ECLI:NL:RBLIM:2024:3885

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
03/120694-22, 09/306618-19 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mensenhandel (seksuele uitbuiting) in de zaak tegen verdachte

Op 28 juni 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel, specifiek seksuele uitbuiting. De verdachte, geboren in 1966 op de Nederlandse Antillen, werd bijgestaan door advocaat mr. F.A. Dronkers. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 27 en 28 mei 2024, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kon worden, met steun van verklaringen van het slachtoffer en bewijs uit de telefoon van een medeverdachte. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de uitbuitingssituatie van het slachtoffer en dat hij slechts hand- en spandiensten had verleend aan de medeverdachten.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het opzet van de verdachte op de seksuele uitbuiting van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte weliswaar wist van de prostitutiewerkzaamheden van het slachtoffer, maar niet dat zij werd uitgebuit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit, omdat er geen bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet werd veroordeeld voor het tenlastegelegde feit. De rechtbank wees ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke geldboete af, omdat de proeftijd was verlopen en het een andersoortig delict betrof.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/120694-22
Parketnummer : 09/306618-19 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum] 1966,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.A. Dronkers, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 27 en 28 mei 2024. De verdachte en zijn raadsman zijn op beide data verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is vervolgens gesloten op 21 juni 2024.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord mr. R. Odink, advocaat kantoorhoudende te Maastricht. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaken tegen de volgende medeverdachten:
  • [medeverdachte 1] , met parketnummer 03/085368-22 (hierna: [medeverdachte 1] );
  • [medeverdachte 2] , met parketnummer 03/085390-22 (hierna: [medeverdachte 2] )
  • [medeverdachte 3] , met parketnummer 03/120694-22 (hierna: [medeverdachte 3] );
  • [medeverdachte 4] , met parketnummer 03/127480-22 (hierna: [medeverdachte 4] ).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] samen met een of meer anderen [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) seksueel heeft uitgebuit (mensenhandel).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat de bewezenverklaarde periode dient te luiden: ‘van 6 juni tot en met 15 juni 2021’. De officier van justitie heeft gewezen op de belastende verklaringen van [slachtoffer] , die worden gesteund door diverse opsporingsresultaten. De officier van justitie wijst in dit verband meer in het bijzonder op de onderzoeksresultaten uit de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] , ofwel de [bijnaam medeverdachte 3] , waaruit contacten volgen met de gebruiker van het telefoonnummer van ‘ [bijnaam verdachte] ’, ofwel [verdachte] , en ‘ [naam 1] ’. Ten slotte wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund door de getuigeverklaring van [naam 2] .
Volgens de officier van justitie strekken de gedragingen van [verdachte] , anders dan door de verdediging is betoogd, verder dan medeplichtigheid. Door [slachtoffer] te huisvesten heeft [verdachte] bijgedragen aan haar seksuele uitbuiting. Daarnaast is de feitelijke uitvoering van deze seksuele uitbuiting door [verdachte] overgenomen van ‘ [bijnaam medeverdachte 1] ’, waarbij hij via de telefoon instructies heeft ontvangen van ‘ [bijnaam medeverdachte 3] ’. Hiermee is voldaan aan de nauwe en bewuste samenwerking, vereist voor een bewezenverklaring van medeplegen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde feit.
De raadsman heeft aangevoerd dat [slachtoffer] reeds in een afhankelijkheidspositie verkeerde voordat [verdachte] naar Roermond verhuisde. Desgevraagd heeft [verdachte] aan [slachtoffer] huisvesting geboden, waarna zij tijdelijk vrijwillig bij hem heeft verbleven. [verdachte] heeft [slachtoffer] niet mishandeld of verkracht, heeft niet tegen haar geschreeuwd en heeft haar niet verhinderd om het huis te verlaten of haar op enige wijze in haar vrijheid gehinderd. Ook heeft hij nooit drugs ontvangen of geld van een rekening gehaald. Deze handelingen zijn toe te schrijven aan anderen dan [verdachte] . [verdachte] had echter geen weet van een door een ander of anderen gepleegd delict. [verdachte] gebruikte wel eens wat drugs van [slachtoffer] , maar realiseerde zich niet dat [slachtoffer] daarvoor gedwongen moest werken. De raadsman wijst er voorts op dat in de telefoon van [verdachte] geen berichten zijn aangetroffen die wijzen op contact met de medeverdachte ( [bijnaam medeverdachte 3] ’). Het lijkt erop dat het telefoonnummer van [verdachte] door meerdere personen werd gebruikt.
