ECLI:NL:RBLIM:2024:445

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
03/035132-23 en 03/072775-23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op tankstation met diefstal van kassabox

Op 31 januari 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die betrokken was bij een gewapende overval op een tankstation en de diefstal van een kassabox. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 33 maanden, waarvan 22 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en met aftrek van het voorarrest. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 17 januari 2024, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit voor de diefstal van de kassabox. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de overval op het tankstation had gepleegd, wat ook door de verdachte werd erkend. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de benadeelde partij [benadeelde 1] € 1.540,00 aan immateriële schadevergoeding en de benadeelde partij [benadeelde 2] € 122,50 aan materiële schadevergoeding vorderde. De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht en opname in een zorginstelling, om het recidiverisico te verminderen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, die de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03/035132-23 en 03/072775-23 (ttz.gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 2003,
thans verblijvende in [kliniek] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. H.E.P. van Geelkerken, advocaat kantoorhoudende te Brunssum.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 januari 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
[benadeelde 1] en tankstation [benadeelde 2] (hierna: [benadeelde 2] ) hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces. [benadeelde 1] is op de zitting gehoord. [benadeelde 2] is niet op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
In de strafzaak met parketnummer 03/035132-23
van [benadeelde 2] geld heeft gestolen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] .
In de zaak met parketnummer 03/072775-23
van [benadeelde 3] een kassabox met inhoud heeft gestolen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Bewezen kan worden dat de verdachte de overval op het tankstation heeft gepleegd; de verdachte heeft dit feit ook bekend. Ook is bewezen dat de verdachte de diefstal heeft gepleegd van de kassabox die toebehoorde aan [benadeelde 3] . De verdachte ontkent weliswaar het feit te hebben gepleegd, maar op basis van de aangifte, de camerabeelden en de herkenningen van de verdachte op de beelden door twee verbalisanten, kan een bewezenverklaring volgen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de overval op het tankstation gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. In de strafzaak met parketnummer 03/072775-23 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. De verdachte ontkent dit feit te hebben gepleegd. De herkenningen van beide verbalisanten zijn onvoldoende geconcretiseerd en kunnen om die reden niet tot het bewijs worden gebezigd. Op de camerabeelden en
stillswaarop de verbalisanten de verdachte menen te herkennen, zijn geen specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar. Doordat overig bewijs ontbreekt, moet de verdachte worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
In de strafzaak met parketnummer 03/035132-23 [1]
De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en door of namens hem is geen vrijspraak bepleit. Hierdoor kan worden volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, te weten:
