ECLI:NL:RBLIM:2024:4041

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
ROE 22/2754, ROE 22/2756, ROE 23/946 en ROE 23/1755
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijzigingen van watervergunningen voor lozing van afvalwater van de Integrale Zuiverings Installatie in verband met nieuwe fabrieken en koelwerk

Op 5 juli 2024 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak over wijzigingen van watervergunningen voor de lozing van afvalwater afkomstig van de Integrale Afvalwater Zuiverings Installatie (IAZI) in Roermond. De rechtbank behandelde de beroepen van Tessenderlo Kerley Netherlands B.V., Circle Wastewater Services B.V., en Utility Support Group (USG) B.V. tegen besluiten van het Waterschap Limburg, die voorschriften oplegden met betrekking tot de lozing van chemicaliën in het procesafvalwater. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde voorschriften niet voldoende gemotiveerd waren en dat de uitvoerbaarheid ervan niet was aangetoond. De rechtbank vernietigde de bestreden besluiten voor zover het betreft de resultaatsverplichting om per 1 januari 2026 bepaalde chemicaliën niet meer in het procesafvalwater te laten voorkomen. De rechtbank concludeerde dat de voorschriften niet de verplichting tot chemievrij koelen opleggen, en dat de belangen van de drinkwaterbedrijven en de betrokken fabrieken zorgvuldig tegen elkaar gewogen moesten worden. De rechtbank oordeelde dat de voorschriften niet in overeenstemming waren met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht, en dat de aanvragen niet waren verlaten. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en de proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 22/2754, 22/2756, 23/946 en 23/1755

uitspraak van de meervoudige kamer van 5 juli 2024 in de zaken tussen

Tessenderlo Kerley Netherlands B.V., te Breda,

(gemachtigde: mr. A. Collignon),

Circle Wastewater Services B.V.,

voorheen Sitech Services B.V. en Sitech IAZI B.V., te Geleen,
(gemachtigden: mr. J.E. van Uden en mr. M.A.J.J. Kaumo)

Utility Support Group (USG) B.V., te Heerlen,

(gemachtigde: mr. T. Meevis)
eiseressen
en

het dagelijks bestuur van het Waterschap Limburg, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A.M. van der Velden).
Als derde-partijen nemen aan de zaken deel:
Waterleiding Maatschappij Limburg N.V.(WML) uit Maastricht;
Dunea N.V.uit Zoetermeer;
Evides N.V.uit Rotterdam,
hierna samen te noemen: de drinkwaterbedrijven,
(gemachtigde: mr. E. Broeren).

Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2022 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder aan Sitech Services B.V. (verder Sitech Services) een wijziging vergund van de bij besluit van 15 december 2020 verleende vergunning op grond van de Waterwet (Wtw) voor het lozen van afvalwater afkomstig van de Integrale Afvalwater Zuiverings Installatie (IAZI) gelegen aan de [adres] te [plaats] , in het oppervlaktewater genaamd de Zijtak Ur, in verband met de oprichting van een nieuwe fabriek van Tessenderlo-Kerley Geleen (TKG) voor de productie van ammoniumthiosulfaat.
Sitech Services en Tessenderlo-Kerley Netherlands B.V (TKN) hebben tegen het bestreden besluit 1 beroep ingesteld.
Bij besluit van 7 maart 2023 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder aan Sitech Services
een wijziging vergund van de bij besluit van 15 december 2020 verleende vergunning op grond van de Wtw voor het lozen van afvalwater afkomstig van de IAZI gelegen aan de [adres] te [plaats] , in het oppervlaktewater genaamd de Zijtak Ur, in verband met de realisatie van een nieuw koelwerk voor het aanwezige persluchtstation op de locatie Kerensheide (PLS-KH) onderdeel van de Demiwaterfabrieken USG.
Sitech IAZI B.V. (verder Sitech IAZI) en Utility Support Group (USG) B.V. (verder USG)
hebben tegen het bestreden besluit 2 beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2024. Namens Circle Wastewater Services B.V. zijn [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigden. Namens TKN is [naam 5] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, mr. A. Outhuijse en mr. C.M. Walgemoed. Namens USG zijn [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Voor verweerder zijn mr. S.M. Schipper en mr. J.A.M. van der Velden verschenen. Namens de drinkwaterbedrijven is hun gemachtigde verschenen en namens Evides N.V. is ook [naam 9] verschenen.

