)
2.13.
Bij e-mail van dezelfde datum, 18:47 uur, heeft [naam head operations] voornoemde e-mail doorgestuurd aan [eiser sub 1 in zaaknr. 310078, eiser sub 3 in zaaknr. 316577] , met de tekst:
Wij zijn geconfronteerd met onderstaande situatie. Heb jij een soortgelijke communicatie met onze patiënten gehad?
2.14.
De tussen de huisartsen en Co-Med gesloten overeenkomsten van opdracht, die ingingen op 1 januari 2022, zijn op 1 juli 2022 van rechtswege geëindigd.
2.15.
De door Co-Med overgenomen huisartsenpraktijken op de locatie [naam medisch centrum 1] werden op 1 juli 2022 gesloten. De telefooncentrale van de locatie [naam medisch centrum 1] was vanaf die datum daarom niet meer bereikbaar, zodat patiënten zich telefonisch dienden te wenden tot ‘ [naam medisch centrum 2] ’, een andere locatie van Co-Med. Ten tijde van de mondelinge behandeling (25 januari 2024) werd op de locatie [naam medisch centrum 1] nog altijd geen fysieke zorg aangeboden.
2.16.
[eiser sub 1 in zaaknr. 310078, eiser sub 3 in zaaknr. 316577] heeft in een e-mail van 3 juli 2022 in reactie op de e-mail van [naam head operations] van 29 juni 2022, voor zover hier van belang, het navolgende geschreven:
(…)
Ik had je al verteld dat de patiënten in een afscheidsbrief op de hoogte zijn gebracht van ons vertrek per 1-7-2022. Het ware beter geweest als dit in een gezamenlijke brief zou zijn vermeld maar gezien jullie ‘radiostilte’ was dit ten ene male onmogelijk. (...)
Je gaf (…) aan dat de patiënten vanuit Co-Med geïnformeerd zouden worden, maar dat er nog ‘onzekerheden’ waren. Verder zijn wij niet betrokken geweest bij enig overleg over de nieuwe situatie en zijn niet door Co-Med geïnformeerd. Dat collega [naam] ons komt vervangen is informatie die we van hem hebben vernomen. (...)
2.17.
Op 6 juli 2022 heeft Co-Med de huisartsen een factuur van € 10.000,- toegezonden, met als omschrijving ‘Voorlopige schatting kosten herstel onrechtmatige actie in verband met het verzenden van communicatie aan patiënten zonder goedkeuring Co-Med Zorg B.V.’
2.18.
Bij brief van 18 juli 2022 heeft Co-Med haar patiënten, voor zover hier van belang, bericht:
Betreft: Nieuwe werkwijze in de huisartsenpraktijk vanaf juli 2022
Geachte heer, mevrouw,
Vanaf deze maand week gaat uw vaste huidige huisarts genieten van een welverdiend pensioen. We hebben de afgelopen periode intensief gezocht naar een vaste opvolger, maar dit is helaas (nog) niet gelukt. Het is in Breda ontzettend moeilijk om huisartsen te vinden. Er stoppen meer huisartsen dan er nieuwe bijkomen. Gelukkig maakt de praktijk al enige tijd onderdeel uit van de Co-Med organisatie. Wij zijn in staat om nieuwe manieren van werken toe te passen, zodat u nog steeds de zorg ontvangt die u nodig heeft. In deze brief leest u wat dat voor u betekent.
Openingstijden
Vanwege de vakanties en het landelijke huisartsen tekort zijn we genoodzaakt de praktijk op locatie [naam medisch centrum 2]tot 1 september 2022alleen voorspoedgevallenopen te houden
Videoconsult
(…) De enige verandering is dat u, afhankelijk van uw klacht, ook contact met de huisarts kunt krijgen via een professionele videoverbinding (…).
2.19.
Op 25 juli 2022 volgt er nog een brief van Co-Med aan haar patiënten:
(…)
De afgelopen periode heeft u via brief en media allerlei informatie gekregen op de praktijk. Informatie die soms misleidend was en niet op feiten gebaseerd. Via dit bericht willen we u precies informeren over de stand van zaken.
Feit is dat de praktijkenreeds langere tijddoor Co-Med worden beheerd.
De huisartsen (…), [eiser sub 1 in zaaknr. 310078, eiser sub 3 in zaaknr. 316577] en [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] hebben Co-Med lange tijd geleden gevraagd om de praktijk over te nemen (…). Co-Med is deze uitdaging aangegaan en probeert voor u de zorg zo goed mogelijk vorm te geven. Feit is ook dat per 1 juli deze huisartsen daadwerkelijk met pensioen zijn gegaan. (...)
Is er dan geen dokter voor u beschikbaar in de praktijk?
“Jawel er zijn dokters beschikbaar, echter helaas is de suggestie gewekt dat er enkel spoedzorg wordt geleverd, dit is dus feitelijk onjuist.”
Er is in de komende tijde wel degelijkbezetting in de praktijk. Dat is niet in de omvang en hoeveelheid die we nodig hebben om iedereen van zorg te voorzien. We zijn toegankelijk voor alle zorg die niet kan wachten: acute zorg, chronische zorg, medicatie, enz. En zo veel mogelijk toegankelijk voor de overige klachten. (...) En er zijn spreekuren met een video arts ter beschikking.
2.20.
Tussen de huisartsen en Co-Med is meermaals gecorrespondeerd over (onder meer) de (on)juistheid van de (door de huisartsen verstuurde) facturen en het (deels) onbetaald laten van (sommige van) die facturen door Co-Med. In dat verband heeft [naam head operations] bij e-mail van 3 februari 2022 aan [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] geschreven:
“Ik val even met de deur in huis m.b.t. je declaratie van januari. Die is niet akkoord m.b.t. het aantal uren per dag. Normale werkdag is 9 uur, geen 10 uur. Ik wil je verzoeken een nieuwe factuur te sturen voor 9 uur p/dag voor alle dagen, behalve de donderdagen. (…)”
Hierop heeft [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] bij e-mail van dezelfde datum gereageerd:
“Zie artikel 3.1 van de door [naam indirect bestuurder] getekende overeenkomst van waarneming.”
Bij e-mail van 4 februari 2022 heeft [naam head operations] aan [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] geschreven:
Ik zie idd de 45 uur in de overeenkomst staan, dit is in tegenstelling met wat [naam indirect bestuurder] aangeeft. Ik zal deze goedkeuren.
2.21.
Verder heeft [eiseres sub 2 in zaaknr. 310078, eiseres sub 4 in zaaknr. 316577] bij e-mail van 21 juni 2022 aan [naam head operations] geschreven:
Als ik een nieuwe factuur stuur zonder post 18 april, zijn er dan verder geen problemen met de facturen februari t/m mei en worden die dan ook betaald?
[naam head operations] heeft hierop bij e-mail van 22 juni 2022 geantwoord:
Dat is akkoord.
2.22.
De huisartsen hebben Co-Med herhaaldelijk aangemaand om tot betaling van de onbetaald gelaten bedragen in de facturen over te gaan, maar die betaling is uitgebleven.
In de zaak 316577
2.23.
De huisartsen oefenden hun praktijk uit in het pand gelegen aan het [adres 1] te [vestigingsplaats] . Het [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557] is eigenaar van de praktijkruimte aan het adres [adres 2] (hierna ook: [adres 2] ) en het [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] is eigenaar van de praktijkruimte aan het adres [adres 3] (hierna ook: [adres 3] ). De beide echtparen worden hierna aangeduid als ‘verhuurders’.
2.24.
[adres 2] en [adres 3] zijn met ingang van 1 januari 2022 voor de duur van tien jaar door verhuurders verhuurd aan Co-Med. De tussen partijen overeengekomen huurprijs bedraagt blijkens de huurovereenkomsten in 2022 € 2.041,67 per maand en (na indexering) per 1 januari 2023 € 2.337,71 per maand.
2.25.
De (gelijkluidende) bepaling in de huurovereenkomsten over het moment van betaling van de huur luidt, voor zover hier van belang, als volgt.
4.8
De uit hoofde van deze huurovereenkomst door Huurder aan Verhuurder te verrichten periodieke betaling als weergegeven in artikel 4.6 is in één bedrag bij vooruitbetaling verschuldigd in euro’s en moeten vóór of op de dag van de periode waarop de betaling betrekking heeft volledig zijn voldaan.
2.26.
De aan de huurovereenkomsten gehechte en daarvan deel uitmakende ‘Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW’ (hierna: de Algemene bepalingen) luiden voor zover hier van belang als volgt.
Betalingen
23.1
De betaling van de huurprijs (...) zal uiterlijk op de vervaldata (...) – zonder opschorting, aftrek of verrekening met een Vordering welke Huurder op Verhuurder heeft – geschieden (...) Huurder kan alleen dan verrekenen als de vordering door de rechter is vastgesteld. (...)
23.2
Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door Huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt Huurder aan Verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 1% van het verschuldigde bedrag per kalendermaand.
2.27.
