ECLI:NL:RBLIM:2024:3785

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
03.049422.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van afpersing met geweld op openbare weg

Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1997, die werd beschuldigd van medeplegen van afpersing op de openbare weg. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 5 december 2020, waarbij de verdachte en medeverdachten een bedrag van € 25.000,- hebben afhandig gemaakt van twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], onder bedreiging met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, een plan had gesmeed om de slachtoffers te beroven. Tijdens de zitting op 11 juni 2024 zijn getuigen gehoord, waaronder de slachtoffers en de medeverdachten. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen als betrouwbaar beoordeeld, en op basis van deze verklaringen, alsook de forensische bewijzen, is de verdachte als bijrijder van de auto geïdentificeerd die bij de beroving betrokken was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een vuurwapen heeft gebruikt om de slachtoffers te bedreigen, wat heeft geleid tot de bewezenverklaring van afpersing. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 maanden, waarbij rekening is gehouden met zijn proceshouding en de overschrijding van de redelijke termijn. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd, maar de rechtbank heeft deze vordering gedeeltelijk afgewezen, omdat niet alle schade direct verband hield met het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03.049422.22
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1997,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. N.C.M.L. Bloebaum, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 juni 2024. De verdachte (hierna: [verdachte] ) en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord mr. R. van Maaren. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
Deze zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) met het parketnummer 03.053788.22.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte samen met anderen € 25.000,- heeft gestolen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] onder (bedreiging met) geweld, dan wel [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] door eeft gedwongen tot afgifte van € 25.000,- onder (bedreiging met) geweld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van diefstal met geweld. Uit de opsporingsresultaten volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] de bijrijder respectievelijk de bestuurder waren van de BMW die is gebruikt bij de beroving van € 25.000,- van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Uit getuigenverklaringen volgt dat zowel de bestuurder als de bijrijder met een bivakmuts op naar de auto van de slachtoffers zijn gerend, waarbij de bijrijder een wapen in zijn handen had. [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn hiermee de hoofddaders van de beroving. Uit de verklaring van aangever [slachtoffer 1] volgt bovendien dat [slachtoffer 1] met een vuurwapen in zijn arm is geschoten, waarbij het geld is afgenomen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is primair vrijspraak bepleit, omdat er geen sprake was van diefstal of afpersing. Volgens de verklaring van [verdachte] hebben de slachtoffers het geld vrijwillig aan [naam 1] afgegeven voor controle op echtheid. [naam 1] is vervolgens met het geld weggerend. Het geld is derhalve niet weggenomen, maar afgegeven. Volgens de verdediging valt dit niet te kwalificeren als diefstal of afpersing, maar als verduistering en dat is niet ten laste gelegd. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde geweld. Volgens de verklaring van [verdachte] was hij alleen meegekomen om te kijken en was afgesproken dat er geen wapens gebruikt zouden worden. Getuige [naam 2] heeft niet [verdachte] gezien, maar medeverdachte [medeverdachte 2] , die tegen de afspraken in toch een wapen bleek te hebben meegenomen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer 1] verklaarde [2] onder meer als volgt:
Hierbij doe ik aangifte van poging doodslag c.q. diefstal met geweld.
Ik koop altijd auto's via Facebook of Ebay. Ik was op zoek naar een Mercedes vrachtwagen. De verkoper heette [naam 3] , hij was de vader van [naam 4] . Ik heb contact gehad met [naam 3] via Facebook. [naam 4] was de werkelijke verkoper van de auto's. Ik kende [naam 4] en [naam 3] niet, ik heb ze via Facebook leren kennen. Hij bood een Mercedes Benz vrachtwagen aan voor 25.000 euro.
We spraken af om op 5 december 2020 rond 16.00 uur te treffen in Vaals. Via WhatsApp kreeg ik de locatie toegestuurd. Het was een kleine parkeerplaats, met 3 of 4 garageboxen en flats eromheen.
Ik ben met mijn vriend [slachtoffer 2] er naartoe gereden. We gingen met mijn BMW, voorzien van het Duitse kenteken [kentekennummer 1] , ernaartoe. Ik was de bestuurder. Ik had ongeveer 25.000 euro bij me. Ik had 20.000 euro op de grond bij de voeten van [slachtoffer 2] neergelegd, ik had zelf 5.000 euro in mijn jaszak.
Ik kwam rond 16.00 uur aan op de locatie (…)
Ik heb mijn auto op de aangewezen plek geparkeerd. (…) Toen ik uitgestapt was, zag ik mannen bij mij staan. Ik zag ook mannen bij [slachtoffer 2] staan. Ik zei in het Arabisch tegen [slachtoffer 2] dat hij geen geld moest geven. Dit omdat ik zag dat ze allemaal een masker droegen en ik het niet vertrouwde.