Overwegingen

1. Aan Sitech Services is op 15 december 2020 een vergunning op grond van artikel 6.2, eerste lid, van de Wtw (verder: watervergunning) verleend voor het lozen van afvalwater afkomstig van de IAZI gelegen aan de [adres] te [plaats] , in het oppervlaktewater genaamd de Zijtak Ur. In de IAZI wordt het afvalwater van onder meer bedrijven op het industriecomplex Chemelot in Geleen verwerkt. Het in de IAZI gezuiverde bedrijfsafvalwater (effluent) wordt geloosd in de zijtak van het oppervlaktewaterlichaam de Ur, die uitmondt in de Maas. De drinkwaterbedrijven hebben in de Maas innamepunten voor de drinkwatervoorziening.
2. Aan de op 15 december 2020 verleende watervergunning is het volgende voorschrift 37 verbonden:
1.
Door of vanwege de vergunninghouder dient een onderzoek te worden uitgevoerd ten behoeve van het chemieloos conditioneren van koelwater.
2.
Het rapport van het in het eerste lid van dit voorschrift genoemde onderzoek dient door of vanwege de vergunninghouder uiterlijk 1 januari 2027 ter beoordeling aan het dagelijks bestuur te worden overgelegd.
3.
Het in het tweede lid van het voorschrift vernoemde rapport dient minimaal te omvatten:
a.
Beschikbare chemievrije alternatieven voor koelwaterconditionering;
b.
Beschrijving van toepasbare chemievrije alternatieven;
c.
Een kosten-batenanalyse;
d.
Beoordeling van de haalbaarheid van de implementatie van de chemievrije alternatieven;
e.
Planning van de implementatie van de chemievrije alternatieven.
Het beroep van Circle Wastewater Services, voorheen Sitech Services, tegen de watervergunning is bij uitspraak van heden deels gegrond verklaard ten aanzien van voorschrift 7 en voor het overige ongegrond. Tegen voorschrift 37 zijn geen beroepsgronden aangevoerd.
3. Sitech Services heeft op 16 september 2021 verzocht om wijziging van de watervergunning van 15 december 2020 voor het oprichten van en lozen vanuit een nieuwe inrichting van TKG voor de productie van ammoniumthiosulfaat (in oplossing) op het Chemelotterrein. In verband met de lozing van met chemicaliën geconditioneerd koelwater en geconditioneerd ketelwater is met het bestreden besluit 1 aan de watervergunning van 15 december 2020 aanvullend het volgende voorschrift verbonden:
Voorschrift 37B
Koelwater conditioneren Tessenderlo-Kerley Geleen
1.
Het procesafvalwater afkomstig van de koelwaterinstallatie van de fabriek Tessenderlo-Kerley Geleen mag tot uiterlijk 1 januari 2026, de stoffen (fosforzuur, zwavelzuur, natriumhypochloriet, natriumhydroxide, Kwcs_2, Kwcs_3 en Kwcs_4) bevatten.
2.
Uiterlijk binnen 3 maanden na inwerkingtreding van deze vergunning dient door of vanwege de vergunninghouder een plan van aanpak ter beoordeling aan het dagelijks bestuur te worden overgelegd. In dit plan ten behoeve van het beëindigen van de lozing van de koelwaterconditioneringsmiddelen in het procesafvalwater afkomstig van de koelwaterinstallatie dienen in ieder geval de stappen ontwerpen/engineering, bouwen/installeren en inregelen te worden beschreven. Specifiek dient er aandacht te zijn voor de mogelijkheid om het procesafvalwater afkomstig van de koelwater installatie representatief te kunnen bemonsteren. Daarnaast dient het plan van aanpak een tijdsplanning te bevatten hoe te komen tot realisatie uiterlijk 1 januari 2026.
3.
Jaarlijks dient voor 1 maart een rapportage aan het dagelijks bestuur te worden overgelegd waarin de voortgang van de uitvoering van het plan van aanpak wordt beschreven.
(…)
Sitech Services en TKN hebben beroep ingesteld tegen het voorschrift 37B zoals hiervoor weergegeven.
4. Op 18 december 2021 heeft Sitech Services verzocht om wijziging van de watervergunning van 15 december 2020 voor de realisatie van een nieuw (vervangend) koelwerk voor het al aanwezige persluchtstation op de locatie Kerensheide (PLS-KH) onderdeel van de Demiwaterfabrieken van USG. In verband met het op traditionele wijze van conditioneren van het koelwater onder toepassing van chemicaliën is met het bestreden besluit 2 is aan de watervergunning van 15 december 2020 aanvullend het volgende voorschrift verbonden:
Voorschrift 37D
Koelwater conditioneren USG
1.
