ECLI:NL:RBLIM:2024:4040

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
ROE 22/815
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wijziging watervergunning en rechtsopvolging in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Limburg het beroep van Circle Wastewater Services B.V. tegen een wijziging van de watervergunning die eerder aan Sitech Services B.V. was verleend. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van rechtsopvolging, waardoor Circle Wastewater Services B.V. als procespartij kan worden aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat de beroepsgrond van eiseres over de rapportage van concentraties van stoffen bij bijzondere bedrijfsomstandigheden niet slaagt, omdat deze verplichting enkel geldt als er nadelige gevolgen voor het oppervlaktewater zijn. Echter, de beroepsgrond over de immissietoets slaagt, omdat deze toets niet effectief is voor de beoordeling van piekconcentraties. De rechtbank volgt het standpunt van eiseres dat er geen expliciete wettelijke basis is voor de goedkeuringsverplichting in de watervergunning, wat leidt tot onduidelijkheid en onwerkbaarheid. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit deels en voorziet zelf in de zaak door de onterecht opgelegde verplichtingen te schrappen. De uitspraak is gedaan op 5 juli 2024 en de rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van griffierecht en proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22 / 815

uitspraak van de meervoudige kamer van 5 juli 2024 in de zaak tussen

Circle Wastewater Services B.V., voorheen
Sitech Services B.V., uit Geleen, eiseres
(gemachtigden: mr. J.E. van Uden en mr. M.A.J.J. Kaumo),
en

het dagelijks bestuur van het Waterschap Limburg, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A.M. van der Velden).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
  • Waterleiding Maatschappij Limburg N.V.(WML) uit Maastricht,
    Dunea N.V.uit Zoetermeer en
    Evides N.V.uit Rotterdam (gemachtigde: mr. E. Broeren);
  • AnQore B.V.uit Urmond (gemachtigde: mr. J.H.W. Koster);
  • Sabic Limburg B.V.uit Geleen (gemachtigde: mr. A. de Snoo).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het door Sitech Services B.V.
ingestelde beroep tegen de aan haar bij besluit van 15 februari 2022 (bestreden besluit) verleende gewijzigde watervergunning voor het lozen van effluent, afkomstig van de integrale afvalwaterzuiveringsinstallatie (hierna: IAZI).
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
Bij brieven van 12 en 17 mei 2022 heeft de rechtbank de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor milieu en ruimtelijke ordening (hierna: StAB) gevraagd aan haar advies uit te brengen.
1.3.
Op 31 oktober 2022 heeft de StAB advies uitgebracht. Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben Sitech Services B.V. en verweerder zienswijzen tegen dit advies naar voren gebracht. De StAB heeft op 21 maart 2023 gereageerd op de zienswijzen. Derde-partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2024 op zitting gevoegd behandeld met de zaken ROE 21 / 476 en ROE 21 / 477. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] namens eiseres, de gemachtigden van eiseres, [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] namens verweerder, de gemachtigde van verweerder, [naam 9] namens Evides N.V. en de gemachtigde van WML, Dunea N.V. en Evides N.V. (hierna ook: de drinkwaterbedrijven). Tevens waren ter zitting aanwezig [naam 10] en [naam 11] , namens de StAB. Na de zitting heeft de rechtbank de zaken gesplitst, zodat afzonderlijk uitspraak wordt gedaan.

(Totstandkoming van) het bestreden besluit

2. Eiseres exploiteert de IAZI aan de [adres] te [plaats] . Hierin wordt het afvalwater (influent) van onder meer bedrijven op het industriecomplex Chemelot in Geleen verwerkt. Het in de IAZI gezuiverde bedrijfsafvalwater (effluent) wordt geloosd in de zijtak van het oppervlaktewaterlichaam de Ur, die uitmondt in de Maas. De drinkwaterbedrijven hebben in de Maas innamepunten voor de drinkwatervoorziening. Verweerder heeft bij besluit van 15 december 2020 aan Sitech Services B.V. een watervergunning verleend voor het brengen van stoffen, afkomstig van de IAZI, in de Ur.