(…)De mannen trokken de deur open en zeiden dat hij het geld moest geven. De mannen die bij [slachtoffer 2] stonden hadden een vuurwapen vast, dat heb ik gezien. [slachtoffer 2] heeft het geld aan ze gegeven. De mannen die bij mij stonden pakten het geld vast, welke ik in mijn handen vast hield. Ik liet echter niet los, bleef het geld vasthouden. Ik liet het geld los en pakte de man dit over. (…)
[verdachte] verklaarde [3] onder meer als volgt:
[naam 5] vertelde dat zijn vader een soort plan had om geld te verdienen. Het plan was dat iemand naar een plek werd gestuurd om geld te wisselen. Zoiets dat iemand 35.000 dollar heeft en iemand geeft jou 25.000 euro, het had helemaal niks te maken met verkopen kopen van auto’s. . . Dit vond plaats op de parkeerplaats [parkeerplaats] . Het plan was dat [naam 1] in de auto zou stappen en daar het geld zou controleren, zodra hij dan het geld in zijn handen zou hebben zou hij uitstappen naar onze auto rennen instappen en dan snel wegrijden. Dat was ons plan.(…)
Ik zat naast de bestuurder, achter mij zat [naam 5] en achter de bestuurder zat eerder [naam 1] . Alles is eigenlijk fout gelopen omdat [naam 5] een vuurwapen bij zich had. Hij heeft altijd iets bij zich, een mes of wapen. Ik weet niet wat het probleem is met hem.
Over de kentekenplaten kan ik niet veel zeggen, die auto is niet gestolen. Die kentekenplaten heeft [naam 5] uit Landgraaf gepikt.
Ik ben thuis opgehaald, door de bestuurder toen zijn we [naam 5] gaan ophalen, daar was ook die neef.
We hadden allemaal een bivakmuts op, die van mij was helemaal dicht vanwege mijn goudentand en mijn moedervlek in mijn nek. Wij droegen die omdat we bang waren dat we gefilmd werden, dat was de enige reden. [naam 1] had geen bivakmuts op, dat was de acteur zeg maar.
[medeverdachte 2] verklaarde [4] onder meer als volgt:
We waren met zijn vieren. Mijn vriend was [verdachte] . Een iemand heet [naam 6] , zijn achternaam ken ik niet.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict [5] vermeldt onder meer:
Op zaterdag 5 december 2020, omstreeks 16:24 uur, werd door diverse surveillance-eenheden van de politie Eenheid Limburg een onderzoek ingesteld op de [straatnaam 1] / [straatnaam 2] te Vaals. Daar had een aanrijding plaatsgevonden tussen twee voertuigen waarna er was geschoten. Deze incidenten zijn mogelijk het gevolg van een uit de hand gelopen afspraak tussen twee partijen voor de aankoop van een auto. Hierbij zou een van de partijen beroofd zijn van een geldbedrag van 25.000 euro. Hierna ontstond een
achtervolging waarbij meerdere personenauto's betrokken waren, met als gevolg de aanrijding en het schietincident.
Nagenoeg op het kruisingsvlak van de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] zagen wij twee beschadigde personenauto's staan. Een voertuig was voorzien van het Nederlandse kenteken [kentekennummer 2] en het andere voertuig van het Duitse kenteken [kentekennummer 1] .
Betrokken voertuigen:
Voertuig : Personenauto
Merk/type : BMW 320
Kleur : Grijs (zilver)
Land : Nederland
Kenteken : [kentekennummer 2]
Bijzonderheden: Origineel kenteken [kentekennummer 3] .
Opmerking: De personenauto BMW 320 was voorzien van een vals kenteken [kentekennummer 2] . Naar later bleek dat het juiste kenteken voor deze auto dient te zijn [kentekennummer 3] . Dit voertuig werd als gestolen gemeld op 05-12-2020. Het voertuig werd gestolen vanaf
de [straatnaam 3] te Heerlen. De "valse" kentekenplaten op deze BMW 320 ( [kentekennummer 2] ) zijn vermoedelijk op 16 of 17 november 2020 vanaf een Suzuki Alto personenauto gestolen in de gemeente Landgraaf.
Ik, verbalisant de Mulder, zag onder andere de navolgende goederen liggen. Op de achterbank, op de bestuurderstoel en in het rechter voorportiervak lagen GSM's. Op de vloer voor de rechter voorstoel lag een kentekenplaat, voorzien van kenteken [kentekennummer 3] . Op de rechtervoorstoel, tegen de zijkant van de middenconsole lag een zwarte bivakmuts.
Het proces-verbaal van aangifte [6] vermeldt onder meer:
Aangever
Achternaam : [medeverdachte 1]
Voornamen : [naam 6]
Geboren : [geboortedatum] 1996
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Ik ben eigenaar van een personenauto van het merk BMW, type 3-serie, grijs van
kleur, voorzien van kenteken [kentekennummer 4] . Goederen in de personenauto: mobiele telefoon merk Samsung.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam 7] [7] vermeldt onder meer:
Op dinsdag 2 februari 2020 nam ik verbalisant, telefonisch contact op met aangever [medeverdachte 1] . Ik zei [medeverdachte 1] dat zijn voertuig betrokken was geweest bij een incident waaronder een aanrijding, op 5 december 2020 te Vaals waarbij zijn voertuig schade had opgelopen. Op mijn vraag wat voor goederen precies in zijn voertuig hadden gelegen ten tijde van de diefstal, hoorde ik [medeverdachte 1] het volgende verklaren:
zwarte mobiele telefoon, merk Samsung met 2 simkaarten, [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] .
