Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.De procedure
- na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft (de advocaat van) gedaagde niet (tijdig)
Rechtbank Limburg
In de civiele zaak voor de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, is op 24 januari 2024 vonnis gewezen in de zaak met zaaknummer C/03/321410 / HA ZA 23-371. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.F.G. Pennino, heeft een vordering ingediend tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.R.J.W. Delsing. De procedure is gestart met een dagvaarding, maar de gedaagde heeft geen tijdige conclusie van antwoord ingediend, waardoor het recht om te antwoorden is vervallen. Dit heeft geleid tot een situatie waarin de vordering van de eiser als onweersproken voor toewijzing gereed ligt.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde aansprakelijk is voor de schade die de eiser heeft geleden als gevolg van een onrechtmatige daad op 19 november 2014. De gedaagde is veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 233.750,00 aan de eiser, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de aansprakelijkstelling op 11 november 2019. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 5.051,86. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. T.A.J.M. Provaas.