Het procesafvalwater van de nieuwe koelwaterinstallatie voor het reeds aanwezige persluchtstation op de locatie Kerensheide (PLS-KH) onderdeel van de Demiwaterfabrieken USG, mag tot uiterlijk 1 januari 2026, de stoffen (antiscalant, tracer, PBTC, fosforzuur, natriumhypochloriet, zwavelzuur, en glycocides) bevatten.
2.
Uiterlijk binnen 3 maanden na inwerkingtreding van deze vergunning dient door of vanwege de vergunninghouder een plan van aanpak ter beoordeling aan het dagelijks bestuur te worden overgelegd. In dit plan ten behoeve van het beëindigen van de lozing van de koelwaterconditioneringsmiddelen in het procesafvalwater afkomstig van de koelwaterinstallatie dienen in ieder geval de stappen ontwerpen/engineering, bouwen/installeren en inregelen te worden beschreven. Specifiek dient er aandacht te zijn voor de mogelijkheid om het procesafvalwater afkomstig van de koelwater installatie representatief te kunnen bemonsteren. Daarnaast dient het plan van aanpak een tijdsplanning te bevatten hoe te komen tot realisatie uiterlijk 1 januari 2026.
3.
Jaarlijks dient voor 1 maart een rapportage aan het dagelijks bestuur te worden overgelegd waarin de voortgang van de uitvoering van het plan van aanpak wordt beschreven.
(…)
Sitech IAZI en USG hebben beroep ingesteld tegen voorschrift 37D zoals hiervoor weergegeven.
Overgangsrecht
5. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om (wijziging van) een vergunning als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wtw (watervergunning) is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. Sitech Services heeft haar aanvragen om wijziging van de watervergunning ingediend vóór 1 januari 2024, zodat in deze gevallen de Wtw en de onderliggende regelgeving, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Rechtsopvolging Circle Wastewater Services
6. Partijen hebben aangegeven dat Circle Wastewater Services op dit moment vergunninghouder is van de watervergunning van Sitech Services van 15 december 2020 met bijbehorende wijzigingsvergunningen. Dit is volgens partijen het geval omdat die vergunningen (en dus ook de bestreden besluiten 1 en 2) op grond van artikel 6.24 van de Wtw, van rechtswege zijn overgegaan op Circle Wastewater Services, als rechtsopvolger van Sitech Services.
7. De rechtbank overweegt dat, hoewel partijen zelf niet twisten over de rechtsopvolging en het overgaan van de vergunningen, zich in deze zaak daardoor wel een procesrechtelijke complicatie voordoet als het gaat om het beroep dat is ingesteld door Sitech Services tegen bestreden besluit 1. Sitech Services is immers geen vergunninghouder meer en de nieuwe vergunninghouder, Circle Wastewater Services, heeft geen beroep ingesteld tegen bestreden besluit 1. De rechtbank ziet zich daarom toch ambtshalve voor de vraag gesteld of Circle Wastewater Services de rechtsopvolger is van Sitech Services (voor zover het betreft het bestreden besluit 1) en van Sitech IAZI (voor zover het betreft het bestreden besluit 2). Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
7.1.
In artikel 6.24, eerste lid, van de Wtw is bepaald dat een vergunning ook geldt voor de rechtsopvolgers van de vergunninghouder, tenzij bij de vergunning anders is bepaald.
In artikel 6.24, tweede lid, van de Wtw is bepaald dat de rechtsopvolger van de vergunninghouder binnen vier weken nadat de vergunning voor hem is gaan gelden, daarvan mededeling doet aan het bevoegd gezag.
7.2.
Circle Wastewater Services heeft desgevraagd de rechtbank op 13 maart 2024 een aantal stukken toegezonden. Daaruit blijkt dat Sitech Services op 12 april 2023 verweerder heeft verzocht de vergunning van 15 december 2020 op naam te stellen van Sitech IAZI, zijnde haar dochtervennootschap die de feitelijke activiteiten in verband met de watervergunning uitvoert. Op 30 oktober 2023 heeft verweerder de wijziging van de tenaamstelling bevestigd en vermeld dat de vergunning, op grond van artikel 6.24 van de Wtw, van rechtswege is overgegaan op Sitech IAZI als rechtsopvolger van Sitech Services. Dit geldt volgens verweerder ook voor alle bijbehorende wijzigingsvergunningen.