Verhuurders hebben Co-Med herhaaldelijk aangemaand om zorg te dragen voor betaling van achterstallige huurpenningen en de als gevolg van de te late betaling verschuldigde contractuele boetes.

3.Het geschil

In de zaak 310078
In conventie
3.1.
De huisartsen vorderen, na wijziging van eis, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Co-Med te veroordelen om aan mevrouw [eiseres sub 2 in zaaknr. 310078, eiseres sub 4 in zaaknr. 316577] , tegen afdoende bewijs van kwijting, te betalen een bedrag ter grootte van de hoofdsom van
€ 32.362,11, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum verzuim dan wel vanaf 29 juli 2022, dan wel vanaf datum dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
Co-Med te veroordelen om aan de heer [eiser sub 1 in zaaknr. 310078, eiser sub 3 in zaaknr. 316577] , tegen afdoende bewijs van kwijting, te betalen een bedrag ter grootte van de hoofdsom van
€ 22.994,42, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum verzuim dan wel vanaf 29 juli 2022, dan wel vanaf datum dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
Co-Med te veroordelen om aan de heer [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] , tegen afdoende bewijs van kwijting, te betalen een bedrag ter grootte van de hoofdsom van
€ 29.200,-, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum verzuim dan wel vanaf
29 juli 2022, dan wel vanaf datum dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
4. Co-Med te veroordelen in de buitengerechtelijke incassokosten van de huisartsen, ter hoogte van
€ 2.009,28, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
5. Co-Med te veroordelen in de kosten van onderhavige procedure en Co-Med te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten, indien Co-Med deze kosten niet binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis heeft voldaan;
6. Co-Med te veroordelen in de nakosten.
3.2.
Aan deze vorderingen leggen de huisartsen ten grondslag dat zij, op grond van de overeenkomsten van opdracht voor praktijkmedewerking ( [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] ), dan wel duurwaarneming ( [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] ) werkzaamheden hebben verricht, welke door Co-Med betaald dienen te worden. Zij beroepen zich aldus op nakoming van genoemde overeenkomsten.
3.3.
Co-Med voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In reconventie
3.5.
Co-Med vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat de huisartsen wanprestatie hebben gepleegd, althans onrechtmatig jegens Co-Med hebben gehandeld door patiënten eenzijdig op eigen titel aan te schrijven,
voor recht te verklaren dat Co-Med met recht een beroep heeft gedaan op opschorting, dan wel verrekening,
de huisartsen hoofdelijk te veroordelen, des de één betalende, de ander bevrijd zal zijn, om aan Co-Med te betalen een bedrag van € 142.820,94, te voldoen binnen twee weken na datum vonnis, bij gebreke waarvan dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de datum der algehele voldoening, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
de huisartsen te veroordelen in de kosten van de procedure, te voldoen binnen twee weken na datum vonnis bij gebreke waarvan dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de datum der algehele voldoening.
3.6.
Aan deze vorderingen legt Co-Med ten grondslag dat de huisartsen hebben gehandeld in strijd met de overeenkomsten tot praktijkovername, dan wel onrechtmatig hebben gehandeld, door in juni 2022 zonder voorafgaand overleg met Co-Med afscheidsbrieven aan de patiënten van Co-Med te versturen. Door de onrust die hierdoor is ontstaan onder de patiënten heeft Co-Med veel schade geleden, aldus Co-Med.
3.7.
De huisartsen voeren verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In de zaak 316577
In conventie
3.9.
Verhuurders vorderen, na wijziging van eis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de huurovereenkomst tussen verhuurder [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557] en Co-Med als huurder betreffende de praktijkruimte gelegen aan het [adres 2] te [vestigingsplaats] , te ontbinden per datum van het te wijzen vonnis, dan wel per een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, met veroordeling van Co-Med om het gehuurde met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden respectievelijk bevindt, binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, volledig en behoorlijk te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden, en het gehuurde in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van verhuurder te stellen, dit met afgifte van de sleutels, zulks met machtiging aan verhuurder om bij gebreke van volledige voldoening hieraan deze verlating en ontruiming en dit vervolgens verlaten en ontruimd houden zelf te bewerken met behulp van de sterke arm van politie en justitie en op kosten van Co-Med;
II. de huurovereenkomst tussen verhuurder [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] en Co-Med als huurder betreffende de praktijkruimte aan het [adres 3] te [vestigingsplaats] , te ontbinden per datum van het te wijzen vonnis, dan wel per een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, met veroordeling van Co-Med om het gehuurde met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden respectievelijk bevindt, binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, volledig en behoorlijk te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden, en het gehuurde in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van verhuurder te stellen, dit met afgifte van de sleutels, en vervolgens verlaten en ontruimd te houden, dit met afgifte van de sleutels, zulks met machtiging aan verhuurder om bij gebreke van volledige voldoening hieraan deze verlating en ontruiming en dit vervolgens verlaten en ontruimd houden zelf te bewerken met behulp van de sterke arm van politie en justitie en op kosten van Co-Med,
III. Co-Med te veroordelen aan verhuurder [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557] te betalen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting:
a. het bedrag van € 8.763,44, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de buitengerechtelijke kosten van € 983,94, ter zake van de onbetaald gebleven huurpenningen, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke kosten;
b. het bedrag van € 17.400,-, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente ter zake van de verschuldigde contractuele boete;
c. het bedrag van € 7.417,77.-, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente en vermeerderd met de buitengerechtelijke kosten van € 745,89 ter zake van de onbetaald gebleven nota’s nutsvoorzieningen en telefoonkosten, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke kosten;
d. het bedrag van € 3.140,-, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente en vermeerderd met de buitengerechtelijke kosten van € 471,- ter zake van de onbetaald gebleven nota’s voor geleverde services en diensten, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke kosten;
e. ter zake van schadevergoeding een bedrag van € 2.342,39 per maand waarbij een gedeelte van een maand voor een volle maand wordt geteld, niettegenstaande enige toekomstige indexering van de huurprijs te rekenen vanaf het tijdstip waarop de huurovereenkomst wordt ontbonden en tot aan het tijdstip dat verhuurder [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557] het gehuurde aan een ander heeft verhuurd, echter ten hoogste tot de expiratiedatum van de schriftelijke huurovereenkomst, dan wel in het geval het gehuurde eerst na de expiratiedatum wordt ontruimd tot de ontruimingsdatum;
IV. Co-Med te veroordelen aan verhuurder [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] te betalen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting:
a. het bedrag van € 12.880,78, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de buitengerechtelijke kosten van € 903,81, ter zake van de onbetaald gebleven huurpenningen;
b. het bedrag van € 27.600,-, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente ter zake van de verschuldigde contractuele boete,
c. het bedrag van € 495,37, zijnde de buitengerechtelijke kosten ter zake de onbetaald gebleven nota’s nutsvoorzieningen, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke kosten;,
d. het bedrag van € 303,05, zijnde de buitengerechtelijke kosten ter zake nota’s voor geleverde services en diensten, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke kosten,
e. ter zake van schadevergoeding een bedrag van € 2.342,39 per maand waarbij een gedeelte van een maand voor een volle maand wordt geteld, niettegenstaande enige toekomstige indexering van de huurprijs te rekenen vanaf het tijdstip waarop de huurovereenkomst wordt ontbonden en tot aan het tijdstip dat verhuurder [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] het gehuurde aan een ander heeft verhuurd, echter ten hoogste tot de expiratiedatum van de schriftelijke huurovereenkomst, dan wel in het geval het gehuurde eerst na de expiratiedatum wordt ontruimd tot de ontruimingsdatum,
V. Co-Med te veroordelen in de kosten van dit geding, kosten gemachtigde van verhuurders, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en – voor het geval dat voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van het vonnis, alsmede te vermeerderen met de na het vonnis te maken kosten van tenuitvoerlegging daarvan, waaronder de eventueel te maken ontruimingskosten op vertoon van de daartoe nodige, in dit vonnis te vermelden, bescheiden op de voet van artikel 3:299 lid 3 BW;
VI. Co-Med te veroordelen in de nakosten
3.10.
Co-Med voert verweer.
3.11.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In (deels voorwaardelijke) reconventie
3.12.
Co-Med vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in reconventie
1. voor recht te verklaren dat verhuurders wanprestatie hebben gepleegd, althans onrechtmatig jegens Co-Med hebben gehandeld door patiënten eenzijdig op eigen titel aan te schrijven,
2. verhuurders te veroordelen in de kosten van de procedure, te voldoen binnen twee weken na datum vonnis bij gebreke waarvan deze zal worden vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de datum der algehele voldoening.
in voorwaardelijke reconventie
3. verhuurders hoofdelijk te veroordelen, des de één betalende, de ander bevrijd zal zijn, om aan Co-Med te betalen een bedrag gelijk aan het verschil van de ingehouden huurpenningen en de zes maanden gederfd huurgenot die Co-Med vordert, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
3.13.
Verhuurders voeren verweer.
3.14.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In de zaak 310078
In conventie en reconventie
Met wie is gecontracteerd?
4.1.
