ECLI:NL:RBLIM:2024:447

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
C/03/326841 / KG ZA 24-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van waardeloosheid van hypothecaire inschrijving in het Kadaster na ontbinding van vennootschap

In deze zaak heeft eiser, woonachtig in België, een hypothecaire geldlening van € 100.000,00 afgesloten bij de ontbonden vennootschap AVANCE B.V. voor de financiering van een woon- en bedrijfspand. Na betaling van de lening in juni 2022 is de vennootschap op 23 december 2022 ontbonden, maar de hypothecaire inschrijving in het Kadaster is niet doorgehaald. Eiser heeft een kort geding aangespannen om de inschrijving waardeloos te laten verklaren op grond van artikel 3:29 BW. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vennootschap niet meer bestaat en dat eiser als onmiddellijk belanghebbende kan verzoeken om de verklaring van waardeloosheid. De rechter heeft geoordeeld dat de inschrijving waardeloos is, omdat de lening volledig is afbetaald en de vennootschap niet in staat is om de vereiste verklaring af te geven. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en gaat in kracht van gewijsde, omdat eiser heeft verklaard hierin te berusten. De proceskosten zijn voor eiser, aangezien de vennootschap niet meer bestaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/326841 / KG ZA 24-19
Vonnis in kort geding van 31 januari 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] , België ,
eiser,
advocaat mr. G.M.O. Puddu,
tegen
de op 23 december 2022 ontbonden vennootschap
AVANCE B.V.,
laatstelijk gevestigd te Roermond, thans zonder bekend kantooradres binnen Nederland of elders,
gedaagde.
Partijen zullen hierna [eiser] en de vennootschap genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling, waarbij zijn verschenen mr. Puddu en [naam] (voormalig vereffenaar, bestuurder en aandeelhouder van de ontbonden vennootschap) en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
In december 2019 heeft [eiser] een hypothecaire geldlening ter hoogte van
€ 100.000,00 afgesloten bij de vennootschap ter financiering van een woon- bedrijfspand in [plaatsnaam] . Bij notariële akte van 12 december 2019 is het recht van hypotheek ten gunste van de vennootschap gevestigd, waarna het hypotheekrecht werd ingeschreven in de registers van het Kadaster.
2.2.
Op 21 juni 2022 heeft [eiser] een bedrag van € 100.000,00 overgemaakt aan de vennootschap ter inlossing van de hypothecaire geldlening.
2.3.
Bij besluit van 23 december 2022 van de Algemene vergadering van aandeelhouders (hierna: AVA) van de vennootschap is de vennootschap ontbonden. Aangezien er nog baten aanwezig waren, is tevens besloten dat de bestuurder, directeur en enig aandeelhouder, [naam] tot vereffenaar werd benoemd. Per
31 augustus 2023 werd de vennootschap uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
2.4.
[eiser] heeft besloten het woon- en bedrijfspand te [plaatsnaam] te verkopen en heeft daartoe een koopovereenkomst gesloten met een derde. De levering staat gepland op
1 februari 2024 en dient te geschieden vrij van hypotheken, op straffe van de gebruikelijke contractuele boete van 10% van de koopsom. Gebleken is dat de hypothecaire inschrijving in de registers van het Kadaster, na de betaling van € 100.000,00, niet is doorgehaald.
2.5.
De vennootschap heeft na betaling van € 100.000,00 het hypotheekrecht dus niet uit laten schrijven, terwijl de vennootschap inmiddels is opgehouden te bestaan. Daardoor is het nu niet meer mogelijk om de vennootschap (of namens deze vennootschap de vereffenaar) een verklaring van waardeloosheid van het hypotheekrecht te vragen.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert samengevat:
dat de voorzieningenrechter de inschrijving van het hypotheekrecht van de vennootschap in de openbare registers van het Kadaster op de onroerende zaak [adres] , [gemeente] , waardeloos verklaard in de zin van artikel 3:29 BW,
dat de voorzieningenrechter bepaalt dat de bewaarder van het kadaster gemachtigd wordt over te gaan tot doorhaling van de waardeloos verklaarde hypothecaire inschrijving,
dat de voorzieningenrechter bepaalt dat er geen rechtsmiddel tegen het vonnis open staat en dat het vonnis op het moment van het wijzen daarvan in kracht van gewijsde gaat,
dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard,
dat de vennootschap wordt veroordeeld in de kosten van het geding.
3.2.