7.3.
Op 27 november 2023 is de naam van Sitech IAZI gewijzigd naar Circle Wastewater Services. Deze naamswijziging is door de CEO op 15 december 2023 aan verweerder gemeld. Het betreft enkel een naamswijziging van de rechtspersoon. De rechtspersoon is niet gewijzigd en de naamswijziging heeft dus geen juridische relevantie.
7.4.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de watervergunning van 15 december 2020 en de wijzigingsvergunningen van 11 oktober 2022 (het bestreden besluit 1) en van 7 maart 2023 (het bestreden besluit 2) op grond van artikel 6.24, eerste lid, van de Wtw per 12 april 2023 zijn overgegaan op Sitech IAZI, later Circle Wastewater Services geheten.
Het beroep van Sitech IAZI
8. De rechtbank is van oordeel dat de rechtsopvolging, gezien het voorgaande, geen gevolgen heeft voor de ontvankelijkheid van het beroep van Sitech IAZI van 26 april 2023 tegen het bestreden besluit 2, omdat dat beroep is gericht tegen een, ten tijde van het instellen van beroep, reeds op Sitech IAZI, nu genaamd Circle Wastewater Services, overgegane wijzigingsvergunning.
Het beroep van Sitech Services
9. Over het beroep van Sitech Services tegen het bestreden besluit 1 overweegt de rechtbank dat Sitech Services, ten tijde van het instellen van beroep wel, maar sinds 12 april 2023 geen vergunninghouder meer is. Sindsdien was Sitech IAZI, nu genaamd Circle Wastewater Services, vergunninghouder. Gelet hierop heeft Sitech Services geen procesbelang meer bij de beoordeling van haar beroep.
9.1.
Voor het eerst ter zitting heeft mr. J.E. van Uden, zijnde een advocaat, verklaard dat Circle Wastewater Services, als rechtsopvolger van Sitech Services, het beroep van Sitech Services overneemt en dat hij ook als gemachtigde van Circle Wastewater Services optreedt. De rechtbank dient te beoordelen of de overname van het beroep mogelijk is.
9.2.
Uitgangspunt in de rechtspraak is dat het overnemen van een beroep niet zomaar is toegestaan. Echter, voor het op grond van rechtsopvolging onder bijzondere titel kunnen overnemen van door de rechtsvoorganger opgebouwde aanspraken op rechtsbescherming, kan volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aanleiding zijn in die gevallen waarin zonder deze overname de rechtsbescherming als gevolg van de rechtsopvolging geheel verloren gaat.
9.3.
De rechtbank ziet in dit geval reden om toepassing te geven aan die in de rechtspraak ontwikkelde lijn. Immers, als Circle Wastewater Services het beroep van Sitech Services niet kan overnemen, zou – nu laatstgenoemde geen procesbelang meer heeft – de rechtsbescherming als gevolg van de rechtsopvolging geheel verloren gaan en zou een hiaat in de rechtsbescherming optreden. Gelet hierop moet de aanspraak op rechtsbescherming van Sitech Services geacht worden te zijn overgegaan op Circle Wastewater Services, omdat zonder deze overgang de rechtsbescherming als gevolg van de rechtsopvolging geheel verloren zou gaan en het Circle Wastewater Services redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij verweerder niet in een eerder stadium van de overdracht op de hoogte heeft gesteld. Ondanks dat de door Circle Wastewater Services overgelegde stukken slechts zien op de vergunning van 15 december 2020 ziet de rechtbank geen reden waarom dit niet zo zou zijn voor de wijzigingen van deze vergunning, zoals het bestreden besluit 2.
10. Het voorgaande betekent dat Circle Wastewater Services als procespartij wordt aangemerkt en het beroep tegen het bestreden besluit 1 heeft overgenomen van Sitech Services.
Beroepsgronden
11. Eiseressen hebben in grote lijnen dezelfde beroepsgronden ingediend. Het accentverschil is dat het bij de beroepen van TKN en Circle Wastewater Services gaat om een nieuwe inrichting op het Chemelotterrein en bij de beroepen van USG en Circle Wastewater Services om de installatie van een nieuw koelwerk in een al aanwezige inrichting.
11.1.