De raadsman heeft geconcludeerd dat er aldus onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het medeplegen van mensenhandel. [verdachte] was geen grote schakel bij de seksuele uitbuiting van [slachtoffer] en had daarbij zeker geen bepalende positie. Hij heeft geen bijdrage van gewicht geleverd aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer] en evenmin was er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten. Evenmin was er sprake van uitwisselbare rollen in de zin van medeplegen. In feite werd [verdachte] ook gebruikt. Indien er al een verwijt aan [verdachte] kan worden gemaakt, bestaat dat hooguit uit medeplichtigheid, hetgeen niet aan hem is tenlastegelegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Het onderzoek Lampedusa is een grootschalig onderzoek naar de strafbare betrokkenheid van meerdere verdachten bij seksuele uitbuiting (mensenhandel) van diverse vrouwen in Roermond. De vrouwen in dit onderzoek hebben met elkaar gemeen dat zij bijzonder kwetsbaar waren, onder meer omdat zij drugsverslaafd waren en niet of nauwelijks beschikten over bestaansmiddelen. Een van de aangeefsters in deze zaak is [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft diverse malen uitvoerige verklaringen afgelegd bij de politie en ten slotte ook in een studioverhoor. Tijdens deze verhoren heeft zij ook verklaard over de rol van ‘ [bijnaam verdachte] ’ of ‘ [bijnaam verdachte] ’. Op grond van de herkenning van [slachtoffer] op pagina 187 van het procesdossier en hetgeen de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, stelt de rechtbank vast dat de verdachte degene is die [slachtoffer] aanduidt met ‘ [bijnaam verdachte] ’ of ‘ [bijnaam verdachte] ’.
[slachtoffer] heeft - kort gezegd - over ‘ [bijnaam verdachte] ’ verklaard dat zij hem heeft leren kennen in mei of juni 2021 in diens woning in de [straatnaam] te Roermond. Aanvankelijk werd [slachtoffer] seksueel uitgebuit door medeverdachte [bijnaam medeverdachte 1] , maar toen deze kwam vast te zitten, hebben [bijnaam verdachte] en [bijnaam medeverdachte 3] haar seksuele uitbuiting overgenomen. Dit betekende dat [slachtoffer] in de woning aan de [straatnaam] als prostituee moest werken, terwijl zij van [bijnaam verdachte] niet weg mocht. [bijnaam medeverdachte 3] is een korte periode gebleven, daarna was zij alleen met [bijnaam verdachte] . [bijnaam medeverdachte 3] had drugs achtergelaten die [bijnaam verdachte] moest verkopen, maar [bijnaam verdachte] had die zelf opgerookt. Later moest [slachtoffer] hiervoor 100 euro betalen aan [bijnaam medeverdachte 3] . Hij regelde vanuit Rotterdam dat [slachtoffer] moest doorwerken. Aan [bijnaam verdachte] appte hij de afspraken door. In totaal heeft [slachtoffer] een week voor [bijnaam verdachte] en [bijnaam medeverdachte 3] gewerkt. Het geld dat zij verdiende als prostituee moest zij afgeven aan [bijnaam verdachte] . [bijnaam medeverdachte 1] belde vanuit de bajes ook met [bijnaam verdachte] . [slachtoffer] noemde [bijnaam verdachte] haar pooier en haar baas.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer] over de rol van [verdachte] op onderdelen steun vindt in het procesdossier. Zo volgt uit het procesdossier dat [medeverdachte 1] ( [bijnaam medeverdachte 1] ), [medeverdachte 3] ( [bijnaam medeverdachte 3] ) en [verdachte] op 4 juni 2021 werden aangehouden wegens een diefstal met geweld. Zij werden allen in verzekering gesteld en op 6 juni 2021 in vrijheid gesteld. Op 6 juni 2021 werd [medeverdachte 1] vervolgens direct weer aangehouden voor het uitzitten van een openstaande gevangenisstraf. Dit onderschrijft de door [slachtoffer] geschetste tijdlijn dat de seksuele uitbuiting begon nadat ‘ [bijnaam medeverdachte 1] ’ kwam vast te zitten. Ook blijkt uit de verklaring