- het proces-verbaal van aangifte van 3 februari 2023; [2]
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 17 januari 2024.
In de strafzaak met parketnummer 03/072775-23 [3]
[benadeelde 3]verklaarde in zijn aangifte –zakelijk weergegeven– het volgende: [4]
“Op 29 november 2022 is uit mijn auto een kassabox met inhoud gestolen. Dit gebeurde tijdens de markt in Heerlen tussen kwart voor 3 en half 4 ‘s middags. Op de markt heb ik een [standplaats] . In deze kassabox zat de volgende inhoud: een beveiligingsketting, muntgeld, een werktang, ritsonderdelen, een schaar, een bedrijfsstempel en een bonnenboek.”
[benadeelde 3]verklaarde in een aanvullende verklaring het volgende: [5]
“De kassabox is een wit metalen kluisje.”
Verbalisant [naam 1]relateert, voor zover van belang, het volgende: [6]
“Het betreft camerabeelden die zijn opgenomen op de [naam 2] aan de voorzijde van [naam 3] . De beelden zijn opgenomen op 29 november 2022 vanaf 15:17:19 uur. Om15:17:39 uuris te zien dat de verdachte komt aanlopen bij de marktkraam van het slachtoffer.
Tussen15:17:50 uur en 15:18:13uur houdt de verdachte zich op rond het voertuig en loopt op en neer. Om 15:18:13 uur is te zien dat de verdachte langs de voorzijde van het voertuig is gelopen en bij het portier van de bijrijder staat. Op dit moment is alleen het hoofd van de verdachte zichtbaar. De verdachte staat dicht bij het voertuig en kijkt door het raam van het portier.
Om15:18:14 uuris te zien dat de verdachte een wit voorwerp uit het raam van het portier van het voertuig wegneemt.
Om15:18:19 uuris te zien dat de verdachte wegloopt van het voertuig. De verdachte draagt nu in zijn handen een wit voorwerp dat de verdachte nog niet vasthad voordat hij bij het voertuig van het slachtoffer was.”
Verbalisant [naam 4]relateert, voor zover van belang, het volgende: [7]
“Op 13 december 2022 zag ik een mail voorbijkomen van collega [naam 1] . Daarin werd op basis van de volgende informatie en beeldmateriaal de herkenning van een persoon gevraagd: Op 6 december 2022 (de rechtbank begrijpt, op basis van de datum die is vermeld bij het opgenomen beeldmateriaal in het proces-verbaal
: 29 november 2022) werd een kluisje uit een voertuig gestolen. De persoon op deze 6 getoonde foto’s herken ik direct als zijnde de bij mij ambtshalve bekende [verdachte] , geboren te [geboortegegevens] 2003. Ik heb [verdachte] op 15 november 2022 aangehouden ter zake van winkeldiefstal. Tevens ben ik tot twee keer toe doende geweest op het adres [adres 1] . Aldaar was [verdachte] ook aanwezig. Ik herkende [verdachte] direct aan zijn postuur en zijn gelaat. Hij heeft een ingevallen gezicht, tenger postuur en een lange spitse neus. Dit herkende ik direct op de foto’s. Tevens zag ik dat de bril die te zien is op de foto’s, precies gelijkend is met de bril die [verdachte] op had toen ik hem aanhield op 15 november 2022.”
Verbalisant [naam 5]relateert, voor zover van belang, het volgende: [8]
“Op 11 december 2022 ontving ik een e-mail van collega [naam 1] . Hierin werd de herkenning van een verdachte gevraagd. Deze verdachte werd gezocht voor een diefstal uit een personenauto. De persoon op deze 6 getoonde foto’s herken ik direct als zijnde de bij mij ambtshalve bekende [verdachte] , geboren te [geboortegegevens] 2003. Ik hield [verdachte] op 15 november 2022 nog aan ter zake van winkeldiefstal bij de Kruidvat. Ik herkende [verdachte] direct aan zijn postuur en zijn gelaatskenmerken. Ik zag dat de verdachte van de foto’s een smal, tenger postuur heeft, ingevallen wangen, een lange, spitse neus heeft en een bril draagt. Deze bril is gelijkend aan de bril die [verdachte] tijdens zijn aanhouding op 15 november 2022 droeg. Overige genoemde kenmerken zijn ook gelijkend aan de kenmerken van [verdachte] .”
