3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 14 juli 2023 krijgt de politie melding dat in de woning aan de [adres] te Kerkrade sprake is van een ruzie tussen een man en een vrouw en dat er om hulp werd geroepen. Ter plaatse deed een vrouw, zijnde [verdachte] (hierna: de verdachte) de deur open. De verdachte was hevig geëmotioneerd. De verdachte verklaarde dat ze ‘ hem’ had neergestoken. Verbalisant [naam] is de woning in gegaan om hulp te bieden aan het slachtoffer, zijnde [slachtoffer] . Hij zag dat het slachtoffer op de grond voor het bed zat. De verbalisant zag twee diepe snijwonden in beide bovenbenen van het slachtoffer. Op de gang lag een mes op de grond.
Getuige [slachtoffer] heeft onder meer het volgende verklaard.
“Wij hebben een tijdje een relatie gehad en nu is het uit. Ik heb nog spullen van mij bij de verdachte in de woning liggen en die wil ik terug. Die wilde ik vandaag ophalen. Ik was op mijn fiets onderweg naar haar woning. Ik had de verdachte al een bericht gestuurd dat ik onderweg was. Ze appte terug dat ze dat niet wilde. Ze woont in een flatgebouw op de zesde verdieping. Toen ik aan kwam zag ik dat de deur van de kelderboxen open stond. Eenmaal op de zesde verdieping heb ik bij haar woning aangebeld. De verdachte deed de deur open en meteen escaleerde het. We begonnen tegen elkaar te schreeuwen. Ik geef eerlijk toe dat ik als eerste heb geduwd en zo. Ik heb haar in het gezicht geduwd of geslagen. Ik zag dat ze begon te bloeden aan haar neus. Ik hoorde toen dat ze hard schreeuwde. Ik wilde nog steeds bij haar naar binnen om mijn spullen te halen. Dat liet ze niet toe. Ik zag dat het raam van haar slaapkamer naast de voordeur op een kiertje stond. Ik heb dat raam verder open geduwd en ben naar binnen geklommen. Toen ik binnen stond zag ik dat de verdachte ook binnen stond. Ik zag dat de verdachte naar de keuken liep en terug kwam met twee messen in haar handen. In iedere hand één mes. Ik heb haar toen van achteren vast gepakt. Ze stond met haar rug tegen mijn borst. Hierop voelde ik plots pijnscheuten in mijn benen. Ik zag bloed en realiseerde me dat ze me had gestoken met die messen. Ik riep toen ‘je hebt me gestoken’. Vervolgens heeft de verdachte handdoeken gepakt om het bloeden te stelpen. Ik wil geen aangifte doen. Het zal ook een beetje door mij komen. Ik denk dat ze bang was van mij.”
De verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 24 mei 2024 onder meer het volgende verklaard.
“ [slachtoffer] en ik waren uit elkaar. Hij wilde zijn spullen terug. Hij heeft mij de hele dag via whatsapp berichten gestuurd. Ik wilde niet dat hij naar mijn woning zou komen. Ik was amper thuis van mijn werk toen op het raam werd geklopt. Ik ben naar buiten gelopen en heb de voordeur op slot gedaan. Ik heb toen tegen [slachtoffer] gezegd dat ik wilde dat hij buiten zou blijven wachten. Op dat moment werd ik direct aan mijn haren getrokken. Hij trok me naar de grond en trapte me. Hij pakte me bij mijn keel, waardoor ik geen lucht kreeg. Ik was heel bang. Vervolgens heeft hij zo hard tegen mijn raam geduwd dat deze uit de kiep stand is geschoten en toen is hij via het raam naar binnen geklommen. Ik ben via het raam achter hem aan gegaan, omdat ik mijn dieren wilde beschermen die binnen zaten. Mijn katten zijn mijn alles. [slachtoffer] kwam dreigend op me afgelopen. Ik ben naar de keuken gelopen en heb daar een mes gepakt om hem weg te jagen. Hij liep toen op me af en vanaf dat moment is het wazig voor me. Hij zei ‘ik ben gestoken’ en toen besefte ik wat er was gebeurd. Ik heb meteen handdoeken gepakt. Ik heb mijn buurvrouw, die voor het raam stond, gevraagd of ze de politie wilde bellen. Ik kan me niet herinneren of ik één of twee messen in mijn handen had. Toen ik de messen vast had, is [slachtoffer] op mij af gelopen. Ik stond met mijn handen achter mijn rug. Ik probeerde om me los te maken. Ik denk dat ik hem toen heb gestoken. [slachtoffer] heeft me vaker mishandeld en de dag voor dat dit is gebeurd, heeft hij een psychose gehad. Ik had de messen gepakt om hem mijn huis uit te jagen, ik wilde hem niet steken.
Bewijsoverweging
Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde is vereist dat de verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer.
Er is geen bewijs voorhanden dat de verdachte de geweldshandelingen (het steken met een mes) heeft verricht met als doel om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen; ‘vol’ opzet is dan ook niet bewezen. Voor de beoordeling of de verdachte wel voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer, is het volgende van belang.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Als eerste dient derhalve beoordeeld te worden of er een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bestond en als tweede of de verdachte zich hieraan willens en wetens heeft blootgesteld.
Aanmerkelijke kans
De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip ‘aanmerkelijke kans’ afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte van een korte afstand met een scherp mes meermalen in de bovenbenen van het slachtoffer heeft gestoken. In het bovenbeen zitten kwetsbare pezen en spieren. De kans op zwaar lichamelijk letsel is bij het steken met een mes in het bovenbeen dan ook aanmerkelijk. Gelet op de snijwonden die zijn gehecht, is geen sprake geweest van slechts oppervlakkig prikken. Door tijdens een worsteling om los te komen met een mes in de bovenbenen van het slachtoffer te steken, heeft verdachte de kans op zwaar lichamelijk letsel dan ook bewust aanvaard.
Naar het oordeel van de rechtbank kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte opzet, in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het verweer dienaangaande wordt verworpen.
Gelet op vorenstaande kan wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling door aangever [slachtoffer] met een mes in zijn bovenbenen te steken.