Sitech Services B.V. heeft op 1 juni 2021 een aanvraag voor wijzing van voorschrift 22, tweede lid, (bemonsteringsmethode bij de deelstroom EPT fabrieken) en voorschrift 27, eerste lid, (screeningsmethode voor polair tot zeer polaire stoffen) van de watervergunning van 15 december 2020 ingediend.
2.1.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de genoemde voorschriften van de watervergunning van 15 december 2020 (hierna ook: watervergunning) gewijzigd zoals aangevraagd, behoudens de screeningsfrequentie voor zeer polaire stoffen. Tevens heeft verweerder ambtshalve het derde en vierde lid van voorschrift 7 (voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden), vervallen verklaard en vervangen door een nieuw derde en vierde lid.

Beoordeling door de rechtbank

3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om (wijziging van) een vergunning als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Waterwet (Wtw) (watervergunning) is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.
3.1.
Sitech Services B.V. heeft haar aanvraag om wijziging van de watervergunning ingediend vóór 1 januari 2024, zodat in dit geval de Wtw en de onderliggende regelgeving, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
4. Sitech Services B.V. heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Dit beroep richt zicht enkel tegen het hierbij ambtshalve gewijzigde voorschrift 7, derde lid, onderdeel twee en vijf, en vierde lid, van de watervergunning. Eiseres heeft ter zitting aangegeven als rechtsopvolger van Sitech Services B.V. dit beroep te hebben overgenomen.
5. De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft. Zij geeft eerst een ambtshalve oordeel over de ontvankelijkheid van het beroep van eiseres.
De rechtsopvolging van Sitech Services B.V.
6. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve gesteld voor de vraag of eiseres de rechtsopvolger is van Sitech Services B.V. en overweegt hiertoe als volgt.
6.1.
In artikel 6.24, eerste lid, van de Wtw is bepaald dat een vergunning ook geldt voor de rechtsopvolgers van de vergunninghouder, tenzij bij de vergunning anders is bepaald.
In artikel 6.24, tweede lid, van de Wtw is bepaald dat de rechtsopvolger van de vergunninghouder binnen vier weken nadat de vergunning voor hem is gaan gelden, daarvan mededeling doet aan het bevoegd gezag.
6.2.
Circle Wastewater Services B.V. heeft desgevraagd de rechtbank op 13 maart 2024 een aantal stukken toegezonden. Daaruit blijkt dat Sitech Services B.V. op 12 april 2023 verweerder heeft verzocht de vergunning van 15 december 2020 op naam te stellen van Sitech IAZI B.V., zijnde haar dochtervennootschap, die de feitelijke activiteiten in verband met de watervergunning uitvoert. Op 30 oktober 2023 heeft verweerder de wijziging van de tenaamstelling bevestigd en vermeld dat de vergunning van 15 december 2020, op grond van artikel 6.24 van de Wtw, van rechtswege is overgegaan op Sitech IAZI B.V. als rechtsopvolger van Sitech Services B.V.. Dit geldt volgens verweerder ook voor alle verleende wijzigingsvergunningen en besluiten / meldingen in verband met vergunningvoorschrift 7.
6.3.
Op 27 november 2023 is de naam van Sitech IAZI B.V. gewijzigd naar Circle Wastewater Services B.V. Deze naamswijziging is door de CEO op 15 december 2023 aan verweerder gemeld. Het betreft enkel een naamswijziging van de rechtspersoon. De rechtspersoon is niet gewijzigd en de naamswijziging heeft dus geen juridische relevantie.
6.4.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de watervergunning van
15 december 2020 en de wijzigingsvergunningen en dus ook die van 15 februari 2022 (het bestreden besluit) op grond van artikel 6.24, eerste lid, van de Wtw per 12 april 2023 zijn overgegaan op Sitech IAZI B.V., later Circle Wastewater Services B.V. geheten.
De overname van het beroep van Sitech Services B.V.