Bewijsoverweging
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 29 november 2022 de kassabox met inhoud heeft weggenomen uit het voertuig van aangever [benadeelde 3] . De rechtbank komt tot dit oordeel op basis van de aangifte, de camerabeelden en de herkenningen van verbalisanten [naam 4] en [naam 5] . Anders dan de raadsman heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de herkenning van beide verbalisanten heeft plaatsgevonden op basis van voldoende specifieke en onderscheidende persoonskenmerken (tenger postuur, grote spitse neus en bril). Hiertoe overweegt de rechtbank dat de foto’s in het dossier van voldoende kwaliteit zijn en specifieke kenmerken van de dader goed zichtbaar zijn. Op basis daarvan acht de rechtbank het goed mogelijk dat iemand die deze persoon kent, hem op deze beelden herkent aan zijn fysieke kenmerken. Dit maakt dat de rechtbank waarde hecht aan de inhoud van de verklaringen van de verbalisanten, die de verdachte niet lang voor de diefstal, op 15 november 2022, hebben aangehouden. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de herkenningen van de verbalisanten betrouwbaar en heeft zij die herkenningen tot het bewijs gebezigd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
In de strafzaak met parketnummer 03/035132-23
op 3 februari 2023 te Landgraaf een geldbedrag dat aan tankstation [benadeelde 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- zich naar het tankstation te begeven alwaar [benadeelde 1] achter de kassa werkzaam was,
- in de nabijheid van [benadeelde 1] een slagersmes vast te houden,
- ( daarbij) het dreigend uitspreken van het woord ”kassa”, en
- vervolgens zich naar [benadeelde 1] te begeven achter de kassa en meermalen met het slagersmes in de nabijheid en in de richting van de borst van [benadeelde 1] bewegingen te maken.
In de strafzaak met parketnummer 03-072775-23:
op 29 november 2022 te Heerlen een kassabox met inhoud (een geldbedrag, een werktang, ritsonderdelen, een schaar, een bedrijfsstempel, een bonnenboek en een beveiligingsketting), die aan [benadeelde 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlasteleggingen zijn in de bewezenverklaring verbeterd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
In de strafzaak met parketnummer 03/035132-23:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
In de strafzaak met parketnummer 03-072775-23:
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De deskundige drs. L. Aa, GZ-psycholoog, heeft over de geestvermogens van de verdachte op 16 mei 2023 in de strafzaak met parketnummer 03/035132-23 een Pro Justitia-rapportage uitgebracht. De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. De rapportage is opgesteld op een moment dat de verdachte zich nog op zijn zwijgrecht beriep. Hierdoor kon door de deskundige geen uitspraak worden gedaan over de mate van toerekening.
Dit betekent dat de verdachte strafbaar is. Er zijn ook geen andere feiten en omstandigheden naar voren gekomen die ertoe zouden moeten leiden dat de verdachte niet gestraft kan worden voor zijn daden.

