ECLI:NL:RBLIM:2024:4002
Rechtbank Limburg
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking niet ontvankelijk wegens te late indiening van het verzoek
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 3 juni 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. C.A.M. van Wesel, rechter in de rechtbank Limburg. Het verzoek tot wraking werd ingediend door verzoekster op 16 mei 2024, naar aanleiding van een zitting op 15 april 2024. Verzoekster stelde dat haar spreekrecht tijdens deze zitting was beperkt en dat de rechter vooringenomenheid vertoonde door reeds vóór de zitting contact te hebben gehad met een bewindvoerder en mentor.
De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat het verzoek tot wraking niet tijdig was ingediend. Volgens artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moet een verzoek tot wraking worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden die de vrees voor partijdigheid van de rechter rechtvaardigen, bekend zijn geworden. De wrakingskamer concludeerde dat het tijdsverloop tussen de zitting en het ingediende verzoek te groot was, en dat verzoekster geen concrete omstandigheden had aangevoerd die dit tijdsverloop rechtvaardigden.
Daarnaast merkte de wrakingskamer op dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond kan vormen voor een wrakingsverzoek, tenzij de motivering van die beslissing blijk geeft van vooringenomenheid. Dit was in dit geval niet aangetoond. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking dan ook niet-ontvankelijk en kon het verzoek niet in behandeling nemen.