Het proces-verbaal van bevindingen Onderzoek Samsung [verdachte] van verbalisant [naam 7] [8] vermeldt onder meer:
(…) de in de BMW met gestolen Nederlandse kentekenplaten aangetroffen Samsung A70. Deze telefoon werd aangetroffen in het vak van het bijrijdersportier. Uit vluchtig onderzoek destijds van bovengenoemde telefoon bleek dat de gebruiker het e-mailadres [e-mailadres] gebruikte. Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] werd in deze telefoon als “ [naam 8] " genoemd. Tevens werd een locatie “ [locatie] ” aangetroffen : in de buurt van [parkeerplaats] ”. Deze locatie “ [locatie] ” kwam eveneens voor in de mobiele telefoon van slachtoffer [slachtoffer 1] .
Vanaf 4 december 2020 zag ik onder andere onderstaande, verstuurde What’s app-berichten, audioberichten en een foto tussen de gebruikers “ [naam 8] ”, “ [naam 6] ”, “ [naam 9] ”, “ [naam 10] ” en een onbekende gebruiker met arabische naam:
4 december 2020
• Inkomend berichten om 19.06 uur van [telefoonnummer 4] [naam 6] : gewoon
[naam 13] lewa beste rond 3 4 uur zo
• Inkomend bericht om 19.06 uur van [telefoonnummer 4] [naam 6] : dan zijn we goed voorbereid
• Uitgaand bericht/ locatie “ [locatie] ” naar aan [telefoonnummer 4] [naam 6] : In de buurt van [parkeerplaats] , [plaatsnaam]
• Inkomend bericht om 19.14 uur van [telefoonnummer 4] [naam 6] : deze is beter ofnie
• Uitgaande berichten om 19.16 uur naar [telefoonnummer 4] @s. whatsapp.net [naam 6] :bij flat/geen probleem toch
• Inkomend bericht om 19.17 uur van [telefoonnummer 4] [naam 6] : is perfect
jongen die boy moet daar eind van ding daar staan dan komen wij klein beetje zo
achteruit zo, uitstappen, pakken en dan challa, gelijk geven gas
• Uitgaand bericht/locatie “ [locatie] ” om 19.17 uur aan [telefoonnummer 5] [naam 10] : in de buurt van [parkeerplaats] , [plaatsnaam]
• Uitgaand audio bericht om 19.17 uur naar [telefoonnummer 4] [naam 6] , ja man is goed. Stuur hem, stuur hem maar rond 3 uur
• Uitgaand bericht/locatie “ [locatie] ” om 19.18 uur aan [telefoonnummer 6] arabisch: in de buurt van [parkeerplaats] [plaatsnaam]
• Uitgaand audiobericht om 19.18 uur naar [telefoonnummer 6] arabisch: mijn beste, ga voor ons maar na of zij om half vierkunnen komen. Om half vier.
• Uitgaand berichten om 19.20 uur naar [telefoonnummer 4] [naam 6] : om 15.30 16.00
• Uitgaand audiobericht om 19.20 uur naar [telefoonnummer 4] [naam 6] : [naam 11] zegt: hoe laat, half 4, 4 uur toch
• Uitgaand audiobericht om 19.21 uur naar [telefoonnummer 4] [naam 6] : nnmanj kijk die plek goed goed dan mattie, kijk die plek goed alsteblieft
• Uitgaande berichten om 19.27 uur naar [telefoonnummer 4] [naam 6] : 157 km ver/die mensen
• Inkomende berichten om 19.27 uur van [telefoonnummer 4] [naam 6] :is nie zo ver/hun kome met zn 2e ofnie?
• Uitgaand bericht om 19.28 uur naar [telefoonnummer 4] [naam 6] : ja met twee
• Uitgaand audiobericht om 19.28 uur naar [telefoonnummer 6] arabisch:
[naam 11] : mijn beste, leg er de nadruk op dat zij met zijn tweeën moeten komen. Dus zij
moeten niet zoals die andere in grote getalen komen
• Inkomend audiobericht om 19.29 uur van [telefoonnummer 6] arabisch: [naam 11] zegt: ik heb er de nadruk op gelegd, broeder. Ik heb er de nadruk op gelegd. Zij
hebben zelf tegen mij gezegd: meer dan dit hebben we er geen belang bij
• Uitgaand audio bericht om 19.40 uur naar [telefoonnummer 5] [naam 10] : [naam 11] zegt: maak hem goed duidelijk dat hij alleen maar 2 moet meenemen, mijn beste...ja toch?
