ECLI:NL:RBLIM:2024:3873

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
03.314851.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodweerexces bij poging tot zware mishandeling in een woning

Op 7 juni 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 juli 2023 in Kerkrade heeft geprobeerd een slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes in zijn bovenbenen te steken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond, aangezien zij fysiek werd aangevallen door het slachtoffer in haar eigen woning. De verdachte had eerder aangegeven dat zij niet wilde dat het slachtoffer haar woning betrad, maar hij drong toch binnen. Tijdens de confrontatie werd de verdachte bedreigd en geslagen, wat leidde tot een gevecht waarbij de verdachte een mes pakte om zichzelf te verdedigen. De rechtbank concludeerde dat het geweld dat de verdachte toepaste noodzakelijk en proportioneel was in het kader van haar verdediging. Daarom werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat haar beroep op noodweer slaagde. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, en dat de verdachte handelde uit noodzakelijke verdediging.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.314851.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 2000,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.M.R. te Baerts, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 mei 2024. De verdachte en haar raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte 14 juli 2023 heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes in zijn bovenbenen te steken.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard en dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat haar een geslaagd beroep op noodweerexces toekomt.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit omdat de verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte wilde het slachtoffer haar woning uit jagen, haar opzet was dus gericht op bedreiging. Er was evenmin sprake van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. In de bovenbenen bevinden zich geen vitale organen. Bovendien was geen sprake van diepe snijwonden. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte een geslaagd beroep kan doen op noodweer, dan wel noodweerexces.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Op 14 juli 2023 krijgt de politie melding dat in de woning aan de [adres] te Kerkrade sprake is van een ruzie tussen een man en een vrouw en dat er om hulp werd geroepen. Ter plaatse deed een vrouw, zijnde [verdachte] (hierna: de verdachte) de deur open. De verdachte was hevig geëmotioneerd. De verdachte verklaarde dat ze ‘ hem’ had neergestoken. Verbalisant [naam] is de woning in gegaan om hulp te bieden aan het slachtoffer, zijnde [slachtoffer] . Hij zag dat het slachtoffer op de grond voor het bed zat. De verbalisant zag twee diepe snijwonden in beide bovenbenen van het slachtoffer. Op de gang lag een mes op de grond. [2]
Getuige [slachtoffer] heeft onder meer het volgende verklaard.
“Wij hebben een tijdje een relatie gehad en nu is het uit. Ik heb nog spullen van mij bij de verdachte in de woning liggen en die wil ik terug. Die wilde ik vandaag ophalen. Ik was op mijn fiets onderweg naar haar woning. Ik had de verdachte al een bericht gestuurd dat ik onderweg was. Ze appte terug dat ze dat niet wilde. Ze woont in een flatgebouw op de zesde verdieping. Toen ik aan kwam zag ik dat de deur van de kelderboxen open stond. Eenmaal op de zesde verdieping heb ik bij haar woning aangebeld. De verdachte deed de deur open en meteen escaleerde het. We begonnen tegen elkaar te schreeuwen. Ik geef eerlijk toe dat ik als eerste heb geduwd en zo. Ik heb haar in het gezicht geduwd of geslagen. Ik zag dat ze begon te bloeden aan haar neus. Ik hoorde toen dat ze hard schreeuwde. Ik wilde nog steeds bij haar naar binnen om mijn spullen te halen. Dat liet ze niet toe. Ik zag dat het raam van haar slaapkamer naast de voordeur op een kiertje stond. Ik heb dat raam verder open geduwd en ben naar binnen geklommen. Toen ik binnen stond zag ik dat de verdachte ook binnen stond. Ik zag dat de verdachte naar de keuken liep en terug kwam met twee messen in haar handen. In iedere hand één mes. Ik heb haar toen van achteren vast gepakt. Ze stond met haar rug tegen mijn borst. Hierop voelde ik plots pijnscheuten in mijn benen. Ik zag bloed en realiseerde me dat ze me had gestoken met die messen. Ik riep toen ‘je hebt me gestoken’. Vervolgens heeft de verdachte handdoeken gepakt om het bloeden te stelpen. Ik wil geen aangifte doen. Het zal ook een beetje door mij komen. Ik denk dat ze bang was van mij.” [3]
De verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 24 mei 2024 onder meer het volgende verklaard.