De wettelijke bevoegdheid van verweerder ziet op de normering van de lozing, het effluent, van de IAZI. En daarom bestaat er volgens eiseressen slechts grondslag voor het opleggen van eisen waaraan het procesafvalwater van een fabriek op de Chemelotsite moet voldoen, als dat dient ter waarborging van de doelmatige werking van de IAZI. Dat is in de bestreden besluiten niet het geval en dat is door verweerder ook niet onderbouwd, zodat verweerder zijn wettelijke bevoegdheid te buiten gaat. Het voorschrift gaat de grondslag van de aanvraag te buiten omdat het feitelijk voorschrijft dat stoffen die al zijn vergund in de somparameters, moeten worden uitgefaseerd. Daarmee wordt datgene wat is aangevraagd beperkt en treedt verweerder dus buiten de aanvragen. De bestreden besluiten zijn in strijd met de zorgvuldigheid voorbereid en genomen.
11.2.
De wettelijke grondslag voor de resultaatsverplichting van voorschrift 37B respectievelijk 37D ontbreekt verder omdat er nog geen techniek bestaat die chemicaliënvrije koelwaterconditionering of chemievrije lozing mogelijk maakt. Eiseressen verwijzen daarvoor naar een informatiedocument van Rijkswaterstaat van 12 juli 2022 waarin wordt geadviseerd te streven naar chemiearme koeling door het onderzoeken en beoordelen van chemiearme technieken (een inspanningsverplichting). Ook wordt verwezen naar een rapport van Brightsite waaruit volgens eiseressen volgt dat er geen technieken zijn die technisch voldoende haalbaar en betaalbaar zijn.
11.3.
De bestreden besluiten zijn onvoldoende gemotiveerd omdat niet is onderbouwd of de resultaatsverplichting van de voorschriften 37B en 37D voldoende realistisch en haalbaar is. Verweerder heeft onvoldoende onderbouwd waarom de in het eerste lid van de voorschriften 37B respectievelijk 37D genoemde stoffen per 1 januari 2026 niet meer mogen worden geloosd richting de IAZI en hoe eiseressen hieraan kunnen voldoen zonder stillegging van de activiteiten van TKG respectievelijk USG. Stillegging brengt ook voor de Chemelotsite gevolgen mee. Door stillegging van de fabriek van TKN wordt ammoniak niet meer (circulair) gebruikt en door stillegging van het persluchtstation van USG heeft de gehele Chemelotsite geen toevoer meer van pers- en meetlucht.
11.4.
Voorschrift 37B respectievelijk 37D is bovendien technisch niet uitvoerbaar en het opleggen van de daaruit voortvloeiende verplichting is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. TKG en USG zullen met pilots onderzoek doen naar een techniek waarbij zo weinig mogelijk koelwaterconditioneringsmiddelen via het proceswater naar de IAZI worden geloosd. Gegeven de termijn tot 1 januari 2026 is het slechts mogelijk om één techniek te onderzoeken en als uit dit onderzoek blijkt dat niet 100% van de in het voorschrift genoemde stoffen uit het proceswater kunnen worden gehaald, leidt het aangevochten voorschrift tot stillegging. En als uit de onderzoeken volgt dat er een effectieve methode is om het proceswater chemievrij aan te bieden aan de IAZI dan moet ook de kosteneffectiviteit nog worden onderzocht. Verweerder heeft volgens eiseressen ook niet gemotiveerd dat het voorschrift na 1 januari 2026 uitvoerbaar is. Er zijn geen beproefde en beschikbare technieken om koeling zo uit te voeren dat de in het voorschrift genoemde stoffen niet meer in het proceswater richting de IAZI voorkomen, terwijl eiseressen wel hebben aangetoond dat chemievrije werkwijzen niet realiseerbaar zijn.
11.5.
Voorschrift 37B respectievelijk 37D is onevenredig omdat door verweerder niet is gemotiveerd dat het voorschrift geschikt, noodzakelijk, evenwichtig en niet onredelijk bezwarend, is om het doel van een zo laag mogelijke belasting van het ontvangende oppervlaktewater met chemicaliën te bereiken. Eiseressen wijzen daarvoor ook op het voorschrift 37 in de watervergunning van 15 december 2020 over onderzoeksverplichtingen (met een langere looptijd). Regulering van het influent (voor zover afkomstig van TKN en USG) per 1 januari 2026 wijzigt niet de feitelijke lozing door de IAZI. Koelwaterconditioneringsmiddelen zijn volgens eiseressen essentieel om koelwerken op een veilige, optimale en langdurige manier te laten functioneren – en daarmee dus ook voor het goed en veilig functioneren van de fabrieken. Zonder koelwerk kan de persluchtinstallatie niet werken. Voor USG geldt dat de wijzigingsvergunning is verleend voor een nieuw koelwerk dat gebruik zal maken van met chemicaliën geconditioneerd koelwater waardoor geconditioneerd koelwater (procesafvalwater) zal worden geloosd naar de IAZI.