van de verdachte zelf dat [slachtoffer] in de genoemde periode enige tijd in zijn woning verbleef. Uit de telefoon van [medeverdachte 3] volgt ten slotte dat er in die periode geregeld app-contact heeft plaatsgevonden tussen de gebruiker van die telefoon en de gebruiker van de telefoon van [verdachte] . Omdat een enkele keer over de verdachte in de derde persoon wordt gesproken, ontstaat het vermoeden dat een ander dan de verdachte toen die telefoon in gebruik had. Voorts is er geen steunbewijs voor mishandeling of seksuele aanrakingen van [slachtoffer] door [verdachte] , noch voor een groot aantal andere tenlastegelegde gedragingen.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van seksuele uitbuiting (mensenhandel) van [slachtoffer] in juni 2021. Hierbij is van belang dat [verdachte] heeft verklaard dat [slachtoffer] hem over haar prostitutiewerk heeft verteld, maar dat hij heeft ontkend te hebben geweten dat [slachtoffer] seksueel werd uitgebuit. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het procesdossier kan worden vastgesteld dat [verdachte] weliswaar wist van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] en ook dat [verdachte] in dat verband soms drugs gebruikte uit haar verdiensten, maar dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat [verdachte] wetenschap had van de uitbuitingssituatie waarin [slachtoffer] verkeerde. Om die reden kan het opzet op de uitbuiting, laat staan het oogmerk daarop, niet worden bewezen.
Dit stelt de door [verdachte] verrichte gedragingen – voor zover daarvoor steunbewijs bestaat – in een ander daglicht. De rechtbank overweegt dat deze gedragingen hooguit zijn aan te merken als ‘hand- en spandiensten’ voor [medeverdachte 3] . Uit het procesdossier volgt namelijk duidelijk dat [medeverdachte 3] de touwtjes in handen had bij de seksuele uitbuiting van [slachtoffer] in juni 2021. [medeverdachte 3] heeft de verdachte daarbij als een gehoorzaam manusje van alles in Roermond ingezet, terwijl hij zelf in Rotterdam verbleef. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat [medeverdachte 3] hiermee ook misbruik heeft gemaakt van de kwetsbaarheid van de verdachte. In dit verband is tekenend dat uit het verhandelde ter terechtzitting volgt dat [verdachte] in september 2021 – en dus enkele maanden na het verweten feit – door zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] fors is mishandeld. Dit tekent de lage positie van [verdachte] in dit verband.
De rechtbank is daarom van oordeel dat [verdachte] zonder daarvan wetenschap te hebben gehad voor [medeverdachte 3] instrumenteel is geweest in de controle over [slachtoffer] ten tijde van haar seksuele uitbuiting. De door [verdachte] geleverde hand- en spandiensten maken echter niet dat daaruit opzet op de uitbuiting van [slachtoffer] kan worden afgeleid, noch dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met dat doel.
Dit maakt dat de rechtbank [verdachte] integraal vrijspreekt van feit 1.

4.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

4.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert primair schadevergoeding tot een bedrag van 30.000 euro, bestaande uit immateriële schade, onder verwijzing naar uitspraken in de ANWB-Smartengeldgids en naar de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De immateriële schade volgt de facto uit de aard van de normschending jegens de benadeelde partij, bestaande uit haar seksuele uitbuiting gedurende een periode van 1,5 jaar lang. De pre-existentie van eventuele psychisch letsel is daarbij niet relevant.
Subsidiair vordert de benadeelde partij toewijzing van een in goede justitie vast te stellen bedrag ten aanzien van de geleden immateriële schade, met niet-ontvankelijk verklaring van het meer of anders gevorderde.