In de overeenkomsten waarop in deze zaak een beroep wordt gedaan lijkt aan de zijde van Co-Med door verschillende entiteiten te zijn gecontracteerd. Zo zijn de overeenkomsten tot praktijkoverdracht gesloten tussen de huisartsen en ‘Co-Med Nederland’ en zijn de overeenkomsten van opdracht voor praktijkmedewerking van het [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] gesloten met ‘Co-Med BV’. Alleen in de overeenkomst van opdracht voor duurwaarneming van [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] wordt Co-Med Zorg B.V. (gedaagde in deze procedure) als wederpartij genoemd.
4.2.
Partijen zijn het er echter over eens dat voor alle thans in het geding zijnde overeenkomsten geldt dat deze zijn gesloten tussen de huisartsen en Co-Med Zorg B.V. Zijdens Co-Med is in dit verband tijdens de mondelinge behandeling onder meer aangevoerd dat de aanduiding ‘Co-Med BV’ een verschrijving betreft. Bedoeld was ‘Co-Med Zorg B.V.’; dit kan ook niet anders, omdat Co-Med Zorg B.V. de enige entiteit binnen Co-Med is die zorg kan leveren. Bovendien zijn de facturen van het [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] aan Co-Med Zorg B.V. verstuurd, aldus Co-Med.
4.3.
Nu kennelijk beide partijen de overeenkomsten aldus hebben opgevat dat Co-Med Zorg B.V. daarin partij was, zal de rechtbank dit ook tot uitgangspunt nemen. De rechtbank weegt daarbij mee dat het inschrijvingsnummer bij de Kamer van Koophandel (KvK) van ‘Co-Med BV’, zoals vermeld in de overeenkomsten van opdracht voor praktijkmedewerking van het [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] , gelijk is aan het KvK-inschrijvingsnummer van Co-Med Zorg B.V., zoals weergegeven in productie 12 zijdens de huisartsen. Aannemelijk is dus dat in deze overeenkomsten met ‘Co-Med BV’ inderdaad is bedoeld ‘Co-Med Zorg B.V.’. De rechtbank zal er daarom in het navolgende van uitgaan dat voor alle in geding zijnde overeenkomsten geldt dat is gecontracteerd met ‘Co-Med Zorg B.V.’.
In conventie
4.4.
De huisartsen vorderen betaling van openstaande facturen, met betrekking tot door hen verrichte werkzaamheden op grond van de tussen hen en Co-Med gesloten overeenkomsten van opdracht. De vordering bedraagt in totaal € 84.556,53, waarbij € 32.362,11 wordt gevorderd voor werkzaamheden van [eiseres sub 2 in zaaknr. 310078, eiseres sub 4 in zaaknr. 316577] , € 22.994,42 voor werkzaamheden van [eiser sub 1 in zaaknr. 310078, eiser sub 3 in zaaknr. 316577] en € 29.200,- voor werkzaamheden van [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] .
Tussen partijen is niet in geschil dat de facturen onbetaald zijn gebleven. Co-Med heeft de facturen deels betwist; voor de niet betwiste facturen beroept zij zich op opschorting dan wel verrekening, onder verwijzing naar de schade die zij stelt te hebben geleden door de afscheidsbrieven van de huisartsen in juni 2022.
De rechtbank zal eerst voor iedere huisarts de door Co-Med betwiste facturen beoordelen. Omdat het beroep op opschorting dan wel verrekening is gebaseerd op het standpunt van Co-Med dat (ook) de grondslag vormt van de vordering in reconventie, zullen de facturen ten aanzien waarvan deze verweren zijn gevoerd na de beoordeling in reconventie aan de orde komen.
[eiseres sub 2 in zaaknr. 310078, eiseres sub 4 in zaaknr. 316577]
4.5.
De huisartsen vorderen betaling van € 32.362,11, voor werkzaamheden die [eiseres sub 2 in zaaknr. 310078, eiseres sub 4 in zaaknr. 316577] heeft verricht in de maanden februari tot en met juni 2022. Ter onderbouwing van die vordering hebben de huisartsen de volgende facturen overgelegd:
Factuurnr. CoY22/2 d.d. 1-3-2022 (werkzaamheden februari) € 6458,00
Factuurnr. ComY22/3 d.d. 1-4-2022 (werkzaamheden maart) € 5913,44
Factuurnr. ComY22/ 4B d.d. 1-5-2022 (werkzaamheden april) € 6892,06
Factuurnr. CoY22/5 d.d. 1-6-2022 (werkzaamheden mei) € 6751,49
Factuurnr. CoY22/6 d.d. 01-07-2022 (werkzaamheden juni) € 6347,12
4.6.
De eerste drie facturen, met de nummers CoY22/2, ComY22/3 en ComY22/ 4B , worden door Co-Med betwist. Ten aanzien van de laatste twee facturen, die inhoudelijk niet worden betwist, beroept Co-Med zich op opschorting dan wel verrekening. Co-Med heeft ter motivering van haar betwisting aangevoerd – kort samengevat – dat de door [eiseres sub 2 in zaaknr. 310078, eiseres sub 4 in zaaknr. 316577] ingediende facturen niet stroken met de gemaakte afspraken. Op alle drie de facturen is namelijk ‘postverwerking’ gedeclareerd buiten de reguliere werktijden (8.00-17.00 uur) en op de factuur met nummer CoY22/2 is bovendien een dagwaarneming van meer dan negen uur gedeclareerd. De huisartsen betwisten dat (van aanvang aan) was afgesproken dat niet mocht worden gedeclareerd buiten kantooruren. Daarnaast wijzen de huisartsen op de e-mailcorrespondentie van 21 en 22 juni 2022 tussen [eiseres sub 2 in zaaknr. 310078, eiseres sub 4 in zaaknr. 316577] en [naam head operations] . In deze e-mailcorrespondentie heeft [naam head operations] , in reactie op de vraag van [eiseres sub 2 in zaaknr. 310078, eiseres sub 4 in zaaknr. 316577] , luidend “
Als ik een nieuwe factuur stuur zonder post 18 april, zijn er dan verder geen problemen meer met de facturen februari t/m mei en worden die dan betaald?” geantwoord “
Dat is akkoord”(zie rov. 2.21). Volgens de huisartsen heeft [eiseres sub 2 in zaaknr. 310078, eiseres sub 4 in zaaknr. 316577] uit dit bericht begrepen, en mocht zij ook begrijpen, dat de voormelde facturen waren goedgekeurd en dat Co-Med voor de betaling daarvan zou zorgdragen. Co-Med verweert zich op dit punt met de stelling dat Co-Med bij de goedkeuring van facturen werkt met een viertraps-verificatiesysteem, hetgeen inhoudt dat na het akkoord van [naam head operations] nog nadere controles (onder andere door [naam indirect bestuurder] ) zouden volgen. Dit was ook bij de huisartsen bekend, aldus Co-Med, zodat [eiseres sub 2 in zaaknr. 310078, eiseres sub 4 in zaaknr. 316577] aan het bericht van [naam head operations] geen zekerheid kon ontlenen. De huisartsen hebben betwist dat dit hen bekend was.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat voor het uitblijven van betaling van de facturen met de nummers CoY22/2, ComY22/3 en ComY22/ 4B geen goede grond. Daargelaten dat de door Co-Med gestelde afspraken tussen partijen met betrekking tot werkzaamheden buiten kantooruren niet uit de stukken blijken, gaat het verweer van Co-Med reeds niet op, omdat zij, bij e-mail van [naam head operations] , de facturen van februari tot en met mei expliciet heeft goedgekeurd. Uit de overgelegde facturen volgt dat [eiseres sub 2 in zaaknr. 310078, eiseres sub 4 in zaaknr. 316577] de factuur van 1 mei 2022 overeenkomstig de gemaakte afspraken heeft aangepast: in de overgelegde factuur (factuur 4, met de toevoeging ‘B’) worden op 18 april immers geen kosten gedeclareerd. Gelet hierop had Co-Med haar toezegging moeten nakomen en had zij de facturen moeten betalen. De rechtbank volgt Co-Med niet in haar – eerst ter mondelinge behandeling naar voren gebrachte – stelling dat bij de beoordeling van facturen sprake zou zijn van een ‘viertrapsverificatie’, hetgeen ook bij de huisartsen bekend zou zijn. Afgezien van het feit dat deze stelling in het geheel niet is onderbouwd en reeds daarom wordt verworpen, had het, indien dit inderdaad de interne werkwijze van Co-Med was geweest, op haar weg gelegen met betrekking tot dit punt een voorbehoud te maken in de mail van 22 juni 2022. Nu dit achterwege is gebleven valt niet in te zien waarom [eiseres sub 2 in zaaknr. 310078, eiseres sub 4 in zaaknr. 316577] niet mocht vertrouwen op de toezegging door [naam head operations] dat de facturen, na de voorgestelde aanpassing, goedgekeurd waren en zouden worden betaald. De rechtbank zal de vordering tot betaling van de facturen met de nummers CoY22/2, ComY22/3 en ComY22/ 4B dan ook toewijzen. Op de vordering met betrekking tot de facturen met de nummers CoY22/5 en CoY22/6 zal de rechtbank ingaan na de beoordeling in reconventie.