11.6.
Over de evenredigheid van de voorschriften hebben eiseressen aangevoerd dat de plicht om de lozing van met name genoemde chemicaliën per 1 januari 2026 te beëindigen nauwelijks zal bijdragen aan verbetering van de waterkwaliteit van het effluent van de IAZI omdat andere bedrijven deze stoffen wel nog lozen en de bijdrage van TKG respectievelijk USG procentueel zo klein is dat de daarvoor benodigde inspanning zich niet verhoudt tot het resultaat. De invloed van de in verband met koeling door TKG en USG te lozen stoffen is procentueel heel klein ten opzichte van de jaarlijkse lozing door de IAZI. Het voorschrift leidt tot sluiting per 1 januari 2026, omdat voor TKG en USG geldt dat productie zonder koeling uitgesloten is. Dat is een onevenredig nadelig gevolg waarmee verweerder geen rekening heeft gehouden.
11.7.
Ter zitting hebben eiseressen toegevoegd geen vertrouwen te hebben in de wijze waarop verweerder het voorschrift 37B respectievelijk 37D interpreteert en dat zij hiervoor bewijs zien in de beoordeling van de plannen van aanpak (een nabehandeling met hulpstoffen voldoet volgens verweerder niet aan het voorschrift). Uit de beoordeling van de plannen van aanpak blijkt volgens eiseressen dat verweerder strikt toe wil werken naar chemievrij koelen. Eiseressen willen voorkomen in lastige handhavingskwesties te belanden.
Standpunt verweerder
12. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevraagde wijzigingen van de watervergunning niet vergunbaar zouden zijn geweest zonder de aangevochten voorschriften onder verwijzing naar een opgesteld advies in het zogenoemde Mutual Gains Approach (MGA) overleg. Dat is een overleg dat in het kader van waterkwaliteitsbeheer is opgestart voorafgaand aan het indienen van de aanvraag die heeft geleid tot de watervergunning van 15 december 2020 met als doel te komen tot chemievrije koelwaterconditionering. Het is ook de achtergrond van voorschrift 37 in die watervergunning. Circle Wastewater Services heeft, al dan niet via haar rechtsvoorganger Sitech Services, als deelnemer in elk geval van meet af aan kennis gehad hiervan en bij de aanvragen voor TKN respectievelijk UGS is hier door verweerder ook naar verwezen. Het opgestelde advies gaat ervan uit dat daar waar technische mogelijkheden voor koelwaterlozingen beschikbaar zijn om lozingen van milieuvreemde stoffen te vermijden, deze bij nieuw te vestigen installaties en fabrieken worden verplicht.
12.1.
Verweerder is van mening bevoegd te zijn het voorschrift 37B respectievelijk 37D op te leggen en stelt dat hiermee niet de grondslag van de aanvragen is verlaten. Verweerder is van mening dat de voorschriften uitvoerbaar en evenredig zijn en verwijst hiervoor naar verschillende inventarisaties van methoden en mogelijkheden. Verweerder verwijst naar het door ENVAQUA opgestelde overzicht van 8 oktober 2020 en de Enquete Koelwater van VEMW en VonkWater uit december 2020, waarin is beschreven dat de BREF Industrial Cooling Systems uit 2001 gedeeltelijk achterhaald is en dat deze moet worden herzien. Het beperken van chemicaliën voor het koelen wordt daarbij benadrukt. De weerlegging door eiseressen acht verweerder onjuist.
12.2.
Ter zitting heeft verweerder nog naar voren gebracht dat in de aanvraagprocedure gesproken is met een manager van (destijds) Sitech Services die heeft verklaard dat het voldoen aan het voorschrift binnen een periode van twee jaar haalbaar werd geacht.
