ECLI:NL:RBLIM:2024:4010

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
C/03/314923 / FA RK 23-662
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot doorhaling van geboorteakte na verwisseling van voornaam en geslachtsnaam

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 24 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van het openbaar ministerie tot doorhaling van een geboorteakte. De zaak betreft een foutieve geboorteakte die door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Heerlen was opgemaakt, waarin de voornaam en geslachtsnaam van een minderjarige waren verwisseld. De ambtenaar had op 27 december 2022 een tweede akte opgemaakt om de fout te corrigeren, maar het openbaar ministerie verzocht om de eerste akte te doorhalen. De rechtbank oordeelde dat de eerste akte terecht in de registers was opgenomen en dat het verzoek van het openbaar ministerie om doorhaling niet kon worden ingewilligd. De rechtbank stelde vast dat de ambtenaar een fout had gemaakt bij het opmaken van de eerste akte, maar dat deze akte niet ten onrechte in de registers was opgenomen. De rechtbank concludeerde dat de ambtenaar in plaats van doorhaling, een verzoek tot verbetering van de eerste akte had moeten indienen. Het openbaar ministerie was niet ter zitting aanwezig om het verzoek nader toe te lichten, wat de rechtbank als een tekortkoming beschouwde. Uiteindelijk werd het verzoek van het openbaar ministerie afgewezen, en de rechtbank benadrukte dat de tweede akte ten onrechte in de registers was opgenomen en dat deze doorhaling had moeten plaatsvinden. De beslissing werd genomen door mr. P.H.J. Frénay, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 24 april 2024
Zaaknummer: C/03/314923 / FA RK 23-662
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de volgende beschikking gegeven inzake:
het openbaar ministerie,
arrondissementsparket Limburg,
gevestigd in Maastricht,
verzoeker, hierna te noemen: het openbaar ministerie.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de vader] ,hierna te noemen: de vader,
en
[de moeder] ,hierna te noemen: de moeder,
beiden wonend te [woonplaats] ,
hierna samen ook te noemen: de ouders,
en
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Heerlen,
hierna te noemen: de ambtenaar.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 27 februari 2023;
  • de e-mail met bijlagen van het openbaar ministerie van 9 mei 2023;
  • de e-mail met bijlagen van het openbaar ministerie van 2 januari 2024;
  • de zaak is behandeld ter zitting van 4 april 2024, waarbij zijn verschenen:
o de moeder, mede namens de vader;
o de ambtenaar.
1.2.
Het openbaar ministerie heeft op 28 maart 2024 te kennen gegeven niet bij de zitting aanwezig te zijn.

2.De feiten

2.1.
De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Heerlen heeft op 27 december 2022 onder aktenummer 1A2819 van het jaar 2022 een geboorteakte opgemaakt betreffende [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2022. In die akte is vermeld dat ‘ [voornaam] ’ de geslachtsnaam betreft en dat ‘ [geslachtsnaam] ’ de voornaam betreft.
Voor de leesbaarheid zal deze akte hierna ook wel de
eerste(geboorte)akte worden genoemd.
2.2.
De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Heerlen heeft vervolgens op 27 december 2022 onder aktenummer 1A2826 van het jaar 2022 een geboorteakte opgemaakt betreffende [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2022. In die akte is vermeld dat ‘ [geslachtsnaam] ’ de geslachtsnaam betreft en dat [voornaam] de voornaam betreft.
Voor de leesbaarheid zal deze akte hierna ook wel de
tweede(geboorte)akte worden genoemd.

3.Het verzoek

3.1.
Het openbaar ministerie heeft verzocht de doorhaling te gelasten van de akte van geboorte met nummer 1A2819 van het jaar 2022 van de gemeente Heerlen, ofwel de eerste akte.
3.2.
Ter onderbouwing heeft het openbaar ministerie het volgende gesteld, hetgeen ook uit de brief van 20 januari 2023 van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Heerlen blijkt. Met het opmaken van de eerste geboorteakte is bij de geslachtsnaam de voornaam vermeld en is bij de voornamen de geslachtsnaam vermeld. Dit is een grove fout die altijd terug is te zien op de geboorteakte. De ambtenaar heeft daarom een nieuwe (tweede) geboorteakte opgemaakt. De ambtenaar heeft vervolgens het openbaar ministerie verzocht om de foutieve (eerste) geboorteakte onder aktenummer 1A2819 door te halen, stellende dat het “dermate onwenselijk is dat de foutieve gegevens van het kind zichtbaar blijven op de eerste pagina, dat een enkele verbetering van de akte onvoldoende is”.
3.3.
Het openbaar ministerie is niet ter zitting verschenen om het verzoek nader toe te lichten.