• Inkomende berichten om 19.40 uur van [telefoonnummer 5] [naam 10] : naast
[plaats] ergens zeker/ja man moet wel zo/anders we schkotte hun
• Uitgaand audiobericht om 19.41 uur naar [telefoonnummer 5] [naam 10] : [naam 11] zegt: bedoelt als we met zijn vieren zijn
• Uitgaand audiobericht om 19.48 uur naar [telefoonnummer 5] [naam 10] : [naam 11] zegt: Ja zeg tegen hem met nadruk dat hij 25 moet brengen/meenemen. Hij moet niet beetje gaan spelen. Zodat wij aleen maar de 12 en half kunnen krijgen. Maak hem goed duidelijk dat zij voor 25 binnengekomen zijn, snap je?
5 december 2020
• Inkomend audiobericht om 11.20 uur van [telefoonnummer 7] arabische naam: [naam 11] zegt: de man die nu onderweg uit Duitsland is, die lui die nu onderweg zijn, die zullen zo rond vier a vijf over vier bij ons zijn
• Inkomend bericht om 12.10 uur van [telefoonnummer 4] @s. whatsapp.net [naam 6] : ik vertrek over kwartiertje zo brother
• Inkomend bericht om 15.00 uur van [telefoonnummer 7] arabische naam: hij heeft een BM auto.
Het proces-verbaal van bevindingen Uitlezen aangetroffen mobiele telefoon [medeverdachte 1] van verbalisant [naam 7] [9] vermeldt onder meer:
• De Whatsapp gekoppeld stond aan nummer [telefoonnummer 4] .
• Op 4 december 2020 diverse berichten tussen [telefoonnummer 4] ( [naam 8] ) en [telefoonnummer 3] [naam 12] plaatsvonden.
• Deze berichten bestonden uit een geplaatste locatie " [locatie] " in de buurt van [parkeerplaats] te Vaals.
• Deze berichten betrekking hadden op [naam 13] , rond 3 4 uur, goed voorbereid zijn, bij flat, 157 km ver, hun kome met zijn 2e ofnie.
• op 5 december 2020 te 12.10 uur (UTC +0) door [telefoonnummer 4] een whatsapp verstuurd werd naar [telefoonnummer 3] met als tekst: "ik vertrek over kwartiertje zo brother”
• via Whatsapp contact was tussen [telefoonnummer 4] ( [naam 8] ) en [telefoonnummer 8] [naam 14] .
Uit onderzoek bleek dat:
• Het nummer [telefoonnummer 3] hetzelfde nummer is als het nummer behorende bij het in het vak van het bijrijdersportier van de BMW met gestolen kentekenplaten aangetroffen mobiele telefoon van verdachte [verdachte] .
• [medeverdachte 1] verklaarde dat ten tijde van de diefstal van zijn BMW, zijn mobiele telefoon merk Samsung in zijn auto had gelegen. Het nummer betrof [telefoonnummer 4] .
• Het nummer [telefoonnummer 8] [naam 14] hetzelfde nummer is als het nummer wat hoorde bij de op de achterbank van de BMW met valse kentekenplaten aangetroffen iPhone van verdachte [medeverdachte 2] .
De verklaring [medeverdachte 1] ter terechtzitting van 11 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 4 december 2020 had ik mijn telefoon nog zelf in bezit.
Getuige [naam 2] verklaarde [10] onder meer als volgt:
Zaterdag 5 december 2020, om ongeveer 16.20 uur was ik in de keuken aan het koken. De keuken van mijn woning ligt aan de voorzijde van de woning. Vanuit het raam kijk je op de openbare weg en parkeerplaatsen van de straat [parkeerplaats] .
Ik zag dat er voor op straat, ter hoogte van mijn woning, een mij onbekende jongen op en neer liep. Ik zag dat hij een grijskleurig trainingspak van het merk Desquared2 droeg. Ik zag ook dat deze jongen een zwarte jas aan had en een zwart petje droeg. Ook droeg hij een blauwkleurig mondkapje. De jongen was tussen de 20 - 25 jaar oud, had een smal postuur en had donkerkleurig kort haar. Hij had een blanke huidskleur maar je kon wel zien dat hij van buitenlandse komaf was. Ik vermoed dat hij van Turkse komaf was.
Hij liep de hele tijd op en neer. Dat was wel zeker 10 minuten. Ik vermoed dat het dan ook eerder dan 16.20 uur was. Het zal rond 16:10 uur zijn geweest.
Op een gegeven moment zag ik dat er een BMW 1-serie de straat in kwam rijden. Ik zag dat deze auto tegenover mijn woning parkeerde. Ik zag dat het een donkergrijze auto was en dat het kenteken een Duits kenteken was. Ik zag dat er 2 personen in de auto zaten. Ik zag dat er twee mannen inzaten. 1 op de bijrijdersstoel en 1 op de bestuurdersstoel. Ik zag dat het 2 stevige forse mannen waren. De bestuurder was echt
een stevig gespierde man. De bestuurder had ook een baard. Beide personen waren rond de 30 jaar oud. Ik vond dat de mannen een Turks/Koerdisch uiterlijk hadden. Ik zag dat ze in de auto bleven zitten. Alsof ze aan het wachten waren.