Inhoud en reikwijdte van de voorschriften
13. De rechtbank stelt vast dat in de aangevochten voorschriften in het eerste lid is voorgeschreven dat met name genoemde chemicaliën in het procesafvalwater (van TKG respectievelijk USG) tot 1 januari 2026 mogen voorkomen en dus daarna niet meer (resultaatsverplichting). In het tweede lid is een onderzoeksverplichting beschreven om (per 1 januari 2026) te komen tot beëindigen van de lozing van de koelwaterconditioneringsmiddelen in het procesafvalwater afkomstig van de koelwaterinstallaties van TKG respectievelijk USG. De onderzoeksverplichting dient om inzichtelijk te maken op welke wijze aan de resultaatsverplichting van het eerste lid wordt voldaan.
13.1.
De rechtbank is van oordeel dat hiermee chemievrij koelen niet als verplicht is voorgeschreven. Het voorschrift ziet in het eerste lid op de stoffen die na 1 januari 2026 niet meer in het procesafvalwater mogen voorkomen. Daarmee bepaalt het voorschrift niet, ook niet in relatie tot het tweede lid, op welke wijze TKG respectievelijk USG tot dat resultaat moet komen en kan het niet bewerkstelligen dat chemievrij koelen verplicht is.
Bevoegdheid
14. Verweerder is op grond van artikel 6.20 van de Wtw bevoegd voorschriften te verbinden aan een watervergunning en heeft aan die bevoegdheid invulling gegeven door voorschriften te stellen aan het influent van de IAZI, voor zover het betreft het procesafvalwater afkomstig van TKG respectievelijk USG. Die voorschriften zijn opgelegd aan de vergunninghouder en vergen medewerking van TKN en USG.
14.1.
Gegeven het doel van de voorschriften, namelijk bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b van de Wtw), ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat verweerder met het stellen van een voorschrift aan het influent van de IAZI, zijn bevoegdheid tot het stellen van voorschriften te buiten is gegaan. Bovendien zijn de voorschriften niet opgelegd aan TKN, respectievelijk USG maar aan de vergunninghouder, Circle Wastewater Services, en ook daarmee is verweerder gebleven binnen de bevoegdheidsgrondslag voor het stellen van voorschriften in artikel 6.20 van de Wtw. Gelet op het voorgaande is de rechtbank bovendien van oordeel dat door verweerder de aanvragen niet zijn verlaten.
Uitvoerbaarheid
15. De rechtbank stelt vast dat verweerder voor de uitvoerbaarheid van het eerste lid van het voorschrift 37B respectievelijk 37D heeft verwezen naar inventarisaties van methoden die mogelijk bij toepassing kunnen leiden tot vermindering van de met name genoemde chemicaliën in het procesafvalwater dat door TKG respectievelijk USG wordt geloosd richting de IAZI en naar een uitspraak van een manager dat uitvoerbaarheid wel op een termijn van twee jaar haalbaar zou moeten zijn. De rechtbank vindt het aannemelijk dat voor de haalbaarheid van het eerste lid van het voorschrift ruim onderzoek noodzakelijk is, waartoe eiseressen ook bereid zijn (en dat ook in gang is gezet), maar dat niet zodanig kan zijn uitgevoerd en afgerond dat op 1 januari 2026 de genoemde chemicaliën niet meer in het procesafvalwater voorkomen.
15.1.
De bestreden besluiten zijn verleend na toetsing aan de meest recente BREF voor koelwaterinstallaties en aan het Handboek Immissietoets. De aangevochten voorschriften betreffen strengere normen dan daaruit voortvloeit. Verweerder kan strengere normen stellen, maar daarvoor geldt een verzwaarde motiveringsplicht. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd dat eiseressen voor 1 januari 2026 hun productieprocessen zodanig kunnen aanpassen dan wel bijvoorbeeld het procesafvalwater kunnen nabehandelen, dat op voorhand duidelijk is dat zij op die datum in staat zullen zijn (en het van hen gevergd kan worden) te voorkomen dat de genoemde chemicaliën nog in het procesafvalwater voorkomen. Daarvoor is in feite daadwerkelijk onderzoek nodig naar maatregelen die op termijn als BBT kunnen en mogen gaan worden voorgeschreven, terwijl onzeker en onduidelijk is of dat per 1 januari 2026 haalbaar is. In dat kader moet dan vervolgens ook nog aan de orde komen welke maatregelen kostenefficiënt zijn. Verweerder heeft het voorgaande niet onderzocht en wijst voor de invulling van haar verzwaarde motiveringsplicht slechts naar inventarisaties van verschillende mogelijke technieken, naar een mogelijke uitspraak van een manager en naar de besprekingen die in het kader van MGA hebben plaatsgevonden. Voor zover verweerder zich beroept op de besprekingen die in het kader van MGA hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat dit nu nog niet kan leiden tot een verplichting per 1 januari 2026 om de betreffende stoffen volledig uit het procesafvalwater te weren, omdat de besprekingen tot niet meer dan een advies hebben geleid. Het advies of de wens om nieuwe fabrieken, of onderdelen, per 1 januari 2026 de plicht op te leggen tot een nulemissie te komen kan daarmee niet afgedwongen worden.