Hoewel [eiser] in de dagvaarding zijn vordering gegrond op artikel 3:29 BW heeft geformuleerd als een verklaring voor recht, heeft hij desgevraagd op zitting bevestigd dat hij de voorzieningenrechter vraagt om de inschrijving waardeloos te verklaren als bedoeld in artikel 3:29 BW, welke vordering ook in het lichaam van de dagvaarding zo is beschreven. De voorzieningenrechter zal daarom beslissen op de vorderingen zoals hiervoor opgenomen.
3.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

4.De beoordeling

4.1.
Nu [eiser] in België woonachtig is heeft dit geschil een internationaal karakter en moet de voorzieningenrechter ambtshalve beoordelen of zij rechtsmacht heeft. Dit is het geval op grond van artikel 24 lid 1 Verordening (EU) Nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
4.2.
Blijkens de parlementaire geschiedenis kan ook de voorzieningenrechter in kort geding over een vordering ex artikel 3:29 BW beslissen. Op grond van de parlementaire geschiedenis van artikel 3:29 BW kan de ingeschrevene, indien deze onvindbaar blijkt of zijn bestaan onzeker of beëindigd is, niettemin als ingeschrevene worden gedagvaard overeenkomstig de regels (artikel 54 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) betreffende de gedaagde zonder bekende woon- of verblijfplaats (Parl. Gesch. BW Inv. 3, 5 en 6 Boek 3 1990, art. 3.1.2.10, MvT Inv., p. 1113 e.v.). Dat is in dit geval gebeurd. De dagvaarding voor deze zitting is aan het parket van het Openbaar Ministerie betekend en in de Staatcourant gepubliceerd.
De ontvankelijkheid
4.3.
Artikel 3:274, lid 1 BW bepaalt dat wanneer een hypotheek is tenietgegaan, de schuldeiser verplicht is om aan de rechthebbende op het bezwaarde goed, bij authentieke akte een verklaring af te geven, dat de hypotheek is vervallen. In lid 3 van dit artikel is bepaald dat wanneer de vereiste verklaring niet wordt afgegeven artikel 3:29 BW van overeenkomstige toepassing is. Artikel 3:29, lid 1 BW bepaalt dat wanneer de vereiste verklaring niet wordt afgegeven de rechtbank de inschrijving waardeloos verklaart op vordering van de onmiddellijk belanghebbende.
4.4.
De vennootschap is op 30 november 2012 ontbonden. Op dat moment bestonden er nog baten reden waarom door de AVA een vereffenaar is benoemd. De voormalig vereffenaar heeft tijdens de zitting verklaard dat de vereffening is geëindigd. Zij heeft de schulden van de vennootschap betaald, de vorderingen geïnd en vervolgens het vermogen verdeeld. Uit het door [eiser] overgelegd uittreksel uit het handelsregister blijkt dat de vennootschap vervolgens per 31 augustus 2023 is uitgeschreven uit het handelsregister. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat hiermee voldoende vast dat de vennootschap is opgehouden te bestaan.
4.5.
[eiser] heeft dus een vennootschap gedagvaard die niet meer bestaat. Weliswaar is overeenkomstig artikel 54 lid 3 Rv gedagvaard, maar dit artikel ziet niet op de niet meer bestaande rechtspersoon, maar heeft uitsluitend het oog op de rechtspersoon die nog wel (al is het maar ter fine van vereffening) bestaat, van wie geen kantoor, bestuurder of vereffenaar te traceren valt. Een rechtspersoon die niet meer bestaat, kan ook geen partij meer zijn in een procedure (tenzij zijn eigen bestaan ter discussie staat of hij is opgehouden te bestaan tijdens een lopende procedure, hetgeen hier niet aan de orde is). [eiser] moet daarom, voor zover zijn vordering is gericht tegen de vennootschap, niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.6.
[eiser] is echter wel aan te merken als onmiddellijk belanghebbende in de zin van artikel 3:29, lid 1 BW en uit dien hoofde heeft hij een zelfstandig belang om de inschrijving van het hypotheekrecht waardeloos te (laten) verklaren als degene die de verklaring had behoren af te geven dat niet doet. De reden voor het niet afgeven van die verklaring is hiervoor niet relevant. Dus ook in deze situatie, waarin de reden is gelegen in de feitelijke onmogelijkheid van de vennootschap om de vereiste verklaring af te geven, kan [eiser] om die verklaring vragen.
4.7.