7. Over het beroep van Sitech Services B.V. tegen het bestreden besluit overweegt de rechtbank dat Sitech Services B.V., ten tijde van het instellen van beroep wel, maar sinds
12 april 2023 geen vergunninghoudster meer is. Sindsdien was Sitech IAZI B.V., nu genaamd Circle Wastewater Services B.V., vergunninghoudster. Gelet hierop heeft Sitech Services B.V. geen procesbelang meer bij de beoordeling van haar beroep.
7.1.
Voor het eerst ter zitting heeft mr. J.E. van Uden (advocaat) verklaard dat Circle Wastewater Services B.V., als rechtsopvolger van Sitech Services B.V., het beroep van Sitech Services B.V. overneemt en dat hij ook als gemachtigde van Circle Wastewater Services B.V. optreedt. De rechtbank dient voorts ambtshalve te beoordelen of deze overname van het beroep mogelijk is.
7.2.
Uitgangspunt in de rechtspraak is dat het overnemen van een beroep niet zomaar is toegestaan. Echter, voor het op grond van rechtsopvolging onder bijzondere titel kunnen overnemen van door de rechtsvoorganger opgebouwde aanspraken op rechtsbescherming, kan volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aanleiding zijn in die gevallen waarin zonder deze overname de rechtsbescherming als gevolg van de rechtsopvolging geheel verloren gaat.
7.3.
De rechtbank ziet in dit geval reden om toepassing te geven aan die in de rechtspraak ontwikkelde lijn. Immers, als Circle Wastewater Services B.V. het beroep van Sitech Services B.V. niet kan overnemen, zou - nu laatstgenoemde geen procesbelang meer heeft - de rechtsbescherming als gevolg van de rechtsopvolging geheel verloren gaan en zou een hiaat in de rechtsbescherming optreden. Gelet hierop moet de aanspraak op rechtsbescherming van Sitech Services B.V. geacht worden te zijn overgegaan op Circle Wastewater Services B.V., omdat zonder deze overgang de rechtsbescherming als gevolg van de rechtsopvolging geheel verloren zou gaan en het Circle Wastewater Services B.V. redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij verweerder niet in een eerder stadium van de overgang op de hoogte heeft gesteld. Ondanks dat de door Circle Wastewater Services B.V. overgelegde stukken slechts zien op de vergunning van 15 december 2020 ziet de rechtbank geen reden waarom dit niet zo zou zijn voor de wijzigingen van deze vergunning, zoals het bestreden besluit.
7.4.
Het voorgaande betekent dat Circle Wastewater Services B.V. als procespartij wordt aangemerkt en het beroep tegen het bestreden besluit heeft overgenomen van Sitech Services B.V.
Standpunten van partijen over vergunningvoorschrift 7, derde lid, onderdeel twee en vijf, en vierde lid
8. Eiseres stelt, kort weergegeven, dat er geen wettelijke basis is voor het opleggen van de in voorschrift 7, derde lid, onderdeel twee en vijf, en vierde lid opgenomen verplichtingen, omdat deze verplichtingen niet zien op de bescherming van de belangen genoemd in artikel 2.1 van de Wtw. De vergunde lozing voldoet volgens eiseres aan alle gestelde normen in de watervergunning en aan de immissietoets, waarmee reeds voldaan wordt aan de waterkwaliteitseisen.
8.1.
Volgens eiseres dient de in voorschrift 7, derde lid, tweede onderdeel, opgenomen verplichting te rapporteren over de concentraties van alle vrijkomende stoffen bij voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden (hierna: vbb) geen redelijk doel, omdat verweerder niet de bevoegdheid en kennis heeft om zich uit te spreken over de interne influentlozingen, aangezien dit interne processen zijn die vallen binnen de normale bedrijfsprocesvoering en de lozing van het effluent binnen de gestelde normale normen blijft. Verweerder kan het effluent van de IAZI niet (beter) beoordelen op basis van het influent, zijnde concentraties in het fabrieksafvalwater naar de IAZI. Deze opgelegde verplichting levert een onaanvaardbare en onnodige administratieve last op voor eiseres. Eiseres is uiteraard wel bereid informatie over de (piek)lozingen van alle niet-reguliere hulpstoffen te verstrekken.
