ECLI:NL:RBLIM:2024:4295

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
C/03/325198 / BZ RK 23/2359
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 21 juni 2024 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging was ingediend door de officier van justitie en betrof een betrokkene, geboren in 1950, die momenteel verblijft in een kliniek. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek voortgezet en verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf en haar advocaat, mr. A.J.T.M. Oudenhoven. De officier van justitie was niet aanwezig tijdens de zitting.

De betrokkene heeft aangegeven dat het goed met haar gaat, maar dat ze niet terug wil naar haar oude huisje vanwege angst en onveilige omstandigheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek schizofrenie, en dat deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing. De rechtbank oordeelt dat de zorgmachtiging noodzakelijk is om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren en om te voorkomen dat zij stopt met de medicatie die essentieel is voor haar welzijn.

De rechtbank heeft besloten de zorgmachtiging voor een resterende termijn van zes maanden te verlenen, tot en met 29 december 2024. De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr.dr. W. Kieboom en schriftelijk uitgewerkt door griffier P.C.H. van Montfort. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd
Zaaknummer: C/03/325198 / BZ RK 23/2359
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van
21 juni 2024van de rechtbank Limburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging aansluitend op zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz),
ten aanzien van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950,
wonend te [woonplaats] ,
verblijvende in de [naam kliniek] ,
hierna te noemen betrokkene,
advocaat: mr. A.J.T.M. Oudenhoven.

1.Procesverloop

1.1.
Het verzoekschrift is ontvangen ter griffie van deze rechtbank op 11 december 2023.
1.2.
De rechtbank heeft op 29 december 2023 een beschikking gegeven naar de inhoud waarvan zij verwijst.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek is voortgezet op 21 juni 2024.
De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
  • betrokkene;
  • de advocaat van betrokkene mr. A.J.T.M. Oudenhoven;
  • de verpleegkundig specialist [naam verpleegkundig specialist] .
1.4.
De officier van justitie is niet gehoord.
1.5.
De broer, tevens mentor en bewindvoerder van betrokkene, heeft de rechtbank per mail van 20 juni 2024 meegedeeld dat het goed gaat met betrokkene.
Hij is van mening dat het desondanks voor betrokkene niet mogelijk is om terug te keren naar haar oude huisje. Betrokkene was daar angstig enhad daar geen water of stroom.
Volgens de broer is het moment aangebroken, om te kijken naar een beschermde woonvorm
dichterbij Nijmegen die wat kleinschaliger is dan de instelling waar betrokkene momenteel verblijft.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het goed met haar gaat. In het huis in het bos waar ze verbleef, is brand gesticht. Betrokkene wil dit huis opknappen en aldaar de draad weer oppakken. Ze hoopt dan ook dat ze snel terug kan keren naar haar huis.
Betrokkene ziet beschermd wonen niet zitten en wil weer zelfstandig wonen. Bovendien is ze het niet eens met de depotmedicatie.
2.2.
De verpleegkundig specialist heeft verklaard dat betrokkene momenteel aan het revalideren is. Betrokkene moet nog één operatie ondergaan.
Betrokkene wil niet in de accommodatie verblijven en heeft andere ideeën over haar woonplek. Een beschermde woonvorm of een andere woonvorm dan de huidige afdeling, is een mogelijkheid. Ze wil niet naar een flat op het terrein. Betrokkene wil alleen terug naar haar huis in het bos.
Betrokkene weigert orale medicatie en krijgt een depot toegediend. Hierdoor worden er momenteel geen psychotische kenmerken meer waargenomen bij betrokkene.
Indien de zorgmachtiging niet wordt verleend, zal betrokkene het depot weigeren.
2.3.
De advocaat verzoekt om de resterende termijn van de zorgmachtiging af te wijzen. De raadsman is van mening dat er een nieuw verzoek en een nieuwe medische verklaring had dienen te worden overlegd nu de tussenbeschikking reeds een half jaar geleden is gegeven.
De advocaat verklaart bovendien dat betrokkene terug wil keren naar haar huis in het bos. Begeleid wonen zou kunnen, maar geniet niet de voorkeur.
Volgens de raadsman heeft betrokkene bezwaar tegen de medicatie. Bovendien maakt de raadsman bezwaar tegen de opname in de accommodatie aangezien betrokkene daar alleen maar verblijft vanwege de haar somatische problemen.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofrenie.
2.5.
De stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige verwaarlozing;
  • maatschappelijke teloorgang.
Betrokkene woonde in een soort hut in een erbarmelijke en onhygiënische leef- en woonomgeving zonder verwarming, gas en water, elektriciteit. Bovendien was er sprake van
een moeizame relatie met het FACT, waarbij ze bij momenten agressief kon zijn en medicatie weigerde.
2.6.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke
gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig
.
2.7.
De rechtbank is, anders dan de advocaat, van oordeel dat de zorgmachtiging voor de resterende termijn nog noodzakelijk is.
Het toestandsbeeld van betrokkene is inmiddels verbeterd dankzij de medicatie. Deze medicatie is essentieel voor betrokkene om haar toestandsbeeld stabiel te houden en het ernstig nadeel af te wenden. Het risico is groot dat betrokkene zal stoppen met de medicatie indien het juridisch kader wegvalt. Ze is het immers niet eens met de toediening van de verplichte medicatie.
Betrokkene moet nog één operatie ondergaan. Indien betrokkene hiervan hersteld is, zal een passende woonplek voor haar worden gerealiseerd. Een andere woonvorm dan de huidige afdeling, zoals een beschermde woonvorm is hierbij een optie.
Hierbij is het belangrijk dat betrokkene de medicatie accepteert en de ambulante zorgverleners toelaat.
De zorgmachtiging is noodzakelijk als zijnde een ‘vangnet’ om adequaat de juiste hulp te kunnen bieden en om tijdig te kunnen ingrijpen wanneer blijkt dat er sprake is van een terugval.
Het bovenstaande noodzaakte, naar het oordeel van de rechtbank, niet tot een actuele medische verklaring. Het doel van het aanhouden van de zorgmachtiging was met name om te bezien of inmiddels een passende woonvoorziening is gerealiseerd.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • het opnemen in een accommodatie.
Betrokkene wordt op de afdeling niet beperkt in haar bewegingsvrijheid. De vorm van verplichte zorg te weten “het beperken van de bewegingsvrijheid”, wordt om die reden afgewezen.
2.8.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.9.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.10.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de resterende termijn van zes maanden, en geldt aldus tot en met 29 december 2024.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een opvolgende zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • het opnemen in een accommodatie.
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt voor de resterende termijn tot en met
uiterlijk 29 december 2024;
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 21 juni 2024 mondeling gegeven door mr.dr. W. Kieboom, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door P.C.H. van Montfort als griffier,
en op 27 juni 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.