6.De straf en/of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 22 maanden, waarvan 11 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke strafdeel heeft de officier van justitie gevorderd de voorwaarden te verbinden zoals in het reclasseringsrapport van 18 december 2023 geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een tankstation. Hij is het tankstation binnengelopen en heeft bij de kassa een medewerkster met een slagersmes bedreigd, waarna hij geld uit de kassalade en een doos tabak heeft weggenomen. Dit betreft een ernstig strafbaar feit en deze gebeurtenis is, blijkens haar verklaringen, zeer beangstigend geweest voor het slachtoffer. De overval heeft grote impact gehad op haar leven en heeft haar als persoon veranderd. Daar waar het slachtoffer voorheen klanten altijd met een lach en een grapje tegemoet trad, is zij nu wantrouwend geworden richting haar medemens en erg alert bij iedereen die het tankstation binnenkomt. De verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen voordeel en zich geen enkele rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer, hetgeen de rechtbank de verdachte aanrekent. Daarbij leidt een dergelijk strafbaar feit ook in de maatschappij tot gevoelens van angst en onveiligheid bij burgers, die van het begaan daarvan kennisnemen. Naast deze gewapende overval heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan een diefstal.
Gelet op de ernst van de feiten en vanuit het oogpunt van een juiste normhandhaving is de rechtbank van oordeel dat een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en het soort straffen dat doorgaans wordt opgelegd voor de gepleegde feiten. Het oriëntatiepunt voor een overval is een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren in het geval deze gepaard gaat met licht geweld of bedreiging met geweld. In dit geval acht de rechtbank echter strafverzwarend dat de verdachte het slachtoffer van de overval heeft bedreigd met een slagersmes en het feit dat er duidelijk sprake was van een weldoordacht plan. De verdachte was immers aanvankelijk voornemens om een supermarkt te overvallen, maar omdat daar een sterke beveiliger werkzaam was, heeft hij gekozen voor een tankstation waar een vrouw alleen werkzaam was. De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan een diefstal. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat in verzwarende zin ook de proceshouding van de verdachte betrokken. Hoewel de verdachte uiteindelijk een bekennende verklaring heeft afgelegd met betrekking tot de overval, heeft hij zich aanvankelijk lange tijd beroepen op zijn zwijgrecht, ook nadat de bewijsmiddelen steeds meer in zijn richting wezen en het slachtoffer hem reeds op een getoonde foto herkend had als dader. Pas nadat hij het slachtoffer heeft doen horen bij de rechter-commissaris, waarbij het slachtoffer nogmaals en zonder enige twijfel hem aanwees uit een reeks aan haar getoonde foto’s als de dader, heeft de verdachte uiteindelijk in oktober 2023 op zitting een bekennende verklaring afgelegd, op een moment dat het bewijs tegen hem zo overweldigend was, dat hij dat moeilijk meer kon ontkennen. Voor de gepleegde diefstal van de kassabox op 29 november 2022 heeft de verdachte tot op heden geen verantwoording genomen.
De rechtbank houdt daarnaast ook rekening met het strafblad van de verdachte. Daaruit blijkt dat hij al meermaals is veroordeeld voor vermogensdelicten. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing, maar heeft geen strafmatigende werking.
De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan hetgeen hiervoor is overwogen. De verdachte heeft 11 maanden in voorarrest doorgebracht en tijdens de schorsing van het voorarrest is een begin gemaakt met het begeleiden van de verdachte naar noodzakelijke zorg. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze behandeling te onderbreken/doorbreken en de verdachte terug naar de gevangenis te sturen. De rechtbank zal daarom een langer voorwaardelijk strafdeel opleggen om te voorkomen dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt. Alles overwegende legt de rechtbank aan de verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 33 maanden, waarvan 22 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijke strafdeel verbindt de rechtbank de voorwaarden die door de reclassering in haar rapport van 28 december 2023 zijn geadviseerd. Deze voorwaarden acht de rechtbank noodzakelijk om het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau te verminderen. De proeftijd zal 2 jaren bedragen. De door de officier van justitie gevorderde proeftijd van 3 jaren acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