De auto stond er al eventjes toen ik zag dat er een andere auto aan kwam rijden. Ik zag dat het ook een BMW was. Dit was een ouder model en een station model. Ik zag dat het kenteken van deze auto [kentekennummer 2] was. De auto stond met de voorzijde in de richting van de [straatnaam 4] . Ze konden dus gelijk wegrijden. Ik zag dat er in deze auto 2 jongere jongens zaten. Ik schat dat zij rond de 20 - 25 jaar oud waren. Ze hadden allebei een smal postuur en waren ook allebei van buitenlandse komaf.
Ik zag dat de beide jongens uitstapten. Ik zag dat de jongen die vanuit de bijrijderszijde uitstapte een zwartkleurige bivakmuts droeg. Ik zag dat het een bivakmuts waarbij de ogen, mond en neus open waren. Ik zag dat deze jongen verder helemaal in het zwart gekleed was. Ik zag dat hij naar de BMW 1 serie rende. Ik zag dat hij een pistool in zijn handen had. Ik zag dat hij dit pistool met zijn rechterhand vast hield. Ik zag dat hij met zijn linkerhand het pistool doorlaadde. Ik weet zeker dat het een pistool was. Ik zag dat de jongen met het pistool in zijn hand naar de auto rende en het bijrijdersportier open trok. Ik zag dat hij het pistool richtte op het hoofd van de man op de bijrijdersstoel. Ik zag dat deze man hiervan schrok. Ik zag dat hij perplex keek. Ik zag dat de bestuurder helemaal een rood gezicht kreeg. Ik hoorde dat er geschreeuwd werd maar ik kon niet verstaan wat. Dit had er mee te maken dat ik binnen was en zij buiten op straat.
De bestuurder van de BMW Station was ook al uitgestapt en rende naar de bestuurder van de BMW 1 serie. Ik zag dat het portier al open was. De bestuurder van de 1 serie had de deur zelf al open gemaakt. Ik heb niet gezien of de bestuurder van de BMW Station iets in zijn handen had. Ik heb me voornamelijk gefocust op de bijrijder omdat hij dat pistool vast had.
Ineens zag ik dat de beide personen terug naar de BMW Station renden en instapten. Ik hoorde dat de auto hard wegreed. Ik heb niet gezien welke kant zij op reden maar ik vermoed dat zij tegen de richting in de [straatnaam 1] ingereden zijn. Ik zag en hoorde dat de BMW 1 serie ook met hoge snelheid wegreed.
Alles wat er bij mij in de straat is gebeurd heeft zich in een tijdsbestek van 10 tot 15 minuten afgespeeld.
Er is bij mij in de straat niet geschoten. Ik heb in ieder geval niets gehoord.
Getuige [naam 15] verklaarde [11] onder meer als volgt:
Op zaterdag 5 december 2020, omstreeks 16.15 uur, kwam ik thuis. Ik zag schuin links voor mijn woning een BMW station donker grijs van kleur met een Duits kenteken. Het kenteken weet ik niet. Hij stond geparkeerd met de neus in de richting van de woning. (…). Ik hoorde toen een auto de straat in rijden (opmerking verbalisant [parkeerplaats] is een doodlopende straat). Ik hoorde dat die auto stopte en hoorde dat de auto stilstond met draaiende motor. Ik hoorde de portieren open gaan en hoorde meerdere personen tegen elkaar schreeuwen. Vervolgens liep ik naar de gang en zag ik door het glas van de voordeur twee personen langs rennen in de richting van de auto die net aangekomen was. Ik opende de voordeur en zag dat twee personen instapten in de net aangekomen BMW. De persoon die aan de bijrijderskant instapte droeg een grijze trainingsbroek en had een vuurwapen in zijn handen. Nu ik er aan terugdenk had hij het vuurwapen in zijn rechterhand. Het wapen had een donkere kleur. Het was een pistool. Ik weet het verschil tussen een revolver en een pistool en wat die persoon had was een pistool. Ik zag dat ze in de auto stapten en met hoge snelheid de straat uit reden. Die andere BMW met het Duitse kenteken reed daar met hoge snelheid achteraan. Ze reden de straat uit naar links en vervolgens de [straatnaam 2] op in de richting van de [straatnaam 1] .