[eiser sub 1 in zaaknr. 310078, eiser sub 3 in zaaknr. 316577]
4.8.
De huisartsen vorderen een bedrag van € 22.994,42 voor werkzaamheden die [eiser sub 1 in zaaknr. 310078, eiser sub 3 in zaaknr. 316577] heeft verricht in de maanden april tot en met juni 2022. Ter onderbouwing van deze vordering hebben de huisartsen de volgende facturen overgelegd.
Factuurnr. ComB22/4 d.d. 1-05-2022 (werkzaamheden april) € 7125,98
Factuurnr. CoB22/5 d.d. 1-06-2022 (werkzaamheden mei) € 8276,38
Factuurnr. CoB22/6 d.d. 01-07-2022 (werkzaamheden juni) € 7592,06
4.9.
De laatste twee facturen (met de nummers CoB22/5 en CoB22/6) worden door Co-Med niet betwist; Co-Med beroept zich ten aanzien van deze facturen op opschorting dan wel verrekening. De eerste factuur, met factuurnummer ComB22/4, wordt door Co-Med betwist op de grond dat, in strijd met gemaakte afspraken, ‘postverwerking’ is gedeclareerd buiten de reguliere werktijden. De postverwerking kan prima tijdens de dagwaarneming worden gedaan, aldus Co-Med. Co-Med verwijst ter onderbouwing van haar stellingen naar artikel 3 van de overeenkomst van praktijkoverdracht. De huisartsen hebben gemotiveerd betwist dat (van aanvang aan) was afgesproken dat niet mocht worden gedeclareerd buiten de hiervoor weergegeven kantooruren. Zij hebben daartoe aangevoerd dat het bij veel huisartsen een normale werkwijze is dat de ‘postverwerking’ (het verwerken van binnengekomen uitslagen van aanvullend onderzoek, zoals laboratorium- en röntgenonderzoek) voor aanvang van de nieuwe praktijkdag thuis wordt gedaan, zodat patiënten die ’s ochtends bellen voor de uitslag direct te woord kunnen worden gestaan en niet nogmaals hoeven te bellen. Daarnaast hebben de huisartsen gesteld dat de mededeling dat geen werkzaamheden gedeclareerd mochten worden buiten kantoortijden pas twee weken voor het einde van de overeenkomsten door Co-Med is gedaan.
4.10.
De rechtbank begrijpt de betwisting van Co-Med aldus dat deze ziet op de declaratie voor ‘post’ op (donderdag) 7 april 2022. Gelet op het overzicht in de declaratie kan worden vastgesteld dat [eiser sub 1 in zaaknr. 310078, eiser sub 3 in zaaknr. 316577] inderdaad een uur voor ‘post’ heeft gedeclareerd op een dag waarop hij geen praktijkwaarneming deed. Naar het oordeel van de rechtbank is echter niet komen vast te staan dat partijen al vóór indiening van de betwiste factuur zijn overeengekomen dat buiten de uren van praktijkwaarneming of buiten ‘kantooruren’ geen werkzaamheden gedeclareerd konden worden. Anders dan Co-Med stelt, volgt dit niet uit artikel 3 van de overeenkomst van opdracht (zie rov. 2.6), nu hierover in die bepaling niets is opgenomen en bovendien donderdag als een van de werkdagen wordt genoemd. Voor zover Co-Med heeft bedoeld dat sprake zou zijn van een nadere afspraak tussen partijen omtrent de declarabele tijdvakken (voorafgaand aan de onderhavige declaratie), heeft te gelden dat dit standpunt in het geheel niet is onderbouwd, terwijl dit, in het licht van de gemotiveerde stellingen van de huisartsen, wel op de weg van Co-Med had gelegen.
4.11.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank de vordering voor zover deze ziet op betaling van de factuur met factuurnummer ComB22/4 toewijzen. Op het deel van de vordering dat is gebaseerd op de facturen met de nummers CoB22/5 en CoB22/6 zal de rechtbank ingaan na de beoordeling in reconventie.
[eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577]
4.12.
De huisartsen vorderen betaling van € 29.200,- voor de werkzaamheden van [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] . Deze vordering is gegrond op de onderstaande facturen.
Factuurnr. 2022 RS 1A d.d.16-3-2022 (werkzaamheden januari) € 1520,00
Factuurnr. 2022 RS 2A d.d. 22-03-2022 (werkzaamheden februari) € 720,00
Factuurnr. 2022 RS5 d.d. 31-05-2022 (werkzaamheden mei) € 14.160
Factuurnr. 2022 RS6 d.d. 30-6-2022 (werkzaamheden juni) € 12.800
4.13.
Ten aanzien van de laatste twee facturen (met de nummers 2022 RS5 en 2022 RS6) beroept Co-Med zich op opschorting dan wel verrekening; deze facturen worden inhoudelijk niet betwist. De eerste twee facturen (factuurnummers 2022 RS 1A en 2022 RS 2A) worden door Co-Med betwist op de grond dat deze facturen zien op werkzaamheden buiten de tijden van de dagwaarneming. Daarbij stelt Co-Med zich op het standpunt dat de tijden van dagwaarneming lopen van 8.00 – 17.00 uur (voor een hele dag). Weliswaar is met [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] in artikel 3 van de overeenkomst van opdracht voor duurwaarneming overeengekomen dat [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] 45 uur per week zou werken, verdeeld over vier en een halve dag (zie rov. 2.5), maar Co-Med heeft al direct in januari laten weten dit te willen minderen in die zin dat zij maar werkdagen van 9 uur per dag zou goedkeuren. De daarop volgende discussie tussen partijen heeft ertoe geleid dat [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] zijn facturen deels heeft aangepast. De delen waarover geen discussie bestond zijn door Co-Med betaald. Co-Med stelt zich hierbij op het standpunt dat het haar vrij staat het aantal uren naar beneden aan te passen, althans voorschriften te geven over het maximale aantal werkuren per dag. [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] stelt tegenover de stellingen van Co-Med – naast zijn beroep op de in de overeenkomst van opdracht voor duurwaarneming overeengekomen werkduur – dat hij eerst in maart 2022 ermee bekend raakte dat Co-Med buiten de werktijden gefactureerde uren afkeurde.
4.14.
De rechtbank begrijpt uit de processtukken en de overgelegde facturen dat [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] , naar aanleiding van de discussie met Co-Med, de facturen over januari en februari heeft gesplitst in die zin dat voor elk van deze maanden in één factuur de werkzaamheden van 8.00 – 17.00 uur worden gedeclareerd en in een andere factuur de overige (door Co-Med betwiste) uren. De in deze procedure gevorderde betaling ziet op de ‘aanvullende’ facturen, dat wil zeggen de gedeclareerde werkzaamheden buiten de tijdstippen van 8.00-17.00 uur (factuurnummers 2022 RS 1A en 2022 RS 2A).
De rechtbank volgt Co-Med niet in haar betoog dat deze werkzaamheden niet voor betaling in aanmerking zouden komen. Uitgangspunt voor de rechtsverhouding tussen partijen vormt de overeenkomst van opdracht voor duurwaarneming, waarin expliciet is opgenomen dat [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] 45 uur per week zou werken, verdeeld over vier en een halve dag (rov. 2.5). Reeds daarom was het voor [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] feitelijk onmogelijk om, uitgaande van een maximale werkdag van negen uur alsmede een halve dag van maximaal 4,5 uur (in totaal maximaal 40,5 uur),
nietbuiten (de overeengekomen) reguliere werktijden te declareren. Dat men zich ook bij Co-Med van deze onmogelijkheid bewust was, blijkt uit de e-mailcorrespondentie tussen [naam head operations] en [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] in februari 2022 (rov. 2.20). Zo schrijft van [naam head operations] bij e-mail van 4 februari 2022 ‘
Ik zie idd de 45 uur in de overeenkomst staan (…). Ik zal deze[lees: de facturen]
goedkeuren.’ De niet nader onderbouwde stelling van Co-Med dat al in januari aangepaste werktijden zouden zijn overeengekomen, wordt door dit e-mailbericht eveneens weersproken, zodat de rechtbank die stelling verwerpt.
Co-Med is daarom gehouden tot betaling van bovenvermelde facturen (factuurnummers 2022 RS 1A en 2022 RS 2A). Op de vordering met betrekking tot de overige facturen (2022 RS 5 en 2022 RS 6) zal de rechtbank ingaan na de beoordeling in reconventie.
De buitengerechtelijke incassokosten
4.15.
De huisartsen vorderen vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Uit de stukken blijkt genoegzaam dat aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 2.009,28 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 1.960,88 (inclusief btw) bij een bedrag van € 84.556,53 in hoofdsom. De rechtbank zal daarom € 1.960,88 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding.
In reconventie
4.16.