“ [slachtoffer] en ik waren uit elkaar. Hij wilde zijn spullen terug. Hij heeft mij de hele dag via whatsapp berichten gestuurd. Ik wilde niet dat hij naar mijn woning zou komen. Ik was amper thuis van mijn werk toen op het raam werd geklopt. Ik ben naar buiten gelopen en heb de voordeur op slot gedaan. Ik heb toen tegen [slachtoffer] gezegd dat ik wilde dat hij buiten zou blijven wachten. Op dat moment werd ik direct aan mijn haren getrokken. Hij trok me naar de grond en trapte me. Hij pakte me bij mijn keel, waardoor ik geen lucht kreeg. Ik was heel bang. Vervolgens heeft hij zo hard tegen mijn raam geduwd dat deze uit de kiep stand is geschoten en toen is hij via het raam naar binnen geklommen. Ik ben via het raam achter hem aan gegaan, omdat ik mijn dieren wilde beschermen die binnen zaten. Mijn katten zijn mijn alles. [slachtoffer] kwam dreigend op me afgelopen. Ik ben naar de keuken gelopen en heb daar een mes gepakt om hem weg te jagen. Hij liep toen op me af en vanaf dat moment is het wazig voor me. Hij zei ‘ik ben gestoken’ en toen besefte ik wat er was gebeurd. Ik heb meteen handdoeken gepakt. Ik heb mijn buurvrouw, die voor het raam stond, gevraagd of ze de politie wilde bellen. Ik kan me niet herinneren of ik één of twee messen in mijn handen had. Toen ik de messen vast had, is [slachtoffer] op mij af gelopen. Ik stond met mijn handen achter mijn rug. Ik probeerde om me los te maken. Ik denk dat ik hem toen heb gestoken. [slachtoffer] heeft me vaker mishandeld en de dag voor dat dit is gebeurd, heeft hij een psychose gehad. Ik had de messen gepakt om hem mijn huis uit te jagen, ik wilde hem niet steken.
Bewijsoverweging
Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde is vereist dat de verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer.
Er is geen bewijs voorhanden dat de verdachte de geweldshandelingen (het steken met een mes) heeft verricht met als doel om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen; ‘vol’ opzet is dan ook niet bewezen. Voor de beoordeling of de verdachte wel voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer, is het volgende van belang.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Als eerste dient derhalve beoordeeld te worden of er een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bestond en als tweede of de verdachte zich hieraan willens en wetens heeft blootgesteld.
Aanmerkelijke kans
De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip ‘aanmerkelijke kans’ afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte van een korte afstand met een scherp mes meermalen in de bovenbenen van het slachtoffer heeft gestoken. In het bovenbeen zitten kwetsbare pezen en spieren. De kans op zwaar lichamelijk letsel is bij het steken met een mes in het bovenbeen dan ook aanmerkelijk. Gelet op de snijwonden die zijn gehecht, is geen sprake geweest van slechts oppervlakkig prikken. Door tijdens een worsteling om los te komen met een mes in de bovenbenen van het slachtoffer te steken, heeft verdachte de kans op zwaar lichamelijk letsel dan ook bewust aanvaard.
Naar het oordeel van de rechtbank kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte opzet, in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het verweer dienaangaande wordt verworpen.
Gelet op vorenstaande kan wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling door aangever [slachtoffer] met een mes in zijn bovenbenen te steken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 14 juli 2023 te Kerkrade, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet die [slachtoffer] met een mes in zijn bovenbenen heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
poging tot zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat de verdachte een geslaagd beroep kan doen op noodweerexces. Een beroep op noodweer kan niet slagen omdat de verdachte disproportioneel heeft gehandeld door meermalen met een mes te steken in de bovenbenen van het slachtoffer.
5.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, overeenkomstig haar pleitnota, aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodzakelijke verdediging en heeft daarom een beroep op noodweer gedaan. Subsidiair heeft zij een beroep op noodweerexces gedaan.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het beroep van de verdachte op noodweer slaagt. Het volgende is hiervoor redengevend.
De rechtbank stelt voorop dat van noodweer sprake kan zijn wanneer iemand een feit begaat dat voortkomt uit een noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Bij de beoordeling van een beroep op noodweer dient de rechtbank vast te stellen of de feitelijke toedracht, zoals door de verdachte is aangevoerd, aannemelijk is geworden. Indien dit het geval is dient, aan de hand van dat scenario, te worden beoordeeld of aan de vereisten voor noodweer(exces) is voldaan.