In het dossier bevindt zich een beslaglijst met daarop een geldbedrag van in totaal € 165,00 (goednummer 1578671). Dit geldbedrag is door de verdachte weggenomen uit de kassa van tankstation [benadeelde 2] . Dit geldbedrag kan worden teruggegeven aan [benadeelde 2] , nu het strafvorderlijk belang zich hiertegen niet verzet.

8.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert in de strafzaak met parketnummer 03/035132-23 een bedrag van € 1.540,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [benadeelde 2] (tankstation) vordert in de strafzaak met parketnummer 03/035132-23 een bedrag van € 287,50 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voormeld bedrag bestaat uit de volgende schadeposten:
  • € 265,00 als vergoeding voor het weggenomen kasgeld;
  • € 22,50 als vergoeding voor een weggenomen pot tabak (shag).
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide vorderingen van de benadeelde partijen toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de vorderingen geen verweer gevoerd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van benadeelde partij[benadeelde 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat het slachtoffer aanspraak kan maken op immateriële schadevergoeding en dat de gevorderde immateriële schadevergoeding in rechtstreeks verband staat tot het bewezenverklaarde feit. De vordering is niet betwist en komt de rechtbank niet onredelijk of ongegrond voor, gezien de impact die het feit op het slachtoffer heeft gehad. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
De vordering van benadeelde partij[benadeelde 2](tankstation)
De door de benadeelde partij gevorderde kosten zijn voldoende onderbouwd en door de verdediging niet weersproken, zodat deze kosten in beginsel voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank merkt daarbij op dat uit het dossier genoegzaam blijkt dat er in totaal een geldbedrag aan kasgeld is weggenomen van € 265,--. Een deel daarvan, te weten € 165,-- zal via de hierboven genoemde beslagbeslissing worden geretourneerd aan [benadeelde 2] .
De rechtbank zal de benadeelde partij vordering ter zake het weggenomen kasgeld dan ook toewijzen tot een (restant) bedrag van € 100,-- en voor het overige afwijzen. De vordering betreffende de weggenomen pot shag ad € 22,50 wordt toegewezen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De schadevergoedingen van de benadeelde partijen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag waarop het feit is gepleegd, zijnde 3 februari 2023, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal ook voor beide vorderingen de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor het schadebedrag, zodat de inning van het verschuldigde bedrag de benadeelde partijen uit handen wordt genomen door de Staat. Ook dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 33 maanden, waarvan 22 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
  • Meldplichtde veroordeelde meldt zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis bij Verslavingsreclassering Novadic-Kentron op het adres Dr. Poletlaan 74-76 te Eindhoven (telefoonnummer 073-689 90 90). De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • Opname in een zorginstellingde veroordeelde blijft opgenomen in de Forensisch Psychiatrische Kliniek van De Woenselse Poort of laat zich opnemen in een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • Ambulante behandelingde veroordeelde laat zich behandelen door Verslavingszorg Novadic-Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische opname. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • Begeleid wonen of maatschappelijke opvangde veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op de klinische opname. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • Drugsverbodde veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt middels urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • Alcoholverbodde veroordeelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Beslag
- gelast de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag van € 165,00 euro (goednummer 1578671) aan tankstation [benadeelde 2] , gevestigd te [adres 2] ;
Benadeelde partij [benadeelde 1] en de schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde 1] , van een bedrag van
€ 1.540,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
3 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde 1] , van een bedrag van € 1.540,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 25 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • de veroordeelde is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;

Benadeelde partij [benadeelde 2] (tankstation) en de schadevergoedingsmaatregel

  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde 2] (tankstation), van een bedrag van € 122,50 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • wijst het meer gevorderde aan schade af;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde 2] (tankstation) van een bedrag van € 122,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 2 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalings-verplichting niet op;
  • de veroordeelde is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;

Voorlopige hechtenis

- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter, mr. C.G.A. Wouters en
mr. J. Trifunović, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.P. Huntjens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 31 januari 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
In de zaak met parketnummer 03/035132-23
hij op of omstreeks 3 februari 2023 te Landgraaf, althans in de gemeente Landgraaf,
één of meer geldbedrag(en) (tot een totaal van) EUR 230,-, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan tankstation [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zich naar het eerdergenoemde tankstation te begeven alwaar die eerder genoemde [benadeelde 1] achter de kassa werkzaam was en/of
- ( vervolgens) in de nabijheid en/of in de richting van die eerder genoemde [benadeelde 1] een (slagers)mes getoond te hebben, althans vastgehouden te hebben en/of
- ( daarbij) het dreigend uitspreken van het woord ”kassa”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- ( vervolgens) zich naar die eerder genoemde [benadeelde 1] te begeven achter de kassa en/of meermalen althans eenmaal met het (slagers)mes in de nabijheid en/of in de richting de borst van die eerder genoemde [benadeelde 1] stekende bewegingen te maken en/of te steken en/of prikken;
In de zaak met parketnummer 03/072775-23
hij op of omstreeks 29 november 2022 te Heerlen, althans in Nederland,
een kassabox met inhoud (onder andere een geldbedrag van 60 euro en/of een werktang en/of ritsonderdelen en/of een schaar en/of een bedrijfsstempel en/of een bonnenboek en/of een beveiligingsketting), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het
2.Het proces-verbaal van aangifte van 3 februari 2023, pag. 18 tot en met 21.
3.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het
4.Het proces-verbaal van aangifte van 1 december 2022, pag. 6 tot en met 8.
5.Het proces verbaal van aanvullend verhoor van 11 december 2022, pag. 9.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van 11 december 2022, pag. 10 tot en met 20
7.Het proces-verbaal van bevindingen van 17 december 2022, pag. 30 tot en met 33.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van 17 december 2022, pag. 34 tot en met 38