3.3.2
Bewijsoverwegingen
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [verdachte] en anderen, waaronder in ieder geval [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , het gezamenlijk plan hadden om op 5 december 2020 naar de parkeerplaats [parkeerplaats] te Vaals te rijden om de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , een geldbedrag van € 25.000,- afhandig te maken. Op 4 december 2020 heeft [verdachte] via Whatsapp contact met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en een onbekende derde over het plan, waarbij [verdachte] diverse locaties voorstelt, waaronder de locatie [parkeerplaats] te Vaals. Dat is volgens [medeverdachte 1] een goede locatie. . [medeverdachte 1] vat het plan samen: achteruitrijden, uitstappen, pakken en dan gas geven en het moet rond half 4 of 4 uur plaatsvinden. Het is van belang dat de slachtoffers met zijn tweeën komen en dat ze 25 meenemen. Op 5 december 2020 ontvangt [verdachte] bericht dat de slachtoffers vanuit Duitsland onderweg zijn en rond 16.05 uur zullen arriveren met een BM auto. Rond dat tijdstip arriveren de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op de parkeerplaats [parkeerplaats] te Vaals in een BMW met Duits kenteken. Zij parkeren hun auto conform instructies van een van de mededaders. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben tezamen € 25.000,- bij zich: € 20.000,- ligt tussen de voeten van bijrijder [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] draagt € 5.000,- bij zich. Vervolgens komt de BMW Station van [medeverdachte 1] met gestolen kentekenplaten aangereden.
Omtrent hetgeen zich vervolgens op de parkeerplaats [parkeerplaats] in Vaals afspeelt lopen de verklaringen van de slachtoffers en [verdachte] uiteen. Volgens slachtoffer [slachtoffer 1] is hij bij zijn auto beroofd door zes gewapende mannen met bivakmutsen. Slachtoffer [slachtoffer 2] zag vier mannen met maskers op bij de auto staan en twee pistolen links en rechts. Volgens [verdachte] droeg weliswaar iedereen (behalve [naam 1] ) een bivakmuts, maar was alleen [naam 1] bij de auto van de slachtoffers en was alleen [medeverdachte 2] uitgestapt met een vuurwapen in zijn handen. De rechtbank is van oordeel dat behoedzaamheid is geboden bij de waardering van al deze verklaringen.
De rechtbank heeft redenen om aan te nemen dat de slachtoffers om hen moverende redenen geen volledige openheid van zaken hebben willen geven over de aanleiding van de ontmoeting op 5 december 2020 in Vaals en de rechtbank zal daarom met een zekere omzichtigheid omgaan met de verklaringen van de slachtoffers. [verdachte] heeft bij de politie een uitgebreide, deels bekennende verklaring afgelegd, evenwel pas nadat het aanvullend dossier van verdenking jegens hem op 27 februari 2022 was gesloten en [verdachte] derhalve bekend was met alle onderzoeksbevindingen. [12] Dit is aanleiding voor de rechtbank om ook de verklaring van [verdachte] met voorzichtigheid te benaderen. De rechtbank heeft evenwel geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuigen, die de verdachte noch de slachtoffers kennen, en heeft die verklaringen dan ook als uitgangspunt genomen.
Uit de verklaring van getuige [naam 2] volgt dat in de BMW van [medeverdachte 1] twee jongens zaten die beiden uitstapten. De bijrijder droeg een bivakmuts en rende naar de BMW van de slachtoffers. De getuige zag dat de bijrijder een pistool in zijn rechterhand vasthield en met zijn linkerhand doorlaadde en het bijrijdersportier van de auto van de slachtoffers opentrok. De getuige zag dat hij het pistool richtte op het hoofd van de man op de bijrijdersstoel en dat diegene schrok, perplex keek en een rood gezicht kreeg. Volgens de verklaring van [slachtoffer 1] is dit slachtoffer [slachtoffer 2] . Ook de bestuurder van de BMW van [medeverdachte 1] was inmiddels uitgestapt en naar de bestuurder van de auto van de slachtoffers, zijnde [slachtoffer 1] , gerend. Vervolgens zijn de twee personen, de bestuurder en de bijrijder van de BMW van [medeverdachte 1] , terug gerend, ingestapt en snel weggereden. Ook getuige [naam 15] zag twee personen naar de zojuist aangekomen BMW rennen, waarvan de bijrijder een pistool in zijn rechterhand had. De verklaringen van beide getuigen komen op essentiële onderdelen overeen.
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat [verdachte] de bijrijder was. [verdachte] heeft zelf verklaard dat hij de bijrijder was. Bovendien is zijn telefoon aangetroffen in het vak van het bijrijdersportier. Nu twee getuigen onafhankelijk van elkaar duidelijk hebben gezien en verklaard dat de bijrijder een pistool in zijn handen had, kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat [verdachte] de persoon is die naar de auto van de slachtoffers is gerend, daar een pistool op [slachtoffer 2] heeft gericht en vervolgens is terug gerend naar de auto van [medeverdachte 1] , welke auto met hoge snelheid ervandoor is gegaan. [verdachte] is hiermee een van de plegers van de overval, waarbij ten minste één vuurwapen op de slachtoffers is gericht.
Het verweer van de verdediging, dat de getuigen niet [verdachte] maar [medeverdachte 2] met een vuurwapen moeten hebben gezien, slaagt niet. Volgens de verklaring van [verdachte] zouden twee personen, [medeverdachte 2] en [naam 1] , aan de bijrijderszijde zijn ingestapt. Dit komt de rechtbank niet geloofwaardig voor, nu de getuigen beiden duidelijk verklaren dat zij één persoon aan de bijrijderszijde hebben zien instappen en getuige [naam 2] expliciet benoemt dat zij de bijrijder met een wapen heeft zien lopen.