4.De beoordeling

4.1.
Uit het verzoekschrift en de onderbouwing van het openbaar ministerie, waaronder het afschrift van de digitale aangifte en de instemmingsverklaring van de ouders, blijkt dat ‘ [voornaam] ’ de voornaam en ‘ [geslachtsnaam] ’ de geslachtsnaam is. De ambtenaar heeft abusievelijk bij het opmaken van de eerste geboorteakte de voornaam en de geslachtsnaam verwisseld. Vervolgens is er een nieuwe ‘correcte’ geboorteakte opgemaakt, de tweede akte.
4.2.
Op grond van artikel 1:24 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (verder te noemen: BW) kan de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie
onder meer:
  • de doorhaling gelasten van een ten onrechte in het register van de burgerlijke stand voorkomende akte, of
  • de verbetering gelasten van een daarin voorkomende akte die onvolledig is of een misslag bevat.
4.3.
Uit HR 16 oktober 1992, NJ 1992/790 blijkt dat de bevoegdheid van de rechter een akte te doen doorhalen, indien deze ten onrechte in de registers van de burgerlijke stand voorkomt, inhoudt dat de rechter volledig moet toetsen of de omstreden akte in die registers behoort te zijn opgenomen.
4.4.
De rechtbank overweegt dat partijen, ook de officier van justitie, zijn opgeroepen voor een zitting om toe te lichten en te bespreken of in de lijn van artikel 1:24 lid 1 BW de eerste akte kan worden doorgehaald met andere woorden of die akte
ten onrechtein het register van de burgerlijke stand voorkomt.
In het onderhavige geval is daarom de eerste vraag of wel sprake is van het ten onrechte opnemen van de eerste akte. Het antwoord daarop luidt: ‘nee’, want de eerste akte is immers opgemaakt naar aanleiding van de, overigens correcte, digitale aangifte van de geboorte van [minderjarige] door haar ouders. De akte is enkel niet juist opgemaakt door de ambtenaar. Deze fout in de eerste akte moet worden verbeterd. Dat betekent dat de eerste akte als uitgangspunt niet kan worden doorgehaald, tenzij er zwaarwegende redenen zijn die maken dat door de rechtbank tot een andere conclusie moet worden gekomen. Daarop is overigens geen uitdrukkelijk beroep gedaan door het Openbaar Ministerie. Wel heeft het Openbaar Ministerie in zijn verzoek, zoals hiervoor aangehaald kennelijk bedoeld een “zwaarwegende reden” aan te voeren door te stellen dat het “dermate onwenselijk is dat de foutieve gegevens van het kind zichtbaar blijven op de eerste pagina, dat een enkele verbetering van de akte onvoldoende is”. De rechtbank acht dat geen zwaarwegende reden die uitzondering op het wettelijk systeem van de op te maken en te verbeteren akte en bij uitzondering door te halen akte rechtvaardigt en gaat daaraan ook voorbij. Ter zitting is van de kant van de ouders en de ambtenaar aangegeven dat het (niet doorhalen van de eerste akte) mogelijk in de toekomst tot ‘gedoe’ in het buitenland aanleiding zou kunnen geven indien een meertalig afschrift van de geboorteakte zou worden aangevraagd, bijvoorbeeld in het geval dat de ouders voor [minderjarige] alsnog de Servische nationaliteit in Servië zouden willen aanvragen. De moeder heeft echter naar voren gebracht dat de ouders dat niet van plan zijn, hoewel de moeder natuurlijk niet in de toekomst kan kijken. Ook zou een meertalig afschrift nog kunnen worden gevraagd als [minderjarige] ooit in het buitenland zou willen huwen.
De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat dit beide hypothetische situaties zijn, waarbij de buitenlandse autoriteiten bij kennisname van de meertalige geboorteakte uiteindelijk óók tot de conclusie zullen komen hoe de juiste naam van [minderjarige] luidt. Dit levert dan naar het oordeel van de rechtbank geen zwaarwegende reden op die een uitzondering op het wettelijk systeem rechtvaardigt.
Het voorgaande betekent dat door de ambtenaar aan het openbaar ministerie had moet worden gevraagd of de eerste akte kon worden verbeterd. De ambtenaar heeft dat ter zitting bevestigd. Het is juist de tweede akte die eigenlijk zou moeten worden doorgehaald omdat díe ten onrechte in het register voorkomt; er was immers al een geboorteakte van [minderjarige] geregistreerd.
Ter zitting is verder besproken wat de strekking van het verzoek van het openbaar ministerie is, namelijk dat de fout in de eerste akte wordt hersteld. De ambtenaar op zitting heeft uitgelegd dat eigenlijk de (onervaren) ambtenaar die de eerste akte had opgemaakt, niet de tweede akte had moeten opmaken, maar via het openbaar ministerie de verbetering had moeten vragen omdat sprake is van een misslag in de eerste akte.
Dat sprake is van een misslag is voor iedereen duidelijk. De aangifte van de geboorte was correct gedaan, de registratie daarvan in de geboorteakte was een misslag omdat de namen zijn verwisseld.
Tegen die achtergrond beschouwd was het aan het openbaar ministerie om ter zitting naast het verzoek subsidiair te verzoeken om de eerste akte te verbeteren en de tweede akte door te halen. Evenwel was het openbaar ministerie niet aanwezig en is een dergelijke aanscherping van het verzoek niet gedaan. Het voert te ver voor de rechtbank om het verzoek van het openbaar ministerie te begrijpen als ook omvattend een subsidiair verzoek omdat het openbaar ministerie uitdrukkelijk onder ogen heeft gezien dat juist alleen de eerste akte zou moeten worden doorgehaald en de tweede akte juist in stand zou moeten blijven. Een en ander voert tot de conclusie dat het verzoek moet worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B.C. Groen-Witvliet, griffier, op
24 april 2024.
BGW
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.