ECLI:NL:RBLIM:2024:3862

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
10742173 CV EXPL 23-4350
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur en geschil over onderhoudskosten voor brandbeveiligingsinstallaties

In deze zaak vordert eiseres, vertegenwoordigd door CollactiveBMK Incasso B.V., betaling van een factuur van € 577,57 van gedaagde, die onderhoud heeft laten uitvoeren aan brandbeveiligingsinstallaties. Eiseres heeft in opdracht van gedaagde onderhoud verricht, maar gedaagde weigert te betalen, omdat zij van mening is dat er kosten in rekening zijn gebracht voor werkzaamheden die niet zijn uitgevoerd. Eiseres heeft een factuur gestuurd voor de verrichte werkzaamheden, maar heeft per ongeluk kosten in rekening gebracht voor afgekeurde brandblussers. Eiseres heeft deze kosten gecrediteerd, maar gedaagde betwist de resterende factuur. De kantonrechter oordeelt dat de kosten voor het afkeuren van de blusmiddelen terecht zijn gefactureerd, omdat dit onder de overeengekomen onderhoudswerkzaamheden valt. De kantonrechter wijst de vordering van eiseres toe, inclusief contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10742173 CV EXPL 23-4350
Vonnis van de kantonrechter van 26 juni 2024
in de zaak van:
[eiseres] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
gemachtigde: CollactiveBMK Incasso B.V.,
tegen:
[gedaagde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] .
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 oktober 2023 met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek met producties;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat een vonnis zal worden gewezen.

2.Waar de zaak over gaat

2.1.
Omstreeks 22 september 2022 heeft [eiseres] in opdracht van [gedaagde] onderhoud uitgevoerd aan de noodverlichting en de brandbeveiligingsinstallatie- en middelen van [gedaagde] . Op de overeenkomst tussen partijen zijn de algemene voorwaarden van [eiseres] van toepassing verklaard.
2.2.
[eiseres] heeft voor de door haar verrichte werkzaamheden een factuur van
€ 638,07 gestuurd aan [gedaagde] .Bij het opstellen van de factuur heeft [eiseres] per ongeluk de afkeuring van brandblussers op basis van leeftijd in rekening gebracht. [eiseres] heeft daarom het onderhoud aan vier brandblussers nadien gecrediteerd. Het bedrag dat nog resteert is € 577,57.
2.3.
[eiseres] wil dat [gedaagde] de factuur betaalt. [gedaagde] betaalt de factuur van [eiseres] echter niet. Volgens [gedaagde] zijn er kosten in rekening gebracht voor het onderhoud aan brandblussers en noodverlichting die door [eiseres] zijn afgekeurd, terwijl partijen nadrukkelijk bij aanvang van ieder bezoek hadden afgesproken dat daar geen kosten voor in rekening zouden worden gebracht. Volgens [gedaagde] gaat het om 17 verlichtingen die zijn afgekeurd voor een bedrag van € 229,82 exclusief btw. De creditfactuur is volgens [gedaagde] dus niet volledig. Bovendien zou zijn afgesproken dat er geen reparaties plaats zouden vinden zonder uitdrukkelijke toestemming van [gedaagde] .
2.4.
[eiseres] is het hier niet mee eens en vordert daarom dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt om een bedrag te betalen van € 742,30 (bestaande uit € 577,57 aan hoofdsom, € 78,09 aan contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten van € 86,64) vermeerderd met de contractuele rente en subsidiair wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf 20 september 2023 tot aan de dag van volledige betaling. Ten slotte vordert [eiseres] om [gedaagde] in de proceskosten te veroordelen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover.

