ECLI:NL:RBLIM:2024:4202

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
03.704213.19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in afpersingszaak met betrokkenheid van motorclub

Op 10 juli 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1969, die werd beschuldigd van afpersing. De verdachte werd bijgestaan door mr. R. van 't Land. De zaak werd inhoudelijk behandeld op zittingen op 3 juni 2022 en 26 juni 2024. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met anderen in de periode van 15 tot en met 21 maart 2016 het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft afgeperst. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 20 maanden, rekening houdend met overschrijding van de redelijke termijn. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verklaringen van het slachtoffer niet betrouwbaar waren en dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat [slachtoffer 1] was afgeperst, maar dat er te veel twijfel bestond over de exacte rol van de verdachte in deze afpersing. De verklaringen van [slachtoffer 1] waren inconsistent en boden onvoldoende basis om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet buiten redelijke twijfel kon worden aangemerkt als degene die verantwoordelijk was voor het misdrijf. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.704213.19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.
d.
10 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1969,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R. van 't Land, advocaat kantoorhoudende te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 3 juni 2022 en van 26 juni 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaken tegen [medeverdachte 1] (parketnummer 03.704215.19), [medeverdachte 2] (parketnummer 03.704214.19) en [medeverdachte 3] (parketnummer 03.704216.19).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erop neer dat de verdachte samen met anderen in de periode van 15 maart 2016 tot en met 21 maart 2016 [slachtoffer 1] heeft afgeperst.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft afgeperst.
Dit misdrijf speelde zich af in de kring van leden van [moterclub] , waarnaar een grootschalig politieonderzoek is verricht dat geleid heeft tot veroordelingen van diverse personen voor onder andere deelname aan een criminele organisatie. Het afpersen van de eigen leden vormde een terugkerende activiteit binnen [moterclub] .
Aan de verdachte is niet ten laste gelegd dat hij deelnemer is geweest van die criminele organisatie, maar de context van voornoemde criminele organisatie speelt wel mee bij de beoordeling van de rol die de verdachte en zijn medeverdachten in de onderhavige afpersingszaak hebben gehad. De verdachte behoorde immers tot de landelijke leiding van [moterclub] .
Voormalig [slachtoffer 1] moest zich op 15 maart 2016 in een café in Hoensbroek melden en is vervolgens in aanwezigheid van de verdachte in een zogenoemde memberroom van [moterclub] mishandeld, geïntimideerd en bedreigd. Daarbij is hem gezegd dat hij 65.000 euro moest betalen. Hierna hebben enkele van de medeverdachten hem onder dwang begeleid naar zijn woning in België, teneinde daar een Volkswagen Golf te bemachtigen als onderpand voor het bedrag dat hij moest betalen.
Voor het onderhavige feit acht de officier van justitie in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 25 maanden passend. Omdat de redelijke termijn fors is overschreden, waarbinnen een strafzaak in beginsel moet zijn afgerond in eerste aanleg, past de officier van justitie een korting van 5 maanden toe, zodat aan de verdachte wat het openbaar ministerie betreft 20 maanden gevangenisstraf moet worden opgelegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdachte ontkent dat hij betrokken is geweest bij wat zich rond 15 maart 2016 heeft afgespeeld. Een veroordeling zou louter komen te rusten op de verklaringen van [slachtoffer 1] , die niet betrouwbaar zijn en waarmee bovendien niet voldaan wordt aan het wettelijke vereiste dat er meer moet zijn dan één bewijsmiddel. Steunbewijs ontbreekt.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het misdadig handelen waarover [slachtoffer 1] verklaart in zijn aangifte van 16 maart 2016 bij de Lokale Politie Lanaken – Maasmechelen voldoende steun vindt in het dossier. Er is met andere woorden voldoende wettig bewijs dat [slachtoffer 1] rond 15 maart 2016 is afgeperst. Meer specifiek verwijst de rechtbank daarbij naar het volgende steunbewijs:
  • de in het dossier opgenomen camerabeelden van het videobewakingssysteem van café [naam 1] in Hoensbroek;
  • de aanhouding op 15 maart 2016 van [naam 2] (
  • de in het dossier aanwezige getuigenverklaringen en tapgesprekken;
  • het proces-verbaal van de Belgische politie betreffende het letsel van [slachtoffer 1] op 15 maart 2016.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat niet buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat het specifiek de verdachte is geweest die, al dan niet samen met zijn medeverdachten, verantwoordelijk is voor het misdadig handelen waar [slachtoffer 1] slachtoffer van is geworden. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Vaststaat voor de rechtbank dat in de avond en nacht van 15 op 16 maart 2016 een clubavond heeft plaatsgevonden in het clubhuis van de Limburgse [moterclub] , gevestigd in café [naam 1] ( [adres 2] te Hoensbroek, gemeente Heerlen). Op de camerabeelden van die avond is voorts te zien dat bij deze clubavond meerdere personen aanwezig waren, onder wie het slachtoffer [slachtoffer 1] , de verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] .
