ECLI:NL:RBLIM:2024:387

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
C/03/315837 / HA ZA 23-130
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst en vordering tot betaling van contractuele boete

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] een koopovereenkomst gesloten met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voor de verkoop van een woning. De overeenkomst vereiste dat de kopers een waarborgsom of bankgarantie zouden stellen, maar dit is niet gebeurd. [eiseres sub 1] heeft vervolgens de rechtbank verzocht om de koopovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden wegens toerekenbare tekortkoming van [gedaagde sub 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde sub 1] geen verweer heeft gevoerd tegen de vorderingen van [eiseres sub 1]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de koopovereenkomst is ontbonden en heeft [gedaagde sub 1] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 48.500,00 aan [eiseres sub 1], vermeerderd met wettelijke rente. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van [eiseres sub 1] toegewezen. In de vrijwaringszaak heeft [gedaagde sub 2] gevorderd dat [gedaagde sub 1] haar zou vrijwaren voor eventuele veroordelingen in de hoofdzaak, maar deze vorderingen zijn afgewezen. De rechtbank heeft de proceskosten tussen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 31 januari 2024
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/03/315837 / HA ZA 23-130 van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [plaatsnaam] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [plaatsnaam] ,
eiseressen,
advocaat mr. A.J.M. Mertens te Weert,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [plaatsnaam] ,
gedaagde,
advocaat: mr. P.J.L. Tacx, die zich op 11 oktober 2023 heeft onttrokken,

2.[gedaagde sub 2] ,

wonende te [plaatsnaam] ,
gedaagde,
advocaat mr. B. van Duijn te Weert,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/03/321246 / HA ZA 23-367 van
[gedaagde sub 2],
wonende te [plaatsnaam] ,
eiseres,
advocaat mr. B. van Duijn te Weert,
tegen
[gedaagde sub 1],
wonende te [plaatsnaam] ,
gedaagde,
advocaat: mr. P.J.L. Tacx, die zich op 11 oktober 2023 heeft onttrokken,
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure in de hoofdzaak en in de vrijwaring