Co-Med vordert in reconventie (onder 1) dat de rechtbank voor recht verklaart dat de huisartsen wanprestatie hebben gepleegd, dan wel onrechtmatig hebben gehandeld jegens Co-Med door patiënten eenzijdig op eigen titel aan te schrijven. Volgens Co-Med hebben de huisartsen, in strijd met de gemaakte afspraken zelfstandig afscheidsbrieven naar patiënten gestuurd, met een inhoud die voor grote onrust heeft gezorgd. Deze grote onrust heeft er aldus Co-Med toe geleid dat zij schade heeft geleden ter grootte van € 142.820,94, die zij van de huisartsen vergoed wenst te zien (vordering onder 3). Co-Med vordert, in samenhang daarmee (onder 2), dat de rechtbank voor recht verklaart dat zij (naar de rechtbank begrijpt nadat zij bekend werd met de afscheidsbrieven) terecht een beroep heeft gedaan op opschorting dan wel verrekening ten aanzien van de facturen van de huisartsen.
4.17.
De kern van het verwijt van Co-Med aan de huisartsen is dat zij, zonder overleg met Co-Med, afscheidsbrieven aan de patiënten van Co-Med hebben gestuurd, die door hun inhoud tot een zodanig grote onrust in de door Co-Med overgenomen praktijken op de locatie [naam medisch centrum 1] heeft geleid, dat deze daardoor moest worden gesloten en in ieder geval tot op het moment van de mondelinge behandeling gesloten is gebleven. In de stellingen van Co-Med ligt besloten dat deze onrust niet zou zijn ontstaan als de huisartsen de inhoud van de brieven met Co-Med zouden hebben afgestemd. De onrust door de brieven is ontstaan op 29 juni 2022, aldus Co-Med
4.18.
De rechtbank stelt voorop dat Co-Med in haar conclusie van antwoord aan de huisartsen [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] geen concreet verwijt maakt met betrekking tot de inhoud van hun afscheidsbrief. Co-Med erkent in haar conclusie van antwoord dat er een inhoudelijk verschil bestaat tussen de brieven van [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] en [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] , waarbij de brief van [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] (in tegenstelling tot de brief van [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] ) in de woorden van Co-Med een ‘zuivere afscheidsbrief’ betreft. Een concrete passage die Co-Med verwijtbaar acht, wordt niet aangehaald. Voor zover Co-Med ter mondelinge behandeling heeft bedoeld aan te voeren dat de passage in de brief van [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] , luidend “
Sinds 1985 is er veel veranderd. De komende jaren zullen ook nog veel veranderingen komen.” (zie rov. 2.10) de door haar gestelde onrust heeft veroorzaakt, kan de rechtbank Co-Med daarin niet volgen. Dit betreft immers, mede gelet op de toon en verdere inhoud van de brief, een zodanig algemene opmerking dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien op welke wijze deze passage tot de door Co-Med gestelde onrust kan hebben geleid. Nu evenmin is gesteld of gebleken dat de afscheidsbrief van het [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] op een andere manier tot de gestelde onrust heeft geleid, moet de conclusie luiden dat Co-Med niet heeft voldaan aan haar stelplicht met betrekking tot het causaal verband tussen de brief van de huisartsen [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] en de door haar gestelde onrust. De vorderingen jegens [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] zullen op die grond worden afgewezen.
4.19.
Het verwijt dat Co-Med [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] maakt, is dat in zijn afscheidsbrief de volgende passage is opgenomen (zie rov. 2.11):
“Wij hebben afgesproken dat wij tot 1 juli in de praktijk zouden blijven werken om de overgang naar de nieuwe situatie soepel te laten verlopen. Momenteel is Co-Med druk bezig huisartsen te vinden die de medische zorg willen overnemen.”Volgens Co-Med heeft [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] hier met zoveel woorden geschreven dat er nog geen opvolging voor hem zou zijn, terwijl hij wist dat dit onjuist was. Hij was in juni 2022 immers voorgesteld aan de arts die hem zou gaan vervangen, de heer [naam] (hierna: ' [naam] '). Co-Med is van opvatting dat [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] met deze brief welbewust paniek heeft willen creëren, omdat hij vond dat er nog een rekening met Co-Med openstond.
[eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] betwist dat er al een vervanger bekend was. Dat [naam] definitief in de praktijk zou komen werken was op het moment van het schrijven van de afscheidsbrief nog niet duidelijk; [naam] had dit nog in overweging. Het is juist dat [naam] in juni 2022 op de praktijk is geweest, maar toen was de brief al verstuurd.
4.20.
Co-Med heeft ter mondelinge behandeling toegelicht dat haar bezwaar tegen de afscheidsbrief van [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] erin is gelegen dat [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] in zijn brief [naam] niet heeft genoemd en Co-Med zo de kans heeft ontnomen om in de afscheidsbrief melding te maken van een opvolger, met schade als gevolg. De rechtbank volgt Co-Med niet in dit door haar gemaakte verwijt aan het adres van [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] . Als immers op het moment dat zij bekend werd met de afscheidsbrief (omstreeks 29 mei 2022) al vaststond dat [naam] de praktijken zou overnemen, had Co-Med de door haar gestelde onrust eenvoudig de kop kunnen indrukken door direct zelf een bericht aan de patiënten te sturen met betrekking tot die opvolging. Dit heeft zij echter niet gedaan. Integendeel, Co-Med noemt in haar brief van 18 juli 2022 (bijna drie weken na het ontstaan van de door haar gestelde onrust) zelf evenmin [naam] als opvolger. Sterker, Co-Med schrijft in deze brief juist dat intensief is gezocht naar een vaste opvolger, maar dat er nog geen vaste opvolger bekend is (zie rov. 2.18). [naam indirect bestuurder] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hiervoor is gekozen, omdat [naam] , gezien de media-aandacht op dat moment, niet in de brief genoemd wilde worden. Bovendien was er op dat moment nog geen volle dekking wat betreft (vaste) waarnemers; er kon dus nog niet gezegd worden ‘dit is het nieuwe team’. In de brief van 18 juli 2022 is daarom volstaan met de opmerking: er staat een team van artsen voor u klaar, aldus [naam indirect bestuurder] . De rechtbank gaat voorbij aan deze verklaring van [naam indirect bestuurder] . Zij acht het, zeker gelet op de aanzienlijke media-aandacht en het grote belang dat voor Co-Med op het spel stond, onaannemelijk dat Co-Med niet zou hebben vermeld dat er een vaste opvolger in de persoon van [naam] was aangetrokken, indien hier, zoals Co-Med stelt, (definitief) sprake van was. Co-Med had er bovendien – als [naam] nog niet bij naam genoemd wilde worden – voor kunnen kiezen om in algemene bewoordingen te benoemen dat er een vaste opvolger was gevonden, maar dat deze nog bij afzonderlijk brief aan de patiënten zou worden voorgesteld. In ieder geval is onbegrijpelijk waarom Co-Med aan haar patiënten zou schrijven dat er nog
geenvaste opvolger bekend is, hetgeen zij wel heeft gedaan. Voor de hand ligt dan ook dat er simpelweg nog geen (definitieve) opvolger bekend was. Uit (de formulering van) de brief van 18 juli 2022 blijkt dat de zoektocht nog bezig was. In dat kader kan [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] moeilijk verweten worden dat hij in zijn afscheidsbrief heeft vermeld dat (hem) op dat moment nog geen opvolger bekend was. Bovendien is niet aannemelijk dat deze boodschap anders zou zijn geweest, indien [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] overleg had gevoerd met Co-Med: Co-Med schrijft zelf enkele weken later immers exact hetzelfde. Co-Med heeft ter mondelinge behandeling nog naar voren gebracht dat het feit dat zij de vervanging niet rond kregen het gevolg was van de afscheidsbrieven: artsen die in die periode hun proefperiode hadden, wilden er, door de totale chaos die zij aantroffen, niet meer werken, aldus Co-Med. Deze stelling is echter op geen enkele wijze nader onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat. Gelet hierop is onvoldoende aannemelijk geworden dat de door Co-Med gestelde onrust en schade niet zouden zijn ontstaan als [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] de brief had verstuurd na overleg met Co-Med.
4.21.
Evenmin kan worden aangenomen dat van onrust geen sprake was geweest indien de afscheidsbrief geheel zou worden weggedacht. Vaststaat immers dat op 29 juni 2022 (de datum waarop de onrust volgens Co-Med begon) nog geen duidelijkheid bestond over de opvolging binnen de praktijken van de huisartsen. Dat deze onzekerheid een bron van onrust was onder de patiënten komt reeds naar voren in de e-mail van de huisartsen aan Co-Med van 22 mei 2022 (rov. 2.9), waarin zij onder meer schrijven:
“Bovendien blijkt dat er nog niets bekend is of er artsen zijn die de medische zorg gaan overnemen. (...) Dit geeft veel onrust onder de patiënten. (…)”. Niet aannemelijk is dat deze onrust onder de patiënten zou zijn verdwenen of verminderd bij het uitblijven van enige nadere communicatie over de overgang van de praktijken per 1 juli 2022. Co-Med heeft geen feiten of omstandigheden gesteld, en ook anderszins zijn deze niet gebleken, waaruit zou volgen dat dit anders is. Ook op dit punt bestaan derhalve onvoldoende aanknopingspunten voor het aannemen van causaal verband met de gestelde schade. Voor zover Co-Med zou willen betogen dat de huisartsen eventuele opvolgers hebben ontmoedigd, heeft zij daarvoor onvoldoende concrete feiten gesteld.