De verklaring van getuige [naam 2] ondersteunt voorts de verklaring van [slachtoffer 1] , dat de deur van het bijrijdersportier werd opengetrokken, dat [slachtoffer 2] met een vuurwapen werd bedreigd en dat de daders vervolgens zijn weggerend en in hun auto zijn gestapt. De rechtbank leidt hieruit af dat [slachtoffer 2] onder bedreiging van een vuurwapen werd gedwongen om het geldbedrag van € 20.000,- dat hij tussen zijn voeten had liggen af te geven. Hiermee is sprake van afpersing. De rechtbank acht aannemelijk dat de overige € 5.000,- op dezelfde wijze van [slachtoffer 1] afhandig zijn gemaakt.
De rechtbank acht overigens niet aannemelijk dat [slachtoffer 1] hierbij, op de parkeerplaats [parkeerplaats] , in zijn arm is geschoten. De verklaring van [slachtoffer 1] is op dit onderdeel inconsistent en vindt geen steun in de overige bewijsmiddelen. Volgens een eerdere verklaring van [slachtoffer 1] op 5 december 2020 is hij pas na de aanrijding op de [straatnaam 1] tijdens een worsteling met [medeverdachte 2] in zijn arm geschoten. Slachtoffer [slachtoffer 2] heeft over de overval op de parkeerplaats [parkeerplaats] verklaard over pistolen die op hem en [slachtoffer 1] werden gericht en niet over een schot. Voorts hebben de getuigen geen schot gehoord, terwijl ze beiden wel konden horen dat er geschreeuwd werd. Tot slot zijn er geen sporen gevonden van een schot op de parkeerplaats [parkeerplaats] .
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich op 5 december 2020 op de parkeerplaats [parkeerplaats] in Vaals samen met [medeverdachte 1] en anderen schuldig heeft gemaakt aan de afpersing van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , waarbij zij bivakmutsen droegen en de slachtoffers met een vuurwapen hebben bedreigd. De rechtbank acht niet bewezen dat [slachtoffer 1] hierbij beschoten werd en in zijn arm geraakt werd. De rechtbank zal de verdachte van dat deel van de tenlastelegging partieel vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 5 december 2020 in de gemeente Vaals, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van 25.000 euro, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ,
immers hebben verdachte en zijn mededaders voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] bedreigd met een vuurwapen, zulks waarbij verdachte en zijn mededaders een bivakmutsen droegen,
terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg, te weten [parkeerplaats] te Vaals.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
afpersing, door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 52 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie veel te hoog is. In het voordeel van de verdachte moet er rekening mee worden gehouden dat hij openheid van zaken geeft, dat hij inmiddels de goede weg is ingeslagen en dat de redelijke termijn is overschreden. De verdediging acht een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest met daarnaast en forse taakstraf passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van afpersing van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Door zijn handelen heeft de verdachte een zeer bedreigende en angstaanjagende situatie voor de slachtoffers in het leven geroepen. De verdachte en zijn mededaders droegen bivakmutsen en hebben een vuurwapen op de slachtoffers gericht. Het is een bekend gegeven dat slachtoffers van dergelijke ingrijpende gebeurtenissen daarvan nog lange tijd last kunnen hebben in de vorm van psychische klachten en gevoelens van onveiligheid. Dit laatste geldt niet alleen voor de slachtoffers, maar ook voor anderen in de samenleving. Zeker ook nu dit feit heeft plaatsgevonden op een openbare parkeerplaats, overdag en zichtbaar voor vele omwonenden. Zelfs het 5-jarige zoontje van een van de getuigen heeft het een en ander gezien. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van die straf heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die doorgaans in Nederland in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De rechtbank heeft ook gelet op de proceshouding van de verdachte. Bij de verhoren en ter terechtzitting heeft de verdachte een verklaring afgelegd, waarmee hij enige mate van openheid van zaken heeft gegeven en verantwoordelijkheid lijkt te willen nemen voor zijn daden.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 21 mei 2024, waaruit volgt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, onder meer voor agressie- en vermogensdelicten.
De rechtbank wil geloven dat de verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis de goede weg is ingeslagen en onderkent dat een gevangenisstraf mogelijk negatieve gevolgen zal hebben voor zijn huidige dienstbetrekking, maar ziet daarin geen aanleiding tot strafmatiging.
Gelet op het bovenstaande zou de rechtbank de verdachte in beginsel een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 42 maanden, met aftrek van het voorarrest. Echter, de rechtbank heeft geconstateerd dat de redelijke termijn is overschreden. Volgens de uitleg die de Hoge Raad in zijn jurisprudentie aan de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM heeft gegeven, geldt dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. In deze zaak is geen sprake van bijzondere omstandigheden. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met bijna 4 maanden is overschreden. Daarmee houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening.