1.1.
Het verloop van de procedure in de hoofdzaak blijkt uit:
1. dagvaarding in de hoofdzaak
2. incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [gedaagde sub 1] ten behoeve van [gedaagde sub 2] tevens conclusie van antwoord in de hoofdzaak
3. conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident
4. vonnis van 2 augustus 2023 in het vrijwaringsincident
5. akte van [eiseres sub 1] in de hoofdzaak inzake het door [gedaagde sub 2] bij antwoord gevoerde nieuwe verweer tevens overlegging van aanvullende producties
6. het B2-formulier van mr. Tacx inhoudende de onttrekking als advocaat voor [gedaagde sub 1]
7. akte vermindering van eis.
1.2.
Het verloop van de procedure in de vrijwaringszaak blijkt uit:
1. de dagvaarding
2. het B2-formulier van mr. Tacx inhoudende de onttrekking als advocaat voor [gedaagde sub 1]
3. het B16-formulier van mr. Van Duin waarin wordt gevraagd om gelijktijdig met de hoofdzaak vonnis te wijzen.
1.3.
[eiseres sub 1] heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gedagvaard overeenkomstig de dagvaarding, onder overlegging van de producties 1 tot en met 8. Mr. Van Duin heeft zich vervolgens als advocaat van [gedaagde sub 2] gesteld en namens [gedaagde sub 2] een conclusie van antwoord tevens houdende een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring ingediend. [eiseres sub 1] heeft zich bij conclusie van antwoord in incident gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft [gedaagde sub 2] in het vonnis in incident van 2 augustus 2023 toegestaan om [gedaagde sub 1] in vrijwaring op te roepen. De dagvaarding in vrijwaring is op 8 augustus 2023 aan [gedaagde sub 1] betekend. Vervolgens heeft zich op 30 augustus 2023 mr. Tacx als advocaat voor [gedaagde sub 1] gesteld in zowel de hoofdzaak als de vrijwaringszaak. Nadat partijen eenstemmig uitstel hebben gevraagd op 31 augustus 2023 heeft mr. Tacx blijkens een B2-formulier, binnengekomen op 9 oktober 2023, de rechtbank bericht zich te onttrekken als advocaat in zowel de hoofdzaak als de vrijwaringszaak. Deze onttrekking is in beide procedures op de roldatum van 11 oktober 2023 verwerkt. Na de onttrekking zijn de zaken blijkens de rolkaart verwezen naar een roldatum van twee weken later voor het door [gedaagde sub 1] stellen van een nieuwe advocaat. Op die roldatum heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld.
1.4.
De hoofdzaak is vervolgens naar de rol verwezen voor opgave verhinderdata ten behoeve van het plannen van een mondelinge behandeling. De mondelinge behandeling in de hoofdzaak is bepaald op 24 januari 2024. Bij brief van 10 januari 2024 en akte vermindering van eis van gelijke datum heeft [eiseres sub 1] de rechtbank medegedeeld dat zij met [gedaagde sub 2] een regeling heeft getroffen en zodoende de vorderingen jegens [gedaagde sub 2] intrekt (royement van de procedure tegen [gedaagde sub 2] ) en haar eis wijzigt. Kort gezegd houdt de eiswijziging in dat [eiseres sub 1] afziet van de hoofdelijke veroordeling, de vorderingen op [gedaagde sub 2] laat vallen en de vorderingen op [gedaagde sub 1] vermindert met het door [gedaagde sub 2] betaalde bedrag van € 10.000,00. Tevens is verzocht om de mondelinge behandeling niet door te laten gaan en vonnis te wijzen in de procedure tegen [gedaagde sub 1] .
1.5.
De vrijwaringszaak is verwezen naar de rol voor uitlaten partijen ex artikel 2.14 van het procesreglement. Door mr. Van Duin is namens [gedaagde sub 2] verzocht om vonnis te wijzen in de vrijwaringsprocedure.
1.6.
Ten slotte is in beide procedures vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] zijn de dochter en kleindochter van [verkoper ] . Namens [verkoper ] hebben zij als verkopers een koopovereenkomst gesloten met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als kopers tot verkoop van de woning, gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam] .
2.2.
In de koopovereenkomst is voor zover van belang het volgende opgenomen:
“5.1. Tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van koper zal deze uiterlijk op 26 september 2022 een schriftelijke door een bankinstelling afgegeven bankgarantie doen stellen voor een bedrag van € 58.500,- , zegge ACHTENVIJFTIGDUIZENDVIJFHONDERD EURO. (…)
5.2.
In plaats van deze bankgarantie te stellen kan koper een waarborgsom storten ter hoogte van het in artikel 5.1 genoemde bedrag in handen van de notaris via diens derdenrekening. De waarborgsom moet uiterlijk op de in artikel 5.1 genoemde dag zijn bijgeschreven op genoemde rekening. (…)
(…)
11.1.
Indien één van de partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van één of meer van haar uit deze koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige partij deze koopovereenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de nalatige partij.
11.2.
Ontbinding op grond van tekortkoming is slechts mogelijk na voorafgaande ingebrekestelling. Bij ontbinding van de koopovereenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van tien procent (10%) van de koopsom verbeuren, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding, indiende daadwerkelijke schade hoger is dan de onmiddellijk opeisbare boete, en onverminderd vergoeding van kosten van verhaal.
11.3.
Indiende wederpartij geen gebruik maakt van haar recht de koopovereenkomst te ontbinden en nakoming verlangt, zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij na afloop van de in artikel 11.1 vermelde termijn van acht dagen voor elke sedertdien verstreken dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd zijn van drie promille (3%o) van de koopsom met een maximum van tien procent (10%) van de koopsom, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding, indiende daadwerkelijke schade hoger is dan de onmiddellijk opeisbare boete, en onverminderd vergoeding van kosten van verhaal.
Indiende wederpartij na verloop van tijd de koopovereenkomst alsnog ontbindt dan zal de nalatige partij een boete verschuldigd zijn van tien procent (10%) van de koopsom verminderd met het reeds in de vorm van een dagboete betaalde bedrag, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding, indiende daadwerkelijke schade hoger is dan de onmiddellijk opeisbare boete, en onverminderd vergoeding van kosten van verhaal.”
2.3.
Er is geen bankgarantie gesteld en ook geen waarborgsom gestort.