4.22.
Alles in onderlinge samenhang overziend heeft Co-Med, gelet op het voorgaande, onvoldoende gesteld ter onderbouwing van haar standpunt dat de ondervonden onrust is te herleiden tot de afscheidsbrieven van de huisartsen. Deze vaststelling leidt tot de slotsom dat de vordering onder 3 tot vergoeding van de schade, die volgens Co-Med het gevolg was van die onrust, moet worden afgewezen. Aangezien de onder 1 gevorderde verklaring voor recht dat sprake is van wanprestatie dan wel onrechtmatig handelen van de huisartsen, naar de rechtbank begrijpt uitsluitend dient ter ondersteuning van de vordering tot schadevergoeding en geen zelfstandige betekenis heeft, wordt ook deze vordering afgewezen. Co-Med heeft daarbij immers, met het afwijzen van de vordering tot schadevergoeding, geen zelfstandig belang. Met de afwijzing van de door Co-Med gestelde vordering op de huisartsen gaat ook haar beroep op opschorting en verrekening – dat op voornoemde vordering berustte – niet op. Ook het onder 2 gevorderde zal daarom worden afgewezen.
4.23.
Het in reconventie door Co-Med gevorderde zal gelet op het voorgaande worden afgewezen.
De in conventie nog voorliggende facturen
4.24.
Het oordeel dat Co-Med geen beroep toekomt op opschorting of verrekening brengt mee dat de in conventie onder 1 tot en met 3 gevorderde betaling van de facturen aan de huisartsen [eiseres sub 2 in zaaknr. 310078, eiseres sub 4 in zaaknr. 316577] , [eiser sub 1 in zaaknr. 310078, eiser sub 3 in zaaknr. 316577] en [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] van respectievelijk € 32.362,11, € 22.994,42 en € 29.200,- integraal dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2022.
In de zaak 316577
In conventie en in reconventie
Met wie is gecontracteerd?
4.25.
Hoewel in de huurovereenkomsten van zowel het [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] als het [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557] ‘Co-Med Nederland’ als huurder is vermeld, is tussen partijen niet in geschil dat Co-Med Zorg B.V. de contractspartij is. De rechtbank zal dit daarom bij de beoordeling tot uitgangspunt nemen.
In conventie
4.26.
Verhuurders vorderen – kort samengevat – ontbinding van de tussen hen en Co-Med (als huurder) gesloten huurovereenkomsten, ontruiming van het gehuurde en betaling van de achterstallige huurpenningen.
Het gevorderde onder I en II
De ontbinding en ontruiming
4.27.
Verhuurders leggen aan hun vordering ten grondslag dat Co-Med stelselmatig is tekortgeschoten in haar verplichting tot betaling, dan wel tijdige betaling, van de huurpenningen. Dit rechtvaardigt volgens verhuurders de ontbinding en ontruiming van het gehuurde. Verhuurders hebben daartoe ter mondelinge behandeling aangevoerd dat op dat moment sprake was van een huurachterstand van twee maanden ten behoeve van [adres 2] ( [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557] ) en vier maanden ten behoeve van [adres 3] ( [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] ). Dit wijkt af van het in de akte wijziging/vermeerdering van eis van 25 januari 2024 opgenomen betalingsoverzicht, nu de maanden december 2023 en januari 2024 inmiddels zijn betaald. Gelet hierop is bij verhuurders [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] sprake van een huurachterstand van € 4.083,34 (de maanden september en oktober 2022 en dus twee keer de maandelijkse huurprijs in 2022 ad € 2.041,67). Bij verhuurders [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] is gelet op het voorgaande ten tijde van de mondelinge behandeling nog sprake van een huurachterstand van € 8.166,68 (de maanden juli, augustus, september en oktober 2022 en dus vier keer de huurprijs in 2022 ad € 2.041,67). De rechtbank zal bij haar beoordeling uitgaan van deze bedragen, die ten tijde van de mondelinge behandeling golden. Verhuurders leggen daarnaast aan hun vorderingen ten grondslag dat stelselmatig (veel) te laat wordt betaald.
4.28.
Co-Med betwist niet dat sprake is van een huurachterstand, maar stelt dat deze maximaal drie maanden betreft. Deze stelling is echter onvoldoende concreet onderbouwd. De enkele mededeling dat (de advocaat van) Co-Med intern bij de boekhouding navraag heeft gedaan naar de huurachterstanden, maar daar nog geen uitsluitsel over heeft gekregen en ‘niet beter weet dan dat nergens sprake is van meer dan drie maanden huurachterstand’, is een onvoldoende concrete betwisting van de door verhuurders gemotiveerd gestelde huurachterstand. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat sprake is van een huurachterstand als door verhuurders gesteld. Dat Co-Med, zoals zij stelt, een bedrag aan borg heeft afgedragen en teruggave daarvan verwacht, maakt dit niet anders.
4.29.
Co-Med voert daarnaast het verweer dat zij gerechtigd was tot opschorting van de betaling van de huur, dan wel tot verrekening van de huurpenningen. Zij voert daartoe aan dat zij aanzienlijke bedragen aan huur aan verhuurders heeft betaald, terwijl van ongestoord huurgenot door toedoen van verhuurders volgens haar geen sprake was. Co-Med doelt in dat kader op de sluiting per 1 juli 2022 van [naam medisch centrum 1] , die volgens haar het gevolg was van de onrust die was ontstaan door de afscheidsbrieven van de verhuurders. Zoals hiervoor reeds is geoordeeld volgt de rechtbank Co-Med niet in deze stelling (zie r.o. 4.22). Het primaire verweer van Co-Med dat zij op basis van die afscheidsbrieven gerechtigd was tot opschorting van de betaling van (een deel van) de huurpenningen, dan wel tot het verrekenen van een deel van de huurpenningen met enig bedrag van door haar als gevolg van de afscheidsbrieven geleden schade, treft daarom geen doel. Het beroep op huurvermindering op grond van gederfd huurgenot stuit op het bovenstaande eveneens af. Niet is immers komen vast te staan dat Co-Med geen gebruik kon maken van het gehuurde door toedoen van de verhuurders, terwijl evenmin is gesteld of gebleken dat sprake was van een ander gebrek aan het gehuurde dat huurvermindering rechtvaardigde.
4.30.
Co-Med stelt zich subsidiair op het standpunt dat, voor zover sprake is van een tekortkoming, deze de ontbinding niet rechtvaardigt. Dit verweer treft evenmin doel. Niet in geschil is dat de huur vooruitbetaald moest worden en dat de uiterste dag van betaling de eerste van dag van de maand is waarop de huur ziet (zie rov. 2.25). Uit het door de verhuurders overgelegde betalingsoverzicht ter zake de huurpenningen volgt echter dat in de periode van januari 2022 tot en met januari 2024 (een periode van 24 maanden, de maand april 2023 ontbreekt in het overzicht) slechts twee maal tijdig is betaald. Alle overige betalingen waren te laat, waarbij de overschrijding van de termijn varieert van enkele dagen of weken tot meer dan twee maanden en waarbij bovendien een aantal huurtermijnen geheel onbetaald is gebleven (zie rov. 4.27-4.28). Gelet hierop waren de achterstanden in de huurbetaling niet incidenteel, maar eerder de regel.
Daar komt bij dat Co-Med ter zitting, bij monde van haar bestuurder, de heer [naam indirect bestuurder] , heeft erkend dat zij bewust meermaals de huur te laat, of nog niet, heeft betaald. Dit heeft zij gedaan omdat zij, zo stelt zij, door de gedragingen van verhuurders (het versturen van de afscheidsbrieven) schade heeft geleden en, naar de rechtbank begrijpt, daarmee èn een signaal richting verhuurders wilde afgeven èn een ‘voorschot’ op vergoeding van (in de toekomst toe te kennen te verrekenen) schade wilde nemen. Daarmee staat vast dat Co-Med is tekortgeschoten in op haar rustende verbintenis tot nakoming van de op haar rustende (kern)verplichting tot betaling van de huur.
4.30.1.