[slachtoffer 1] arriveert bij [naam 1] omstreeks 21:22 uur. De verdachte en medeverdachten zijn op dat moment allen al aanwezig in dit café. Op de beelden van de camera in het café, die zicht heeft op de ruimte waar de bar is gelegen, is te zien dat [slachtoffer 1] omstreeks 21:23 uur het café binnenloopt en zich direct naar de tafel begeeft waar medeverdachte [medeverdachte 3] staat. [slachtoffer 1] en [medeverdachte 3] begroeten elkaar en lopen vervolgens direct samen rechts uit beeld. Op beelden van diezelfde camera is te zien dat eerder die avond de verdachte en zijn medeverdachten allen in diezelfde richting uit het camerabeeld zijn gelopen.
Omstreeks 22:27 uur is te zien dat [slachtoffer 1] , medeverdachte [medeverdachte 1] en de toenmalig Vice-President van de [moterclub] , [naam 2] , wederom van rechts weer in beeld komen en direct doorlopen naar de uitgang van het café, waar ook zicht op was met een camera. [slachtoffer 1] loopt hierbij in het midden, tussen de andere twee heren in. Ook de verdachte en overige medeverdachten komen later die avond weer van rechts in beeld en lopen vervolgens door naar de uitgang van [naam 1] .
De camera’s hebben echter niet vastgelegd wat er zich heeft afgespeeld in de ruimte in het café [naam 1] , door [slachtoffer 1] aangeduid met memberroom, waarin [slachtoffer 1] verklaart te zijn mishandeld en bedreigd. Deze ruimte betreft niet de voornoemde bar in het café, waarvan er wel beelden zijn. [naam 1] omvatte namelijk niet alleen de barruimte, maar ook andere, afgescheiden ruimten. Wie daar naar binnen is gegaan of wat zich daarin heeft afgespeeld is dus niet vastgelegd. Dat betekent dat daarvoor alleen bewijs voorhanden is in de vorm van de verklaringen van [slachtoffer 1] . Al het andere biedt wel enig steunbewijs, maar naar het oordeel van de rechtbank in heel beperkte mate. Om de verdachte te kunnen veroordelen, moet er dan wel uitgegaan kunnen worden van een consistente en betrouwbare verklaring van het slachtoffer.
Inconsistenties in de verklaringen van [slachtoffer 1] brengen echter mee dat er té veel twijfel ontstaan is bij de rechtbank over wie nu degenen zijn die [slachtoffer 1] hebben afgeperst en in welke mate deze personen individueel hebben bijgedragen aan deze afpersing. [slachtoffer 1] verklaarde in zijn aangifte van 16 maart 2016 dat bij de afpersing betrokken waren: “ [naam 2] ”
(de rechtbank begrijpt: [naam 2] ), [medeverdachte 1] , “ [naam 4] ”
(de rechtbank begrijpt: [naam 4] )en “ [verdachte] ”
(de rechtbank begrijpt: de verdachte).Op de exacte rolverdeling van deze personen wordt in de aangifte echter niet ingegaan. In plaats daarvan wordt door [slachtoffer 1] veelvuldig gesproken over “ze”, en twee of meerdere “mannen” of “personen”.