8.2.
De in voorschrift 7, derde lid, vijfde onderdeel, opgenomen immissietoets is volgens eiseres niet het geëigende instrument om lozingen bij vbb te beoordelen, omdat de immissietoets een beoordelingskader vormt voor effecten op lange termijn en zich daarom niet leent voor de beoordeling van kortstondige lozingen, zoals piekconcentraties bij vbb. De lozingen tijdens vvb vallen altijd binnen de reguliere procesvoering en zijn dan ook al meegenomen in de uitgevoerde immissietoets op basis van jaargemiddelden op de stamkaarten van de watervergunning. Uiteraard voert eiseres daarnaast doorlopend effluentanalyses uit en monitort en screent zij de processen in de IAZI, waardoor wordt gewaarborgd dat de lozing van het effluent uit de IAZI voldoet aan alle effluentnormen uit de watervergunning.
8.3.
Over voorschrift 7, vierde lid, stelt eiseres dat er geen grondslag bestaat voor het opleggen van een goedkeuringsverplichting voor vbb, omdat de wettelijke bevoegdheid van verweerder ziet op de normering van het effluent van de IAZI. Verder leidt een niet tijdige goedkeuring of een weigering mogelijk tot strijd met andere wettelijke verplichtingen uit onder meer de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit milieubeheer van de fabrieken op de site van Chemelot. Subsidiair stelt eiseres dat geen werkbare termijn voor goedkeuring is opgenomen in voorschrift 7, vierde lid, en vraagt zij om een maximale goedkeuringstermijn van tien dagen.
9. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit / verweerschrift op het standpunt dat de lozing van het effluent niet alleen dient te voldoen aan de in de watervergunning gestelde normen. Voorschrift 7 heeft als doel inzicht te verkrijgen in de gevolgen van de lozing voor de kwaliteit van het oppervlakte- en drinkwater en daar waar nodig bij te sturen, bijvoorbeeld als niet voldoende voorzorgsmaatregelen zijn genomen of de alternatieven onvoldoende zijn onderzocht. Een schriftelijke goedkeuring vooraf is dan ook van evident belang. Om de kwaliteit van een vbb die gevolgen heeft voor de kwaliteit van het te lozen effluent te kunnen beoordelen, is het van belang dat zowel verhoogde concentraties van regulier gebruikte als van incidenteel gebruikte stoffen bij verweerder bekend zijn, omdat alleen dan het effect van de lozing integraal beoordeeld kan worden. De interne beoordelingsprocedure die eiseres hanteert borgt slechts de procesvoering en niet de door verweerder noodzakelijk geachte kwaliteit van de lozing van het effluent. De immissietoets is het geëigende en enige instrument om de toelaatbaarheid van de restlozing te kunnen beoordelen, wat los staat van de tijdsperiode waarbinnen de lozing plaatsvindt. Verweerder is op grond van artikel 6.20 van de Wtw bevoegd om naast normen voor stoffen ook andere voorwaarden (zoals onderhavige goedkeuringsverplichting) aan de vergunning te verbinden.
(Nader) advies StAB
10. De StAB geeft in haar (nader) advies van 31 oktober 2022 en 21 maart 2023 aan dat voorschrift 7, derde lid, tweede onderdeel, een nadere specificatie betreft van wat reeds vergund was in de watervergunning uit 2020. Twijfelachtig is of verweerder (of anderen dan eiseres) voor alle voorkomende stoffen voldoende kennis heeft (hebben) om het verband tussen de stofconcentratie van het influent en effluent te kunnen inschatten. De vraag is daarom welke meerwaarde een gedetailleerde rapportage heeft, zoals in het voorschrift wordt verlangd. Voorschrift 7, derde lid, tweede onderdeel, schrijft onder meer een immissietoets voor. De StAB deelt het argument van eiseres dat een immissietoets niet het geëigende instrument is om pieklozingen als gevolg van vbb te beoordelen, omdat geen sprake is van representatieve bedrijfsomstandigheden die een voorwaarde zijn voor een immissietoets. De vraag of goedkeuring vereist is van verweerder is een juridisch aspect en wordt in het (nader) advies niet beantwoord.
Juridisch kader
11. In voorschrift 7, eerste lid, van de watervergunning [1] is bepaald dat bij vbb niet zijnde een ongewoon voorval, die gevolgen kunnen hebben op de kwaliteit van het te lozen effluent voorzorgsmaatregelen moeten zijn genomen om nadelige gevolgen voor het oppervlaktewater te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken.
In voorschrift 7, tweede lid, van de watervergunning is bepaald dat het dagelijks bestuur van een dergelijke vbb minimaal vier weken vooraf door of vanwege de vergunninghouder in kennis moet worden gesteld via [e-mailadres] .
In voorschrift 7, derde lid, tweede onderdeel, van de watervergunning is bepaald dat de in het tweede lid van dit voorschrift benoemde kennisgeving in ieder geval bevat de gevolgen van de vbb op de kwaliteit van het vrijkomende afvalwater bij de betreffende fabriek/het proces: o.a. concentraties, hoeveelheden en/of piekbelastingen van alle stoffen (inclusief de incidentele) in het vrijkomende afvalwater bij de desbetreffende fabriek/het proces.
In voorschrift 7, derde lid, vijfde onderdeel, van de watervergunning is bepaald dat de in het tweede lid van dit voorschrift benoemde kennisgeving in ieder geval bevat de gevolgen voor de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater en drinkwater (immissietoets van alle in het afvalwater vrijkomende stoffen).
Voorschrift 7, vierde lid, van de watervergunning bepaalt dat vbb mogen worden uitgevoerd na schriftelijke goedkeuring door het dagelijks bestuur van de kennisgeving, als bedoeld in het tweede en derde lid van dit voorschrift.
In de watervergunning wordt verstaan onder influent: afvalwater dat voor behandeling in een zuiveringsinstallatie wordt aangevoerd.
In de watervergunning wordt verstaan onder effluent: het gezuiverd water afkomstig uit de IAZI.
In de watervergunning wordt verstaan onder vvb: andere dan de reguliere bedrijfsomstandigheden, zoals grootschalige (onderhouds- en reparatie)werkzaamheden, korte stilleggingen en het opstarten of het definitief buiten bedrijf stellen van een proces- of afvalwaterzuiveringsinstallatie of onderdelen hiervan, die het zuiveringsproces nadelig beïnvloeden en gevolgen kunnen hebben voor de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater.
Wat vindt de rechtbank van de kennisgeving van alle stoffen (vergunningvoorschrift 7, derde lid, tweede onderdeel)?
12. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit voorschrift 7, derde lid, tweede onderdeel, niet dat eiseres verweerder in kennis moet stellen van de concentraties van
allestoffen in het vrijkomende afvalwater. De rechtbank is namelijk van oordeel dat eiseres verweerder slechts in kennis dient te stellen van de concentraties van alle stoffen als sprake is van een vbb. Dat betekent, gelet op de in de watervergunning van 15 december 2020 op pagina 97, onder nummer 27, opgenomen definitie van vbb, dat enkel als andere dan de reguliere bedrijfsomstandigheden het zuiveringsproces nadelig beïnvloeden én (cumulatieve voorwaarde) gevolgen kunnen hebben voor de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater, sprake is van een vbb. Alleen als voldaan is aan deze voorwaarden (andere dan reguliere bedrijfsomstandigheden, nadelig beïnvloeden zuiveringsproces én gevolgen oppervlakteater) is voorschrift 7 van de watervergunning van toepassing en dient eiseres verweerder te rapporteren over alle stoffen die in die situatie, zijnde de vbb, vrijkomen in het afvalwater. De rechtbank gaat er hierbij vanuit dat de gevolgen voor het oppervlaktewater
nadeligmoeten zijn, omdat gunstige gevolgen geen negatieve invloed hebben op de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Wat vindt de rechtbank van de immissietoets (vergunningvoorschrift 7, derde lid, vijfde onderdeel)?