[eiser] heeft gesteld dat met de betaling van het bedrag van € 100.000,00 in juni 2022 de volledige hypothecaire geldlening is afbetaald, waardoor het recht van hypotheek van de vennootschap teniet is gegaan. Desgevraagd heeft de voormalig vereffenaar van de vennootschap op zitting bevestigd dat de openstaande schuld van [eiser] aan de vennootschap inderdaad volledig is afbetaald. Zij en haar accountant hebben er destijds gewoon niet aan gedacht het hypotheekrecht uit te laten schrijven. Gelet op deze verklaringen en het feit dat de vennootschap na vereffening is uitgeschreven uit de openbare registers van de Kamer van Koophandel is voldoende komen vast te staan dat het hypotheekrecht van de vennootschap teniet is gegaan en dat de inschrijving daarvan dus waardeloos is. De voorzieningenrechter zal de inschrijving dan ook waardeloos verklaren.
Kracht van gewijsde
4.8.
[eiser] heeft gevorderd te bepalen dat dit vonnis onmiddellijk kracht van gewijsde heeft en heeft aangegeven te berusten in het vonnis als bedoeld in artikel 334 Rv. Voor zover nodig heeft ook de voormalig vereffenaar ter zitting verklaard niet in hoger beroep te gaan en te hopen dat [eiser] de onroerende zaak vrij van hypotheekrecht kan leveren.
4.9.
De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 3:29 lid 4 BW de verklaring van waardeloosheid die dit vonnis bevat, niet eerder kan worden ingeschreven dan nadat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Dit vonnis gaat pas in kracht van gewijsde als er geen rechtsmiddel meer open staat. De hoger beroepstermijn voor dit vonnis bedraagt vier weken. [eiser] zal tegen die tijd de contractuele boete verbeurd hebben en deze procedure zal in dat geval zinloos zijn geweest. Op grond van artikel 334 Rv is het mogelijk af te zien van een recht op hoger beroep en te berusten in een vonnis. Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat van berusting slechts sprake kan zijn indien de in het ongelijk gestelde partij na de uitspraak jegens de wederpartij heeft verklaard dat zij zich bij de uitspraak neerlegt, hetgeen betekent dat berusting pas kan plaatsvinden nadat het vonnis is gewezen. In dit geval is echter geen sprake van een wederpartij, het gaat hier immers (enkel) om het zelfstandig belang van [eiser] om de inschrijving van het hypotheekrecht waardeloos te (laten) verklaren. Nu [eiser] ter zitting opnieuw (ondubbelzinnig) heeft verklaard dat hij na het uitspreken van het vonnis hierin zal berusten, betekent dit dat er geen rechtsmiddel tegen dit vonnis open staat en dat het per heden in kracht van gewijsde gaat. Dat vloeit reeds voort uit artikel 334 Rv en daarvoor heeft [eiser] geen afzonderlijke uitspraak van de voorzieningenrechter nodig, zodat deze vaststelling niet in het dictum zal worden opgenomen.
De machtiging van de bewaarder
4.10.
Onderhavig vonnis dient te worden ingeschreven in de openbare registers van het Kadaster, nadat het in kracht van gewijsde is gegaan. In artikel 3:29 lid 4 BW staat dat het vonnis na inschrijving de bewaarder machtigt tot doorhaling. Dat betekent dat dit niet expliciet hoeft te worden gevorderd en dat [eiser] geen belang heeft bij het toewijzen van een dergelijke vordering. De bewaarder is immers op grond van de wet gemachtigd tot doorhaling van de hypothecaire inschrijving na inschrijving van dit vonnis.
Conclusie
4.11.
Nu [eiser] heeft aangegeven na het uitspreken van dit vonnis hierin te berusten (zoals hij al meerdere keren voorafgaande aan het uitspreken van het vonnis heeft verklaard) kan de bewaarder van de openbare registers van het Kadaster onmiddellijk overgaan tot inschrijving van het vonnis en doorhaling van de hypothecaire inschrijving zoals volgt uit artikel 3:29 lid 4 BW juncto artikel 334 Rv.
De proceskosten
4.12.
Nu [eiser] niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vorderingen jegens Avance B.V. is de door hem gevorderde proceskostenveroordeling niet aan de orde. Nu Avance B.V een niet bestaande entiteit is kan [eiser] ook niet in de proceskosten van Avance B.V. worden veroordeeld. [eiser] zal zelf de kosten van deze procedure moeten betalen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart [eiser] niet ontvankelijk in zijn vorderingen voor zover gericht tegen de ontbonden vennootschap Avance B.V.,
5.2.
verklaart de inschrijving gedaan door notaris mr. C.J.G. Frons van notariskantoor De Laat & Gullikers te Horst aan de Maas op 19 december 2019 van het hypotheekrecht van de vennootschap Avance B.V. in de openbare registers van het Kadaster ten behoeve van de onroerende zaak [adres] , [gemeente] , waardeloos in de zin van artikel 3:29 BW,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.J.C.A. Roeffen en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.type: SS