Van een dusdanig geringe tekortkoming dat deze aan ontbinding in de weg zou staan, is gelet op de omstandigheden van het geval, naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De rechtbank laat in dat kader zwaar wegen dat er een huurachterstand was van enkele maanden ten tijde van de zitting en dat dit al geruime tijd – ook vóór de door Co-Med gestelde onrust in de praktijken – het geval was. Bovendien werd structureel te laat betaald. Daarbij geldt dat de omstandigheid dat op enig moment alsnog, (te laat) wordt betaald, de tekortkoming niet wegneemt. Bovenal weegt echter zwaar dat ter zitting door (de bestuurder van) Co-Med werd erkend dat het nalaten om voor betaling van de huur zorg te dragen een bewuste keuze was van (de bestuurder van) Co-Med. Al deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, maken dat de gevorderde ontbinding en ontruiming gerechtvaardigd zijn. Dat Co-Med tijdens de zitting heeft aangegeven dat zij, indien de rechtbank van oordeel is dat zij de huurbetalingen ten onrechte heeft achtergehouden, alsnog bereid is om tot betaling daarvan over te gaan, maakt dit niet anders. De gevorderde ontbinding en ontruiming zijn daarom toewijsbaar, met dien verstande dat de ontruimingstermijn op 14 dagen zal worden gesteld. Voor een langere ontruimingstermijn van zes maanden, zoals door Co-Med verzocht, ziet de rechtbank, gelet op al het voorgaande, geen aanleiding. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om de ontruiming niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.31.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen. Op grond van de artikelen 556 lid 1 en 557 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de deurwaarder, zonder rechterlijke tussenkomst, bevoegd de hulp van de sterke arm van politie in te roepen, waarbij de kosten van de ontruiming ingevolge het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders voor rekening van de gedaagde komen.
Het gevorderde onder III en IV
De huurpenningen ( sub a)
4.32.
Gelet op hetgeen hiervoor reeds is overwogen (rov. 4.27) dient in het geval van verhuurders [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557] en [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] te worden uitgegaan van een huurachterstand van respectievelijk € 4.083,34 en € 8.166,68. Zoals hiervoor ook reeds is overwogen, treft het beroep van Co-Med op opschorting dan wel verrekening geen doel, zodat de gehoudenheid tot betaling van de huurpenningen niet op (één van) die grond(en) komt te ontvallen. De rechtbank zal Co-Med daarom veroordelen tot betaling van € 4.083,34 aan achterstallige huurpenningen aan [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557] en tot betaling van € 8.166,68 aan achterstallige huurpenningen aan [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] .
De contractuele boete (sub b)
4.33.
Verhuurders vorderen betaling van de volgens hen verbeurde contractuele boetes. Zij beroepen zich in dat verband op artikel 23.2 van de Algemene bepalingen bij de huurovereenkomst (zie rov. 2.26). In totaal begroten zij de verbeurde boetes aan [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] op € 27.600,- en aan [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557] op € 17.400,- (akte wijziging/vermeerdering van eis, 25 januari 2024).
Co-Med betwist niet dat de Algemene bepalingen van toepassing zijn, maar stelt zich op het standpunt dat de vordering tot betaling van de contractuele boete moet worden afgewezen, dan wel dat de boetes moeten worden gematigd tot nihil, omdat de situatie waarin Co-Med is komen te verkeren volgens haar is veroorzaakt door verhuurders zelf. Naar de rechtbank begrijpt doelt Co-Med in dit verband weer op de afscheidsbrieven.
4.34.
Vaststaat dat Co-Med haar betalingsverplichting veelvuldig niet op de vervaldag, en dus niet tijdig, is nagekomen. Artikel 23.2 verbindt aan dit nalaten de consequentie dat huurder Co-Med in dat geval per kalendermaand een boete verbeurt van 1% van het verschuldigde per kalendermaand, met een minimum van € 300,- per maand. Het op deze voet door de verhuurders berekende totaalbedrag aan verbeurde boetes is door Co-Med niet betwist, zodat de rechtbank dit tot uitgangspunt zal nemen. Het door Co-Med gevoerde verweer, strekkende tot afwijzing dan wel matiging tot nihil van de gevorderde contractuele boete, wijst de rechtbank af, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen onder rechtsoverweging 4.17 - 4.22, leidend tot de slotsom dat niet is komen vast te staan dat de ondervonden onrust is te herleiden tot de afscheidsbrieven van de huisartsen.
Nu de vordering voor het overige niet betwist is, zal deze worden toegewezen als gevorderd. De rechtbank overweegt daarbij ten overvloede dat Co-Med, door bewust haar afspraken tot betaling van de huur niet correct na te komen bewust het risico heeft genomen dat zij de contractuele boete zou verbeuren.
4.35.
Co-Med zal, gelet op het voorgaande, worden veroordeeld tot betaling van € 17.400,- ter zake van contractuele boete aan [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557] en € 27.600,- ter zake van contractuele boete aan [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] . Nu verhuurders niets hebben gesteld met betrekking tot de ingangsdatum voor de berekening van wettelijke rente, zal de rechtbank de wettelijke rente toewijzen met ingang van de datum van de dagvaarding.
De nota’s nutsvoorzieningen en geleverde services en diensten (sub c en d)
4.36.
Co-Med heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat de door [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557] onder III sub c en d gevorderde energie- en servicekosten (ad respectievelijk € 7.417,77 en € 3.140,-) niet langer door Co-Med wordt betwist, zodat enkel de daarover gevorderde buitengerechtelijke incassokosten nog ter beoordeling voorliggen. De vorderingen van [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557] ter zake energie- en servicekosten ad respectievelijk € 7.417,77 en € 3.140,- zullen daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding. Door het [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] is geen vordering ter zake van de energie- en servicekosten ingesteld, omdat deze kosten reeds door Co-Med waren voldaan. Zij vorderen enkel nog de buitengerechtelijke kosten over deze kosten, welke hierna nog beoordeeld zullen worden.
Schadevergoeding (sub e)
4.37.
Verhuurders vorderen vergoeding van de schade die voortvloeit uit de ontbinding van de huurovereenkomst. Deze bestaat volgens hen uit gederfde huurinkomsten van € 2.342,39 per maand vanaf het tijdstip waarop de huurovereenkomst wordt ontbonden tot aan het moment dat verhuurders het gehuurde aan een ander hebben verhuurd, uiterlijk tot de einddatum van de huurovereenkomst (1 januari 2032). Verhuurders stellen zich op het standpunt dat zij een periode van leegstand verwachten, omdat de praktijkruimtes alleen kunnen worden verhuurd aan instellingen werkzaam in de gezondheidszorg. Zij achten in dat verband een periode van minimaal drie maanden reëel als duur voor het bepalen van de omvang van de schade als gevolg van de ontbinding van de huurovereenkomst.
4.38.
Co-Med stelt zich op het standpunt dat de gevraagde schadevergoeding onredelijk is. Zij verzoekt de rechtbank de schadevergoeding te maximeren op één jaar nadat het gehuurde daadwerkelijk is ontruimd. Dit zou voldoende tijd moeten zijn om een nieuwe huurder te vinden, aldus Co-Med.
4.39.
De rechtbank stelt voorop dat Co-Med, als de partij wier tekortkoming grond voor de door verhuurders gevorderde ontbinding heeft opgeleverd, ingevolge artikel 6:277 lid 1 BW gehouden is de door verhuurders als gevolg van die (toewijsbare) ontbinding geleden schade te vergoeden. Bij het vaststellen van de omvang van deze schade geldt in beginsel als uitgangspunt dat de geleden schade wordt berekend vanaf het moment van ontbinding tot aan de einddatum van de lopende termijn van de huurovereenkomst, in casu 1 januari 2032. De rechtbank acht een termijn van maximaal zes maanden in het onderhavige geval echter redelijk. Het betreft weliswaar een huisartsenpraktijk en dus een ruimte die slechts geschikt is om aan een beperkte groep te worden verhuurd, maar uit het verhandelde ter mondelinge behandeling is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat er interesse in de praktijkruimtes is, zodat de verwachting is dat binnen zes maanden een nieuwe huurder voor de praktijkruimtes gevonden kan worden. De rechtbank neemt in dit kader mede in aanmerking de op verhuurders rustende verplichting om zich in te spannen om de schade te beperken. De omvang van de gevorderde schadevergoeding per maand ad € 2.342,39,- (naar de rechtbank begrijpt de geïndexeerde huurpenningen voor 2024) is door Co-Med niet betwist, zodat de rechtbank deze tot uitgangspunt zal nemen.
4.40.
De rechtbank zal Co-Med, gelet op het voorgaande, ter zake van schadevergoeding veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.342,39 per maand aan zowel [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557] als [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] , vanaf de datum van ontbinding van de overeenkomst tot aan het tijdstip dat de verhuurders het gehuurde aan een ander hebben verhuurd, echter ten hoogste voor een periode van zes maanden (en dus een schadevergoeding ter hoogte van maximaal € 14.054,34).
De buitengerechtelijke kosten (sub a. en c. en d.)
4.41.
Verhuurders vorderen vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten met betrekking tot de vorderingen ter zake de betaling van huurpenningen, de nota’s nutsvoorzieningen en telefoonkosten en de services en diensten (de vorderingen III. en IV. sub a, c en d). Verhuurders hebben daartoe gemotiveerd gesteld welke werkzaamheden zijn verricht en waarom deze werkzaamheden voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen. Co-Med stelt dat de vordering moet worden afgewezen, omdat het geschil al bestond en de geschreven brieven geen ander doel dienden dan adstructie van de zaak. Daarom zijn zij, aldus Co-Med, in de reguliere proceskostenvergoeding inbegrepen.