De benadeelde partij heeft verzocht om de vordering hoofdelijk toe te wijzen. Enige discrepantie ten aanzien van de hoofdelijke toewijzing van de vordering in de zaak van [verdachte] ten opzichte van diens medeverdachten kan worden verdisconteerd door het aantal dagen gijzeling voor [verdachte] op nihil te stellen. Voorts heeft de benadeelde partij verzocht tot vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 25.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr. Het geestelijk letsel is niet onderbouwd zijdens de benadeelde partij, maar gelet op de aard van de strafbare feiten kan fysiek en psychisch letsel worden verondersteld. De officier van justitie heeft aansluiting gezocht bij de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, te weten bij categorie 3 (€ 5.000,-) voor zedenfeiten en bij categorie 5 (€ 20.000,-) voor mensenhandel / seksuele uitbuiting. Voor het overige heeft de officier van justitie niet-ontvankelijkverklaring van de vordering geëist.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij niet is gedifferentieerd. Gelet op de zeer beperkte rol van [verdachte] en de ernstige strafrechtelijke verwijten aan de medeverdachten, bezien in het licht van het totale dossier, voert het te ver om de vordering hoofdelijk toe te wijzen in onderhavige zaak. Daarnaast ziet de vordering van de benadeelde partij in het bijzonder op het ernstige leed dat aan [slachtoffer] is toegebracht over een lange periode. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de vordering dient te worden gematigd tot een bedrag van maximaal € 1.000,-, naar rato van € 100,- per dag.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Omdat aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor verdachte niet zal worden veroordeeld, zal de rechtbank de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

5.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 7 februari 2020 opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 200,- (parketnummer 03/306618-19).
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gerequireerd tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging, nu de proeftijd inmiddels is verlopen en het een andersoortig delict betreft. Om deze reden acht de officier van justitie toewijzing van de vordering niet passend.
5.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de ouderdom van de zaak en de volstrekt andere geschonden norm acht de verdediging de toewijzing van de vordering niet opportuun. De verdediging heeft aldus de afwijzing van de vordering bepleit.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie afwijzen.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde;
Voorlopige hechtenis
-
heft ophet (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de procedure en begroot deze kosten aan de zijde van de verdachte tot op heden op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging
-
wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 09/306618-19 van de officier van justitie van 4 januari 2024.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. L. Feuth en
mr. B. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.K. Bakker en mr. M.H.C. van den Munckhof, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 juni 2024.
Buiten staat
mr. B. de Groot is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij meermalen, althans eenmaal in of omstreeks de periode van 6 juni 2021 tot en met 23 augustus 2021 in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen althans alleen, een of meer anderen te weten, [slachtoffer] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- ( telkens) heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] (
sub 1°) en/of
- ( telkens) heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn medeverdachte wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (
sub 4°) en/of
- ( telkens) heeft/hebben gedwongen dan wel bewogen verdachte en of zijn medeverdachte(n) te bevoordelen uit de opbrengst van haar [slachtoffer] seksuele handelingen met en/of voor een derde
(sub 9°) en/of
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten, [slachtoffer] ,
(sub 6°),
zijnde of hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn medeverdachte(n)
- tegen die [slachtoffer] gezegd:” vanaf nu neem ik het over.”
- een advertentie van die [slachtoffer] gemaakt en/of geplaatst op een (of meer) sekswebsite(s) en/of
- afspraken met klanten gemaakt en/of klanten geregeld voor die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] naar/van de plek waar zij zich prostitueerde(n) gebracht en/of laten brengen en/of
- de woning van die [slachtoffer] overgenomen (en gebruikt als sekswerkplek) en/of
- die [slachtoffer] opdracht gegeven en/of onder druk gezet en/of ertoe aangezet en/of gebracht om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie, in elk geval een aantal dagen per week en/of een aantal uren per dag als prostituee te werken en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft geschreeuwd en/of gezegd dat hij (verdachte [medeverdachte 3] ) vuurwapens gaat gebruiken en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) mishandeld en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) (anaal) verkracht en/of
- verdovende middelen aan die [slachtoffer] verstrekt en/of
- zorggedragen voor controle en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten (daaruit) van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] al haar verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, laten afgeven aan verdachte en/of zijn mededader(s), althans die [slachtoffer] geen gedeelte, althans weinig van haar verdiensten laten behouden, en/of
- verhinderd dat die [slachtoffer] uit eigen vrije wil haar prostitutiewerkzaamheden zou kunnen beëindigen, en/of
- die [slachtoffer] in een kamer en/of woning op te sluiten en/of die [slachtoffer] (nooit) alleen te laten en/of (aldus) die [slachtoffer] in een door verdachte en/of zijn medeverdachte(n) gecontroleerde situatie gehouden, in elk geval één of meer (andere) handelingen verricht, strekkende tot het brengen en/of houden van die [slachtoffer] in een dwang- en/of uitbuitingssituatie, in elk geval in een van verdachte en/of zijn medeverdachte(n) afhankelijke positie;