De rechtbank overweegt in het onderhavige geval dat uit het dossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting het volgende is gebleken. [slachtoffer] is naar de woning van de verdachte gegaan, terwijl zij hem heel duidelijk heeft gemaakt dat ze dat niet wilde. De verdachte is naar buiten gekomen en heeft de voordeur op slot gedaan om te voorkomen dat [slachtoffer] naar binnen zou gaan. [slachtoffer] heeft de verdachte aan haar haren naar de grond getrokken en hij heeft haar keel dicht geknepen. Vervolgens is hij via een raam toch de woning van de verdachte binnengegaan. De verdachte wilde haar katten beschermen en is hem achternagegaan. De verdachte heeft vervolgens een mes gepakt om [slachtoffer] af te schrikken en hem uit haar woning te jagen. [slachtoffer] heeft de verdachte vervolgens van achteren vastgepakt waarna verdachte [slachtoffer] heeft gestoken. De verdachte kan zich niet herinneren hoe vaak ze [slachtoffer] heeft gestoken.
Op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de verdachte zich in haar eigen woning geconfronteerd zag met [slachtoffer] die haar woning was binnendrongen, hetgeen uitliep op een gevecht tussen hen waarbij de verdachte is bedreigd, geslagen, bij haar keel is gegrepen en waarbij ze ook letsel heeft opgelopen.
In het verleden is [slachtoffer] eerder gewelddadig tegen de verdachte geweest. Ook tijdens deze confrontatie was [slachtoffer] gewelddadig en heeft hij de verdachte bedreigd. In het gevecht was de verdachte duidelijk ondergeschikt aan [slachtoffer] ; hij is veel groter en sterker dan zij. De verdachte heeft het mes pas gebruikt toen [slachtoffer] , ondanks dat de verdachte hem met een mes in haar handen wilde afdreigen, haar van achteren vastpakte. De voordeur was op slot en van de verdachte kon in deze situatie in redelijkheid ook niet worden verlangd dat zij haar dieren achter zou laten. De verdachte kon zich dus niet aan deze situatie onttrekken. Door te steken met het mes probeerde de verdachte het geweld tegen haar te doen stoppen. Pas toen de verdachte [slachtoffer] meermalen heeft gestoken, liet hij haar los.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachtes handelen wel voldoet aan het vereiste van proportionaliteit. De keuze van het verdedigingsmiddel en de wijze waarop dit middel is gebruikt, staan bij de beoordeling van de proportionaliteit centraal. In onderhavig geval acht de rechtbank het volgende van belang. De verdachte heeft pas een mes gepakt, nadat ze meermalen in haar eigen woning door [slachtoffer] was bedreigd en geslagen. Daarnaast had ze hem meermalen nadrukkelijk verzocht om haar woning te verlaten. [slachtoffer] liet zich kennelijk niet naar buiten leiden, sterker nog, ook na het grijpen van een mes om hem daarmee weg te willen jagen, kwam [slachtoffer] juist op de verdachte af en greep hij haar van achteren vast. De verdachte heeft [slachtoffer] pas gestoken toen hij haar van achteren vastgreep.
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte een gerechtvaardigd beroep op noodweer toekomt. Het bewezenverklaarde feit is dan ook niet strafbaar en de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- 1 STK Mes (omschrijving: G1623034);
- 1 STK Mes (omschrijving: G162303).
Nu de rechtbank overgaat tot ontslag van alle rechtsvervolging wegens een geslaagd beroep op noodweer is er gelet op het intreden van de rechtvaardigingsgrond geen sprake (meer) van een strafbaar feit zoals vereist in artikel 36b van het Wetboek van Strafrecht. De onder de verdachte inbeslaggenomen messen, dienen daarom aan haar te worden teruggegeven.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging ter zake daarvan;
Beslag
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte:
- 1 STK Mes (omschrijving: G1623034);
- 1 STK Mes (omschrijving: G162303).
Dit vonnis is gewezen door R.A.M.M. Gijselaers, voorzitter, mr. D. Osmić en
mr. dr. D.L.F. de Vocht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.M.J.G.A. van Hinsberg, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 juni 2024.
Buiten staat
Mr. dr. D.L.F. de Vocht is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 14 juli 2023 te Kerkrade, althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet die [slachtoffer] met een mes in zijn bovenbenen heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, districtsrecherche Parkstad-Limburg, onderzoeksnummer LB2R023070, gesloten d.d. 22 november 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 81.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 9 en 10.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , pagina’s 21 en 22.