4.42.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de gemotiveerde stellingen van verhuurders met betrekking tot de verrichte werkzaamheden door Co-Med onvoldoende gemotiveerd betwist. De omstandigheid dat een geschil bestaat betekent niet dat geen sprake kan zijn van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden. Doorgaans worden deze werkzaamheden immers juist verricht omdat er een geschil bestaat. Daarbij hebben verhuurders onbetwist gesteld dat de werkzaamheden voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding zijn verricht. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is naar het oordeel van de rechtbank voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Nu, voor zover af te leiden uit de stukken, de gestelde buitengerechtelijke werkzaamheden steeds voor de eisers gezamenlijk zijn verricht, ziet de rechtbank aanleiding om de buitengerechtelijke incassokosten te berekenen als één bedrag, over het totaal van de vorderingen onder de posten III. en IV. onder a, c, en d). Dit betreft (uitgaande van de oorspronkelijke vorderingen van [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] van € 2.844,- voor nutsvoorzieningen en € 1.669,70 voor servicekosten) een bedrag van € 36.715,69, hetgeen resulteert conform de in het Besluit gehanteerde staffel in een bedrag van € 1.142,16 aan buitengerechtelijke incassokosten. Dit bedrag zal worden toegewezen.
In (deels voorwaardelijke) reconventie
4.43.
Co-Med vordert in reconventie een verklaring voor recht dat verhuurders wanprestatie hebben gepleegd, dan wel onrechtmatig hebben gehandeld, door patiënten eenzijdig en op eigen titel aan te schrijven. De rechtbank begrijpt dat Co-Med (de vier) verhuurders in dit verband hetzelfde verwijt maakt dat drie van hen, in hun hoedanigheid van huisarts in de zaak 310078 wordt gemaakt ter zake het versturen van de afscheidsbrieven. Zoals reeds overwogen in de zaak met zaaknummer 310078 volgt de rechtbank Co-Med niet in dit standpunt. Nu Co-Med in de onderhavige zaak geen andere feiten of omstandigheden aan haar stellingen ten grondslag heeft gelegd dan in de zaak met zaaknummer 310078, en de beoordeling daarvan dus gelijkluidend is, verwijst de rechtbank voor de motivering van haar oordeel naar de rechtsoverwegingen dienaangaande in de zaak met zaaknummer 310078 (rov. 4.17 - 4.22).
4.44.
De vordering in voorwaardelijke reconventie is ingesteld onder de voorwaarde dat de rechtbank Co-Med volgt in haar betoog dat verhuurders een verwijt te maken valt van hun handelen en dat een huurkorting groter dan het (naar de rechtbank begrijpt: door verhuurders) gevorderde bedrag op zijn plaats is. Nu de rechtbank dit betoog van Co-Med niet volgt, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de op die voorwaarde ingestelde vordering in reconventie.
4.45.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de vorderingen in reconventie (onder 1 en 2) worden afgewezen.
De proceskosten
In de zaak 310078
In conventie
4.46.
Co-Med is in het ongelijk gesteld. Zij moet daarom de proceskosten inclusief nakosten betalen. De proceskosten van de huisartsen worden begroot op:
- kosten dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 1.301,00
- salaris advocaat €
2.428,00(2 punten x € 1.214,00)
Totaal € 3.854,03
In reconventie
4.47.
Co-Med is in het ongelijk gesteld. Zij moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de huisartsen worden begroot op:
- salaris advocaat € 2.428,00 (2 punten x € 1.214,00)
In conventie en reconventie
4.48.
Co-Med zal worden veroordeeld tot betaling van de nakosten, begroot op:
- nasalaris € 278,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
In de zaak 316577
In conventie
4.49.
Co-Med is (grotendeels) in het ongelijk gesteld. Zij moet daarom de proceskosten inclusief nakosten betalen. De proceskosten van verhuurders worden begroot op:
- griffierecht € 608,00
- salaris advocaat €
3.642,00(3 punten x € 1.214,00)
Totaal € 4.250,00
In reconventie
4.50.
Co-Med is in het ongelijk gesteld. Zij moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van verhuurders worden begroot op:
- salaris advocaat € 1.821,00 (1,5 punten x € 1.214,00)
In conventie en reconventie
4.51.
Co-Med zal worden veroordeeld tot betaling van de nakosten, begroot op:
- nasalaris € 278,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

5.De beslissing

De rechtbank
In de zaak 310078
in conventie
5.1.
veroordeelt Co-Med tot betaling van € 32.362,11 aan [eiseres sub 2 in zaaknr. 310078, eiseres sub 4 in zaaknr. 316577] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Co-Med tot betaling van € 22.994,42 aan [eiser sub 1 in zaaknr. 310078, eiser sub 3 in zaaknr. 316577] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt Co-Med tot betaling van € 29.200,-, aan [eiser sub 3 in zaaknr. 310078, eiser sub 1 in zaaknr. 316577] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt Co-Med tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad
€ 1.960,88 aan de huisartsen, vermeerderd met de wettelijke rente van de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
5.5.
veroordeelt Co-Med in de proceskosten van € 3.854,03 aan de zijde van de huisartsen, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.8.
wijst de vorderingen af,
5.9.
veroordeelt Co-Med in de proceskosten van € 2.428,00 aan de zijde van de huisartsen, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.10.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.9 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en in reconventie
5.11.
veroordeelt Co-Med in de nakosten van € 278,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Co-Med niet tijdig aan de veroordelingen in conventie en reconventie voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.12.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.11 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad,
In de zaak 316577
in conventie
ten aanzien van de [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557]
5.13.
ontbindt de huurovereenkomst tussen verhuurder (de heer en mevrouw) [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557] en Co-Med als huurder betreffende de praktijkruimte, gelegen aan het [adres 2] te [vestigingsplaats] , per datum van dit vonnis, met veroordeling van Co-Med om het gehuurde met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden, respectievelijk bevindt, binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis volledig en behoorlijk te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden, en het gehuurde in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van verhuurder te stellen, met afgifte van de sleutels,
5.14.
veroordeelt Co-Med tot betaling van € 4.083,34 aan verhuurder [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557] ,
ter zake van de onbetaald gebleven huurpenningen,
5.15.
veroordeelt Co-Med tot betaling van € 17.400,- aan [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557] ter zake van de contractuele boete, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding,
5.16.
veroordeelt Co-Med tot betaling van € 7.417,77.- aan [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557] ter zake van onbetaald gebleven nota’s nutsvoorzieningen en telefoonkosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding,
5.17.
veroordeelt Co-Med tot betaling van € 3.140,- aan [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557] ter zake van onbetaald gebleven nota’s voor geleverde services en diensten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding,
5.18.
veroordeelt Co-Med tot betaling aan [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557] van een bedrag van € 2.342,39 per maand, waarbij een gedeelte van een maand voor een volle maand wordt geteld, niet tegenstaande enige toekomstige indexering van de huurprijs, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de huurovereenkomst is ontbonden tot aan het tijdstip dat [eiser sub 3 in zaaknr. 310078 en eisers sub 1 en 2 in zaaknr. 316557] het gehuurde aan een ander heeft verhuurd, echter ten hoogste voor een periode van zes maanden,
ten aanzien van [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577]
5.19.
ontbindt de huurovereenkomst tussen verhuurder (de heer en mevrouw) [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] en Co-Med als huurder betreffende de praktijkruimte, gelegen aan het [adres 3] te [vestigingsplaats] , per datum van dit vonnis, met veroordeling van Co-Med om het gehuurde met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden, respectievelijk bevindt, binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis volledig en behoorlijk te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden, en het gehuurde in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van verhuurder te stellen, met afgifte van de sleutels,
5.20.
veroordeelt Co-Med tot betaling van € 8.166,68 aan verhuurder [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] ,
ter zake van de onbetaald gebleven huurpenningen,
5.21.
veroordeelt Co-Med tot betaling van € 27.600,- aan [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] ter zake van de contractuele boete, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding,
5.22.
veroordeelt Co-Med tot betaling aan [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] van een bedrag van € 2.342,39 per maand, waarbij een gedeelte van een maand voor een volle maand wordt geteld, niet tegenstaande enige toekomstige indexering van de huurprijs, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de huurovereenkomst is ontbonden tot aan het tijdstip dat [eisers sub 1 en 2 zaaknr. 310078 en eisers sub 3 en 4 zaaknr. 316577] het gehuurde aan een ander heeft verhuurd, echter ten hoogste voor een periode van zes maanden,
ten aanzien van verhuurders gezamenlijk
5.23.
veroordeelt Co-Med tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.142,16 aan verhuurders;
5.24.
veroordeelt Co-Med in de proceskosten van € 4.250,00 aan de zijde van verhuurders, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.25.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.26.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.27.
wijst het gevorderde af,
5.28.
veroordeelt Co-Med in de proceskosten van € 1.821,00 aan verhuurders, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.29.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.28 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en in reconventie
5.30.
veroordeelt Co-Med in de nakosten van € 278,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Co-Med niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.31.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.30 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad,
5.32.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E.C.M. Hurkens en in het openbaar uitgesproken op
17 juli 2024.
cb