Vervolgens is [slachtoffer 1] driemaal verhoord, op 16 maart 2016, 22 maart 2016 en 23 augustus 2017. Ook deze verhoren geven onvoldoende inzicht in de exacte betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde feit. In het verhoor van 22 maart 2016 is verklaard dat [slachtoffer 1] in de memberroom was met een man of zes en dat hij van alle kanten werd geslagen, maar niet door “de kapitein”. Na dit verhoor op 22 maart 2016 zijn twee processen-verbaal opgemaakt, waarin verbalisanten hebben verklaard over uitspraken gedaan door [slachtoffer 1] ná beëindiging van de audio-opname van dat verhoor. Gerelateerd is dat volgens [slachtoffer 1] [moterclub] , met name “ [verdachte] ”
(de rechtbank begrijpt: de verdachte)en medeverdachte [medeverdachte 2] , van [slachtoffer 1] eisten dat hij zijn verklaring zou intrekken. [slachtoffer 1] vertelde daarnaast dat op de betreffende clubavond in [naam 1] in de memberroom aanwezig waren: [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: de verdachte), [medeverdachte 1] , [naam 5] , [medeverdachte 2] als President van het chapter Maastricht, en [naam 6] als President van de chapter South. [slachtoffer 1] kreeg aldaar klappen van “ [verdachte] ” en van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zou eveneens één van de personen zijn die met [slachtoffer 1] in zijn Volkswagen Polo naar zijn huis is gereden om de Volkswagen Golf op te halen.
De verklaring die [slachtoffer 1] op 19 maart 2021 bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, geeft wederom een andere lezing van de gebeurtenissen op 15 en 16 maart 2016. [slachtoffer 1] verklaarde toen dat die clubavond in de memberroom onder meer aanwezig waren: [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: de verdachte), [medeverdachte 2] , [naam 5] , [naam 6]
(de rechtbank begrijpt: [naam 6] )en “ [naam 2] ”
(de rechtbank begrijpt: [naam 2] ). [naam 2] stond rechts naast [slachtoffer 1] . [verdachte] stond links naast [slachtoffer 1] en heeft hem met de vuist meerdere klappen gegeven. [medeverdachte 1] was mogelijk helemaal niet in de memberroom die avond en heeft [slachtoffer 1] die avond geen klappen uitgedeeld. [medeverdachte 3] was op enig moment de memberroom binnengerend om te zeggen dat ze [slachtoffer 1] met rust moesten laten. [verdachte] had het hoogste woord en [medeverdachte 2] was de initiator van de afpersing van [slachtoffer 1] . [medeverdachte 2] en [verdachte] waren “dé gebroeders afpers,” aldus de verklaring van [slachtoffer 1] van 19 maart 2021.
Alles overwegend biedt het dossier naar het oordeel van de rechtbank dus geen uitsluitsel ten aanzien van de betrokkenheid en rol van de verdachte bij het tenlastegelegde feit. Die stand van zaken laat geen andere conclusie toe dan dat de verdachte moet worden vrijgesproken. De rechtbank zal dit dan ook doen.

4.De beslissing

De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. M.M. Beije en mr. J. Trifunović, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juli 2024.
Buiten staat
Mr. M.M. Beije is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 maart 2016 tot en met 21 maart 2016 in elk geval in de gemeente Heerlen en/of elders in Nederland en/of Maasmechelen (België) en/of elders in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, onder andere op de openbare weg door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van
  • de huisdeursleutels en/of
  • de sleutel van de Volkswagen Polo en/of
  • een (Nokia) mobiele telefoon en/of
  • een personenauto (merk/type Volkswagen Golf met Duits kenteken [kenteken] ) en/of
  • een kentekenbewijs (van de Volkswagen Golf)
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
  • die [slachtoffer 1] naar de memberroom, althans vergaderruimte van [moterclub] heeft/hebben laten komen en/of
  • aan die [slachtoffer 1] heeft/hebben toegevoegd dat hij een geldbedrag van 65.000 euro, althans een hoeveelheid geld moet betalen en/of
  • in deze memberroom, althans vergaderruimte meermalen, althans eenmaal tegen het gezicht, althans hoofd, van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen en/of
  • aan die [slachtoffer 1] heeft/hebben toegevoegd dat hij in verband met die betaling een dan wel twee personenauto(’s) (VW Golf en/of VW Polo) moet afgeven en/of
  • met die [slachtoffer 1] naar de woning van die [slachtoffer 1] in Maasmechelen (België) is/zijn gereden, zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijken voorwerp, heeft/hebben getoond en/of hem (daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd “van het moment dat je wat doet schiet ik je in je flikker”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
  • opdracht heeft/hebben gegeven aan die [slachtoffer 1] om zijn aangifte en/of verklaring(en) in te trekken en/of hem daarbij de woorden heeft/hebben toegevoegd dat hij ( [slachtoffer 1] ) “een groot probleem had, als het intrekken van deze aangifte en/of verklaring(en) niet gebeurde”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking.