8.3.Over voorschrift 7, vierde lid, stelt eiseres dat er geen grondslag bestaat voor het opleggen van een goedkeuringsverplichting voor vbb, omdat de wettelijke bevoegdheid van verweerder ziet op de normering van het effluent van de IAZI. Verder leidt een niet tijdige goedkeuring of een weigering mogelijk tot strijd met andere wettelijke verplichtingen uit onder meer de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit milieubeheer van de fabrieken op de site van Chemelot. Subsidiair stelt eiseres dat geen werkbare termijn voor goedkeuring is opgenomen in voorschrift 7, vierde lid, en vraagt zij om een maximale goedkeuringstermijn van tien dagen.
9. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit / verweerschrift op het standpunt dat de lozing van het effluent niet alleen dient te voldoen aan de in de watervergunning gestelde normen. Voorschrift 7 heeft als doel inzicht te verkrijgen in de gevolgen van de lozing voor de kwaliteit van het oppervlakte- en drinkwater en daar waar nodig bij te sturen, bijvoorbeeld als niet voldoende voorzorgsmaatregelen zijn genomen of de alternatieven onvoldoende zijn onderzocht. Een schriftelijke goedkeuring vooraf is dan ook van evident belang. Om de kwaliteit van een vbb die gevolgen heeft voor de kwaliteit van het te lozen effluent te kunnen beoordelen, is het van belang dat zowel verhoogde concentraties van regulier gebruikte als van incidenteel gebruikte stoffen bij verweerder bekend zijn, omdat alleen dan het effect van de lozing integraal beoordeeld kan worden. De interne beoordelingsprocedure die eiseres hanteert borgt slechts de procesvoering en niet de door verweerder noodzakelijk geachte kwaliteit van de lozing van het effluent. De immissietoets is het geëigende en enige instrument om de toelaatbaarheid van de restlozing te kunnen beoordelen, wat los staat van de tijdsperiode waarbinnen de lozing plaatsvindt. Verweerder is op grond van artikel 6.20 van de Wtw bevoegd om naast normen voor stoffen ook andere voorwaarden (zoals onderhavige goedkeuringsverplichting) aan de vergunning te verbinden.
10. De StAB geeft in haar (nader) advies van 31 oktober 2022 en 21 maart 2023 aan dat voorschrift 7, derde lid, tweede onderdeel, een nadere specificatie betreft van wat reeds vergund was in de watervergunning uit 2020. Twijfelachtig is of verweerder (of anderen dan eiseres) voor alle voorkomende stoffen voldoende kennis heeft (hebben) om het verband tussen de stofconcentratie van het influent en effluent te kunnen inschatten. De vraag is daarom welke meerwaarde een gedetailleerde rapportage heeft, zoals in het voorschrift wordt verlangd. Voorschrift 7, derde lid, tweede onderdeel, schrijft onder meer een immissietoets voor. De StAB deelt het argument van eiseres dat een immissietoets niet het geëigende instrument is om pieklozingen als gevolg van vbb te beoordelen, omdat geen sprake is van representatieve bedrijfsomstandigheden die een voorwaarde zijn voor een immissietoets. De vraag of goedkeuring vereist is van verweerder is een juridisch aspect en wordt in het (nader) advies niet beantwoord.
11. In voorschrift 7, eerste lid, van de watervergunningis bepaald dat bij vbb niet zijnde een ongewoon voorval, die gevolgen kunnen hebben op de kwaliteit van het te lozen effluent voorzorgsmaatregelen moeten zijn genomen om nadelige gevolgen voor het oppervlaktewater te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken.
In voorschrift 7, tweede lid, van de watervergunning is bepaald dat het dagelijks bestuur van een dergelijke vbb minimaal vier weken vooraf door of vanwege de vergunninghouder in kennis moet worden gesteld via [e-mailadres] .
In voorschrift 7, derde lid, tweede onderdeel, van de watervergunning is bepaald dat de in het tweede lid van dit voorschrift benoemde kennisgeving in ieder geval bevat de gevolgen van de vbb op de kwaliteit van het vrijkomende afvalwater bij de betreffende fabriek/het proces: o.a. concentraties, hoeveelheden en/of piekbelastingen van alle stoffen (inclusief de incidentele) in het vrijkomende afvalwater bij de desbetreffende fabriek/het proces.
In voorschrift 7, derde lid, vijfde onderdeel, van de watervergunning is bepaald dat de in het tweede lid van dit voorschrift benoemde kennisgeving in ieder geval bevat de gevolgen voor de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater en drinkwater (immissietoets van alle in het afvalwater vrijkomende stoffen).
Voorschrift 7, vierde lid, van de watervergunning bepaalt dat vbb mogen worden uitgevoerd na schriftelijke goedkeuring door het dagelijks bestuur van de kennisgeving, als bedoeld in het tweede en derde lid van dit voorschrift.
In de watervergunning wordt verstaan onder influent: afvalwater dat voor behandeling in een zuiveringsinstallatie wordt aangevoerd.
In de watervergunning wordt verstaan onder effluent: het gezuiverd water afkomstig uit de IAZI.
In de watervergunning wordt verstaan onder vvb: andere dan de reguliere bedrijfsomstandigheden, zoals grootschalige (onderhouds- en reparatie)werkzaamheden, korte stilleggingen en het opstarten of het definitief buiten bedrijf stellen van een proces- of afvalwaterzuiveringsinstallatie of onderdelen hiervan, die het zuiveringsproces nadelig beïnvloeden en gevolgen kunnen hebben voor de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater.
Wat vindt de rechtbank van de kennisgeving van alle stoffen (vergunningvoorschrift 7, derde lid, tweede onderdeel)?
12. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit voorschrift 7, derde lid, tweede onderdeel, niet dat eiseres verweerder in kennis moet stellen van de concentraties van
allestoffen in het vrijkomende afvalwater. De rechtbank is namelijk van oordeel dat eiseres verweerder slechts in kennis dient te stellen van de concentraties van alle stoffen als sprake is van een vbb. Dat betekent, gelet op de in de watervergunning van 15 december 2020 op pagina 97, onder nummer 27, opgenomen definitie van vbb, dat enkel als andere dan de reguliere bedrijfsomstandigheden het zuiveringsproces nadelig beïnvloeden én (cumulatieve voorwaarde) gevolgen kunnen hebben voor de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater, sprake is van een vbb. Alleen als voldaan is aan deze voorwaarden (andere dan reguliere bedrijfsomstandigheden, nadelig beïnvloeden zuiveringsproces én gevolgen oppervlakteater) is voorschrift 7 van de watervergunning van toepassing en dient eiseres verweerder te rapporteren over alle stoffen die in die situatie, zijnde de vbb, vrijkomen in het afvalwater. De rechtbank gaat er hierbij vanuit dat de gevolgen voor het oppervlaktewater
nadeligmoeten zijn, omdat gunstige gevolgen geen negatieve invloed hebben op de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Wat vindt de rechtbank van de immissietoets (vergunningvoorschrift 7, derde lid, vijfde onderdeel)?
13. De rechtbank stelt allereerst vast dat ter zitting is gebleken dat niet in geschil is dat het derde lid van vergunningvoorschrift 7 betrekking heeft op het effluent en dat evenmin in geschil is dat de immissietoets ziet op het effluent. De StAB deelt het argument van eiseres dat een immissietoets niet het geëigende instrument is om pieklozingen als gevolg van een vbb te beoordelen, omdat geen sprake is van representatieve bedrijfsomstandigheden die een voorwaarde zijn voor een immissietoets. Dit is volgens het aanvullend advies van de StAB van 21 maart 2023 de belangrijkste conclusie die in zoverre dus op één lijn staat met het standpunt van eiseres. De rechtbank volgt de StAB hierin en overweegt daartoe dat niet in geschil is dat, zoals door de StAB weergegeven, de immissietoets incidentele piekconcentraties niet als invoergegevens gebruikt. De concentraties die optreden bij een vbb vallen weliswaar onder de vergunning, maar zijn niet verkregen onder representatieve omstandigheden en kunnen reeds hierom niet (zonder meer) als invoer voor de immissietoets worden gebruikt. Ter zitting is door de StAB gesteld dat het achteraf bemonsteren van het effluent wel nuttig kan zijn. Dit betwisten partijen niet en evenmin betwisten zij dat het mogelijk is om door middel van berekeningen in de buurt te komen van een immissietoets. Naar het oordeel van de rechtbank is middels deze berekeningen in voldoende mate het voorzorgsbeginsel geobjectiveerd en is een immissietoets hiertoe niet effectief. Dit betekent dat verweerder eiseres ten onrechte in voorschrift 7, derde lid, vijfde onderdeel, een immissietoets heeft opgelegd. Deze beroepsgrond slaagt.
Wat vindt de rechtbank van de goedkeuringsverplichting (vergunningvoorschrift 7, vierde lid)?
14. Het goedkeuringsvereiste in voorschrift 7, vierde lid, is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de rechtszekerheid en past niet binnen een vergunningstelsel. Het creëert namelijk feitelijk een soort vergunningstelsel binnen een vergunning(voorschrift). Het doel van een meldingsplicht, die wel kan worden opgenomen in een vergunningvoorschrift, is het geven van informatie aan het bestuursorgaan, zodat dat bestuursorgaan naar aanleiding van die informatie indien nodig actie kan ondernemen. Die actie kan bijvoorbeeld bestaan uit (preventief) handhavend optreden. Een dergelijke melding of kennisgeving koppelen aan een goedkeuringsvereiste (zonder expliciete wettelijke basis) leidt echter tot een te onzekere situatie na vergunningverlening. Een vergunninghouder mag er immers vanuit gaan dat hij wat vergund is, mag uitvoeren als hij zich aan de voorschriften houdt. Bij het onderhavige voorschrift is dat echter nog allerminst zeker door het goedkeuringsvereiste zoals hier opgenomen. Zonder die goedkeuring mag immers een in beginsel vergund proces niet plaatsvinden en vergunninghouder moet wachten op de toestemming van verweerder voor hij dit proces kan laten plaatsvinden. Dat betekent dat geen sprake is van een vergunning onder voorschriften (beperkingen), maar van een soort voorwaardelijke vergunning en daarvoor bestaat geen expliciete wettelijke basis.