15.2.
De rechtbank kent ook gewicht toe aan de onbestreden stelling van eiseressen dat het voorschrift per 1 januari 2026 niet voorkomt dat conditioneringsmiddelen door de IAZI, als gevolg van lozing door andere bedrijven, nog geloosd blijven worden en dat de te behalen winst ten opzichte van die lozing maar heel klein is.
15.3.
De belangen van verweerder en van de drinkwaterbedrijven zijn anderzijds ook groot en het belang van het voorkomen van lozing van de genoemde chemicaliën onderschrijft de rechtbank. Gegeven de procentueel kleine bijdrage van deze stoffen afkomstig van TKG en USG, de onverminderde inspanningsverplichtingen van eiseressen om methoden te onderzoeken die tot minimalisering leiden, brengen de grote belangen van verweerder en de drinkwaterbedrijven de rechtbank echter niet tot een ander oordeel.
15.4.
De beroepsgronden op dit punt slagen dan ook. De rechtbank ziet aanleiding om de bestreden besluiten te vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waar het gaat om het eerste lid van het voorschrift 37B, respectievelijk 37D.
16. Voor zover de beroepsgronden zich richten tegen het tweede lid van de voorschriften is de rechtbank van oordeel dat er geen grond is om eiseressen niet te houden aan de daar beschreven onderzoeksverplichting om te komen tot beëindigen van de lozing van de koelwaterconditioneringsmiddelen in het procesafvalwater afkomstig van de koelwaterinstallaties. Het oordeel van de rechtbank over het eerste lid brengt wel mee dat de rechtbank aanleiding ziet om de bestreden besluiten te vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb waar het gaat om de termijn van “uiterlijk 1 januari 2026” uit de laatste regel van het tweede lid van het voorschrift 37B respectievelijk 37D.
17. Voor zover de beroepsgronden zich ook zouden richten tegen het derde lid van de voorschriften is de rechtbank van oordeel dat er geen grond is om eiseressen niet te houden aan de daar beschreven rapportageverplichting en slagen die gronden dan ook niet.
Overige beroepsgronden (geschiktheid, noodzakelijkheid, evenredigheid)
18. De rechtbank overweegt dat, omdat de rechtbank van oordeel is dat de beroepen gegrond zijn vanwege het slagen van de beroepsgronden gericht tegen de uitvoerbaarheid van de voorschriften en dat tot gevolg heeft dat die voorschriften (deels) komen te vervallen, niet wordt toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de overige beroepsgronden, meer specifiek de vraag of de voorschriften voldoen aan de criteria van geschiktheid, noodzakelijkheid en evenredigheid.
Conclusie
19. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten als hiervoor aangegeven. Voor het overige zijn de beroepen ongegrond.
20. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseressen het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
21. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseressen gemaakte proceskosten.
21.1.
Deze kosten stelt de rechtbank voor Circle Wastewater Services op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.625,- (2 punten voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting voor beide zaken gezamenlijk, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 1).
21.2.
Deze kosten stelt de rechtbank voor TKN en voor USG op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- voor ieder (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart de beroepen gegrond;
 vernietigt de bestreden besluiten voor zover het betreft het eerste lid van voorschrift 37B (bestreden besluit 1) en van voorschrift 37D (bestreden besluit 2) en voor zover het betreft de woorden “uiterlijk 1 januari 2026” in de laatste regel van het tweede lid van voorschrift 37B en van voorschrift 37D;
 draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- per zaak aan eiseressen te vergoeden;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van Circle Wastewater Services tot een bedrag van € 2.625,-;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van TKN tot een bedrag van € 1.750,-;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van USG tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans (voorzitter), en mr. R.J.G.H. Seerden en mr. A. Snijders (leden), in aanwezigheid van J.N. Buddeke, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 5 juli 2024
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: 5 juli 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.