13. De rechtbank stelt allereerst vast dat ter zitting is gebleken dat niet in geschil is dat het derde lid van vergunningvoorschrift 7 betrekking heeft op het effluent en dat evenmin in geschil is dat de immissietoets ziet op het effluent. De StAB deelt het argument van eiseres dat een immissietoets niet het geëigende instrument is om pieklozingen als gevolg van een vbb te beoordelen, omdat geen sprake is van representatieve bedrijfsomstandigheden die een voorwaarde zijn voor een immissietoets. Dit is volgens het aanvullend advies van de StAB van 21 maart 2023 de belangrijkste conclusie die in zoverre dus op één lijn staat met het standpunt van eiseres. De rechtbank volgt de StAB hierin en overweegt daartoe dat niet in geschil is dat, zoals door de StAB weergegeven, de immissietoets incidentele piekconcentraties niet als invoergegevens gebruikt. De concentraties die optreden bij een vbb vallen weliswaar onder de vergunning, maar zijn niet verkregen onder representatieve omstandigheden en kunnen reeds hierom niet (zonder meer) als invoer voor de immissietoets worden gebruikt. Ter zitting is door de StAB gesteld dat het achteraf bemonsteren van het effluent wel nuttig kan zijn. Dit betwisten partijen niet en evenmin betwisten zij dat het mogelijk is om door middel van berekeningen in de buurt te komen van een immissietoets. Naar het oordeel van de rechtbank is middels deze berekeningen in voldoende mate het voorzorgsbeginsel geobjectiveerd en is een immissietoets hiertoe niet effectief. Dit betekent dat verweerder eiseres ten onrechte in voorschrift 7, derde lid, vijfde onderdeel, een immissietoets heeft opgelegd. Deze beroepsgrond slaagt.
Wat vindt de rechtbank van de goedkeuringsverplichting (vergunningvoorschrift 7, vierde lid)?
14. Het goedkeuringsvereiste in voorschrift 7, vierde lid, is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de rechtszekerheid en past niet binnen een vergunningstelsel. Het creëert namelijk feitelijk een soort vergunningstelsel binnen een vergunning(voorschrift). Het doel van een meldingsplicht, die wel kan worden opgenomen in een vergunningvoorschrift, is het geven van informatie aan het bestuursorgaan, zodat dat bestuursorgaan naar aanleiding van die informatie indien nodig actie kan ondernemen. Die actie kan bijvoorbeeld bestaan uit (preventief) handhavend optreden. Een dergelijke melding of kennisgeving koppelen aan een goedkeuringsvereiste (zonder expliciete wettelijke basis) leidt echter tot een te onzekere situatie na vergunningverlening. Een vergunninghouder mag er immers vanuit gaan dat hij wat vergund is, mag uitvoeren als hij zich aan de voorschriften houdt. Bij het onderhavige voorschrift is dat echter nog allerminst zeker door het goedkeuringsvereiste zoals hier opgenomen. Zonder die goedkeuring mag immers een in beginsel vergund proces niet plaatsvinden en vergunninghouder moet wachten op de toestemming van verweerder voor hij dit proces kan laten plaatsvinden. Dat betekent dat geen sprake is van een vergunning onder voorschriften (beperkingen), maar van een soort voorwaardelijke vergunning en daarvoor bestaat geen expliciete wettelijke basis.
14.1.