3.De beoordeling

De hoofdsom
3.1.
In geschil is de vraag of [eiseres] kosten in rekening mocht brengen voor het afkeuren van blusmiddelen en noodverlichtingen. Voor de beantwoording van die vraag is relevant wat partijen zijn overeengekomen.
3.2.
[eiseres] stelt dat de rekening gebrachte kosten onder de overeengekomen werkzaamheden vallen. Volgens [eiseres] zijn per ongeluk enkele controles in rekening gebracht. Dat betreft vier keer de controle op een draagbare blusser/brandslanghaspel, aangezien deze de leeftijd van 20 jaar had bereikt. Dit was vooraf zichtbaar en het verrichten van werkzaamheden was daarmee dus niet nodig. Hiervoor wordt door [eiseres] normaliter geen onderhoud voor gerekend, zodat reeds een creditnota door [eiseres] aan [gedaagde] is verstuurd. Bij de overige afgekeurde eenheden heeft [eiseres] dit echter niet vooraf kunnen constateren. De monteur heeft, volgens [eiseres] , tijdens het onderhoud conform de zogenaamde REOB2OII richtlijnen geconstateerd dat de eenheden niet voldoen aan de eisen voor goedkeuring en het uitbrengen van het “rijkstype keur”. Daarom heeft [eiseres] voor deze eenheden kosten in rekening gebracht. Volgens [eiseres] is het onlogisch als voor goedkeuring wel kosten in rekening mogen worden gebracht en voor afkeuring niet, terwijl voor beide gevallen controle noodzakelijk is. Bovendien is de servicebon ondertekend door [gedaagde] , aldus [eiseres] .
3.3.
De kantonrechter oordeelt dat de verrichtingen voor het afkeuren van de blusmiddelen en noodverlichtingen terecht zijn gefactureerd. Vaststaat dat partijen zijn overeengekomen dat [eiseres] onderhoudswerkzaamheden zou uitvoeren. De kantonrechter gaat mee in de stelling van [eiseres] dat afkeuring ook onder onderhoud valt. Ook voor afkeuring dient immers een controle (en dus werkzaamheden) plaats te vinden.
Het staat niet vast dat partijen een afspraak hebben gemaakt dat er geen kosten in rekening zouden worden gebracht als brandblussers en noodverlichting zouden worden afgekeurd. [gedaagde] heeft dit namelijk onvoldoende onderbouwd. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn betwisting nader te onderbouwen. Dat bij aanvang van ieder bezoek is afgesproken dat er geen reparaties zouden plaatsvinden zonder toestemming, is ook onvoldoende onderbouwd door [gedaagde] . Voor zover dit al is overeengekomen is onvoldoende door [gedaagde] onderbouwd dat de in rekening gebrachte werkzaamheden onder deze afspraak vallen. Bovendien is de servicebon ondertekend door [gedaagde] , hetgeen bevestigt dat zij toestemming voor het verrichten van de werkzaamheden heeft gegeven.
3.4.
Gelet op het voorgaande wordt de gevorderde hoofdsom van € 577,57 toegewezen.
De contractuele rente
3.5.
[eiseres] maakt aanspraak op de contractuele rente van 15% per jaar. Deze rente is opgenomen in de toepasselijke algemene voorwaarden van [eiseres] . De door [eiseres] gevorderde contractuele rente en de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden worden niet weersproken door [gedaagde] . Gelet op het feit dat [gedaagde] in verzuim is met het betalen van de factuur, zal daarom de contractuele rente over de hoofdsom worden toegewezen en treedt deze in de plaats van de wettelijke handelsrente. Anders dan gevorderd, zal niet uitgegaan worden van 20 september 2023 als aanvangsmoment voor de berekening van de rente, maar van 4 oktober 2023, omdat het gevorderde bedrag aan rente van € 78,09 tot en met de datum van dagvaarding (zijnde 3 oktober 2023) is berekend.
De buitengerechtelijke incassokosten
3.6.
[eiseres] maakt ook aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Omdat partijen een vergoeding van buitengerechtelijke (incasso)kosten zijn overeengekomen, zal de vordering worden getoetst aan het rapport Voor-werk II, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. De door [eiseres] gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke (incasso)kosten zal worden toegewezen, omdat [gedaagde] de verschuldigdheid daarvan op grond van de tussen hen gesloten overeenkomst niet betwist en er geen aanleiding is om (ambtshalve) tot matiging van de gevorderde vergoeding over te gaan. Dit betekent dat het gevorderde bedrag van € 86,64 zal worden toegewezen.
De proceskosten
3.7.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
3.8.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de kant van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
109,44
- griffierecht
322,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2,00 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(0,5 punt × € 135,00)
Totaal
768,94
3.9.
De gevorderde wettelijke handelsrente over de proceskosten wordt afgewezen. Artikel 6:119a BW ziet niet op vorderingen tot betaling van de proceskosten. Daarom zal de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten worden toegewezen, met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.10.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Dit betekent dat deze uitspraak geldt, totdat in een eventueel hoger beroep anders is beslist.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 577,57 te vermeerderen met de contractuele rente van 15% per jaar hierover, te rekenen vanaf
4 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen de contractuele rente van € 78,09 berekend tot en met 3 oktober 2023;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten aan [eiseres] van € 86,64;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 768,94 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
4.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Boer, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2024.