Alles overwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij vordert schadevergoeding van € 43.266,54. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
  • € 18.066,54 aan materiële schade, bestaande uit € 25.000,- wegens het weggenomen geldbedrag verminderd met € 6.933,46 aan contact geld dat de benadeelde partij van de politie retour heeft ontvangen;
  • € 20.200,- aan materiële schade aan de auto;
  • € 5.000,- aan immateriële schade.
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering. Het verloren geld is rechtstreekse schade. Dit geldt ook voor de schade aan de auto, nu het viel te verwachten dat de slachtoffers achter de daders aan zouden gaan, waarbij de kans op schade aan de auto aanwezig was. De immateriële schade kan worden toegewezen gelet op de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde. Aansluiting kan worden gezocht bij letselcategorie 3 van de letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven, waarbij een vergoeding van € 5.000,- zoals gevorderd, past.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu de vordering onevenredig belastend is voor het strafproces. Meer subsidiair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard nu hij onvoldoende heeft gesteld om zijn vordering aannemelijk te maken en de vordering niet in rechtstreeks verband staat tot het tenlastegelegde feit. De vordering ter zake van de immateriële schade houdt verband met het schietincident, waarbij de verdachte niet betrokken was, zodat de benadeelde partij ook niet-ontvankelijk is in deze vordering. Indien de benadeelde partij wel kan worden ontvangen in de immateriële schadevergoeding, kan deze post voor maximaal € 1.000,- worden toegewezen, gelijk aan de immateriële schadevergoeding die [medeverdachte 2] aan de benadeelde partij heeft moeten betalen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank levert de vordering van € 18.066,54 aan materiële schade wegens het verlies van het geld een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde heeft verklaard dat hij zelf al een deel van het meegenomen geldbedrag heeft opgeraapt na de aanrijding. Hoeveel geld door de benadeelde is teruggevonden is niet duidelijk geworden, waarbij het de rechtbank vreemd voorkomt dat de benadeelde kleingeld heeft teruggekregen van de politie, terwijl alleen briefgeld aan de daders was afgegeven. Nader onderzoek naar de hoogte van het teruggevonden geldbedrag zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren, hetgeen met zich brengt dat de benadeelde partij op dit punt van de vordering niet-ontvankelijk is.
De vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade aan de auto heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende rechtstreeks verband met het strafbare feit. De schade aan de auto is niet voortgekomen uit de bewezenverklaarde afpersing. Dit gedeelte van de vordering zal derhalve eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard.
Uit de onderbouwing van de immateriële schade volgt dat deze vordering verband houdt met het tenlastegelegde schietincident. Nu de verdachte hiervan wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij ook niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot immateriële schadevergoeding.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 63 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Linders, voorzitter, mr. M.B. Bax en mr. D.J.E. Hamers-Aerts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.M.J.G.A. van Hinsberg, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 juni 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 5 december 2020 in de gemeente Vaals,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen. 25.000 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van 25.000 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s),
- voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, bedreigd met een en/of meerdere vuurwapen(s), zulks waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (een) bivakmuts(en) droeg(en) en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] beschoten, zulks waarbij voornoemde [slachtoffer 1] in een arm werd geraakt,
terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg, te weten [parkeerplaats] te Vaals, althans enige openbare weg.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, districtsrecherche Zuid-West-Limburg, onderzoeksnummer LB3R020222, gesloten d.d. 29 april 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1089.
2.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 22 februari 2021, pg. 474 t/m 479.
3.Proces-verbaal 2e verhoor van de verdachte [verdachte] d.d. 29 april 2022, pg. 1082 t/m 1089.
4.Proces-verbaal verhoor van de verdachte [medeverdachte 2] d.d. 1 juni 2022, pg. 552 t/m 556.
5.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [straatnaam 1] Vaals) d.d. 25 januari 2021, pg. 582 t/m 598.
6.Proces-verbaal van aangifte d.d. 6 december 2020, pg. 465 t/m 468.
7.Proces-verbaal van bevindingen aangever [medeverdachte 1] gestolen BMW van verbalisant [naam 7] d.d. 2 februari 2021, pg. 469 t/m 470.
8.Proces-verbaal van bevindingen Onderzoek Samsung [verdachte] van verbalisant [naam 7] d.d. 25 januari 2022, pg. 886 t/m 997.
9.Proces-verbaal van bevindingen Uitlezen aangetroffen mobiele telefoon [medeverdachte 1] van verbalisant [naam 7] d.d. 21 oktober 2021, pg. 1040 t/m 1054.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] d.d. 6 december 2020, pg. 327 t/m 330.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 15] d.d. 6 december 2020, pg. 331 t/m 332.
12.Proces-verbaal van politie eenheid Limburg, districtsrecherche Zuid-West-Limburg, onderzoeksnummer LB3R020222, proces-verbaalnummer 83, gesloten d.d. 27 februari 2022, genummerd van pagina 863 tot en met pagina 1029.