Ter nadere toelichting wijst de rechtbank erop dat wanneer de reactie van een bestuursorgaan op een melding of kennisgeving geen toestemming behelst om een (op zich vergund) proces of activiteit uit te voeren, dit wél past binnen het stelsel van vergunningvoorschriften. Zo is bijvoorbeeld een voorschrift waarin staat dat een vergunninghouder een geurbeheersplan moet opstellen dat de goedkeuring van het bestuursorgaan behoeft, een monitoringsvoorschrift. Het bestuursorgaan kan op basis van dat geurbeheersplan actie ondernemen en daarmee is een dergelijk voorschrift, ook al bevat dat een goedkeuringsvereiste, gericht op informatievoorziening. Het bestuursorgaan controleert in zo’n geval of de gegeven informatie juist is en keurt dan die informatie goed. Eventueel bevat een dergelijk geurbeheersplan ook uitvoeringsmaatregelen die genomen moeten worden, maar dat betreft dan niet de uitvoering van een aangevraagd en vergund proces, maar de uitvoering van nadere maatregelen die (via het geurbeheersplan) zijn voorgeschreven. Anders dan onderhavig voorschrift behelst dit dus geen vereiste van voorafgaande goedkeuring alvorens een gewenste activiteit verricht mag worden.
14.2.
Daar komt bij dat aan de beslissing over goedkeuring geen termijn is verbonden, zodat verweerder deze beslissing zeer kort voor of zelfs pas na de door eiseres gewenste uitvoeringsdatum zou kunnen nemen. Een dergelijke goedkeuring, of weigering daarvan, lijkt bovendien gericht op rechtsgevolg en is dus een zelfstandig appellabel besluit. Dat zou betekenen dat niet alleen eiseres (als houdster van de vergunning en aanvrager van de goedkeuring), maar ook derde-belanghebbenden zouden kunnen ageren tegen een dergelijk besluit. Zeker gelet op de korte termijnen die aan de orde kunnen zijn - een kennisgeving moet volgens het voorschrift uiterlijk vier weken van tevoren worden gedaan en de goedkeuring is zoals gezegd niet aan een termijn gebonden - levert dit een te onzekere en onwerkbare situatie voor eiseres op. Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is deels gegrond (zie onder 13 en 14.2). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit in zoverre.
16.1.
Ten aanzien van voorschrift 7, derde lid, vijfde onderdeel, neemt de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing. De rechtbank bepaalt dat in voorschrift 7, derde lid, vijfde onderdeel, het gedeelte “(immissietoets van alle in het afvalwater vrijkomende stoffen)” vervalt.
16.2.
Ten aanzien van voorschrift 7, vierde lid, volstaat de rechtbank - deze optie is aan de orde geweest ter zitting - met een vernietiging van het bestreden besluit. Door deze vernietiging ‘herleeft’ namelijk voorschrift 7, vierde lid, zoals dat bij de watervergunning van 15 december 2020 is vastgesteld.
17. Omdat het beroep (deels) gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze bedraagt € 2.187,50 (2,5 punten x € 875, 00), omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift (1 punt) heeft ingediend, aan de zitting heeft deelgenomen (1 punt) en op 6 december 2022 een reactie op het advies van de StAB heeft ingediend (0,5 punt). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond wat betreft voorschrift 7, derde lid, vijfde onderdeel, en vierde lid, van de bij het bestreden besluit gewijzigde watervergunning en vernietigt het bestreden besluit in zoverre;
  • verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
  • voorziet zelf in de zaak door in voorschrift 7, derde lid, vijfde onderdeel, van de (gewijzigde) watervergunning de zinsnede “(immissietoets van alle in het afvalwater vrijkomende stoffen)” te laten vervallen en bepaalt dat dit onderdeel van de uitspraak in de plaats komt van dit vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.187,50,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, voorzitter, en mr. A. Snijders en
mr. K.M.J.A. Smitsmans, leden, in aanwezigheid van mr. P.M. van den Brekel, griffier.
De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2024.
voorzitter
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 5 juli 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Voor de duidelijkheid. Waar hierna gesproken wordt over ‘watervergunning’ gaat het om de door het bestreden besluit gewijzigde watervergunning van 15 december 2020. Die onderliggende vergunning is maar beperkt - zie onder rechtsoverweging 2.1. - gewijzigd door het bestreden besluit. Vele (algemene) voorschriften uit die onderliggende vergunning zijn niet veranderd en gelden dus nog steeds.