3.De vordering in de hoofdzaak

3.1.
[eiseres sub 1] vordert na eisvermindering – samengevat – dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat de tussen haar en [gedaagde sub 1] gesloten koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden dan wel deze te ontbinden wegens toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [gedaagde sub 1] . Daarnaast vordert [eiseres sub 1] betaling van de contractuele boete dan wel schadevergoeding ter hoogte van € 48.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 oktober 2022 tot aan de dag van algehele voldoening. Tot slot vordert [eiseres sub 1] veroordeling van [gedaagde sub 1] in de proceskosten en nakosten.
3.2.
Ten aanzien van [gedaagde sub 2] geldt dat [eiseres sub 1] en [gedaagde sub 2] een minnelijke regeling hebben getroffen. [eiseres sub 1] heeft verzocht de procedure tegen [gedaagde sub 2] door te halen onder compensatie van de proceskosten in die zin dat ieder de eigen kosten betaald.
3.3.
[gedaagde sub 1] heeft in de hoofdzaak geen verweer gevoerd.

4.De vordering in de vrijwaringszaak

4.1.
[gedaagde sub 2] vordert – samengevat – in de vrijwaringszaak dat de rechtbank [gedaagde sub 1] zal veroordelen tot al hetgeen waartoe [gedaagde sub 2] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast vordert [gedaagde sub 2] dat de rechtbank [gedaagde sub 1] zal veroordelen in de proceskosten en nakosten.

5.De overwegingen

in de hoofdzaak

5.1.
[gedaagde sub 1] heeft geen verweer gevoerd tegen de ingestelde vorderingen. Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen als vermeld in het dictum.
5.2.
[gedaagde sub 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres sub 1] worden begroot op:
- dagvaarding € 130,56
- griffierecht 1.301,00
- salaris advocaat
1.774,50(1,5 punten × tarief € 1.183,00)
Totaal € 3.206,06
5.3.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in de vrijwaringszaak
5.4.
[gedaagde sub 2] heeft gevorderd dat [gedaagde sub 1] haar moet vrijwaren voor al hetgeen waartoe zij in de hoofdzaak wordt veroordeeld. In de hoofdzaak is jegens [gedaagde sub 2] geen veroordeling uitgesproken, nu [gedaagde sub 2] met [eiseres sub 1] een minnelijke regeling heeft getroffen als gevolg waarvan [eiseres sub 1] haar vorderingen op [gedaagde sub 2] heeft ingetrokken. [gedaagde sub 2] heeft weliswaar een bedrag van € 10.000,00 aan [eiseres sub 1] moeten voldoen uit hoofde van de minnelijke regeling, maar die betaling valt buiten hetgeen in de dagvaarding in vrijwaring is gevorderd. De vorderingen van [gedaagde sub 2] zullen dan ook worden afgewezen.
5.5.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
6.1.
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst d.d. 15 augustus 2022 tussen [verkoper ] – vertegenwoordigd door haar dochter [eiseres sub 1] en haar kleindochter [eiseres sub 2] – als verkoper en [gedaagde sub 1] als koper buitengerechtelijk is ontbonden,
6.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiseres sub 1] te betalen een bedrag van € 48.500,00 (achtenveertig duizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 14 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de kosten van de hoofdzaak aan de zijde van [eiseres sub 1] tot op heden begroot op € 3.206,06,
6.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde sub 1] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 6.2 en 6.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de zaak in vrijwaring
6.7.
wijst de vorderingen af,
6.8.
verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.9.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.type: MS