3.3Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen t.a.v. feit 1 primair
[slachtoffer 1]heeft zakelijk weergegeven het volgende verklaard:
Op zondag 24 september 2023 werd ik omstreeks 08:00 uur gebeld door mijn zus [slachtoffer 2] met de vraag of ik naar haar toe wilde komen omdat ze ruzie had met haar ex-vriend. Mijn zus [slachtoffer 2] woont op [adres] te Heerlen.
(…)
Ik zag de ex van mijn zus naar de auto toelopen en het glas van de waterpijp met twee handen oprapen. Ik zag dat hij met het glas in zijn beide handen op me afgelopen kwam en een zwaaiende beweging maakte richting mijn hoofd en hals. Ik voelde dat hij me raakte. Meteen kort daarop voelde ik twee vuistslagen. Ik voelde dat zijn vuisten mij raakten onder mijn linkeroog. Kort na deze slagen voelde ik bloed lopen en ik zag ook bloed over mijn armen, borst lopen. Er ontstond een worsteling tussen de ex van mijn zus en mij.
(…)
In het ziekenhuis vertelde ze me dat ik een gat heb in mijn nek van ongeveer zes centimeter bij zes centimeter. Ze vertelden me dat ik veel geluk gehad heb dat er net niks vitaals is geraakt.
De rechtbank heeft ter terechtzitting de bewegende
camerabeeldend.d. 24 september 2023 bekeken en heeft daarbij het volgende waargenomen:
Er komt een grijskleurige personenauto, merk Mercedes-Benz, de straat ingereden. De rechtbank ziet dat deze auto stopt op de openbare weg ter hoogte van [adres] . Uit deze auto stapt [slachtoffer 1] . Bewoonster [slachtoffer 2] verschijnt ook in beeld en mengt zich in het gesprek. Gezien de armgebaren van de betrokken personen gaat het gesprek over in een verhitte discussie. De rechtbank ziet dat bewoonster [slachtoffer 2] vanuit de woning in de richting van de geparkeerde auto van verdachte [verdachte] rent. De rechtbank ziet dat [slachtoffer 1] achter haar aanrent, kennelijk met de intentie om haar tegen te houden. De rechtbank ziet dat [slachtoffer 2] een voorwerp op de auto van verdachte [verdachte] gooit. Even later loopt [slachtoffer 1] met goederen / tassen in zijn handen in de richting van de auto van verdachte [verdachte] . Vervolgens raken beiden weer met elkaar in discussie. Deze discussie vindt plaats op het trottoir aan de zijde van het bestuurdersportier van de auto van verdachte [verdachte] .De rechtbank ziet dat verdachte [verdachte] zich bukt naast de auto. Wanneer [verdachte] na een fractie van een seconde overeind komt, loopt hij direct in de richting van het slachtoffer [slachtoffer 1] die op een meter afstand staat. [slachtoffer 1] komt een beetje omhoog. De rechtbank ziet dat beide handen van verdachte [verdachte] met kracht in de richting van de nek van [slachtoffer 1] gaan. Direct daarna ontstaat er een gevecht tussen beiden waarbij [slachtoffer 2] poogt de beide mannen uit elkaar te halen. Na het gevecht loopt verdachte [verdachte] weg in de richting van de Mergelsweg te Heerlen. [slachtoffer 2] loopt erachteraan. [slachtoffer 1] pakt iets uit de kofferbak van zijn Mercedes-Benz en loopt achter de verdachte aan. [slachtoffer 2] houdt hem tegen. [slachtoffer 1] stapt in zijn grijskleurige auto, merk Mercedes-Benz. De rechtbank ziet dat hij de auto keert op de openbare weg en wegrijdt in de richting van de Mergelsweg te Heerlen.
Verbalisant[naam verbalisant 1] heeft zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd:
Op zondag 24 september 2023, bevond ik, verbalisant [naam verbalisant 1] mij op De Kommert te
Heerlen naar aanleiding van een steekpartij. Ik, [naam verbalisant 1] , zag dat [slachtoffer 1] uit het perceel [adres] gelopen kwam. Ik zag dat zijn gehele hoofd, nek en bovenlijf onder het bloed zaten.
Ik zag en hoorde dat [slachtoffer 1] zwaar aan het ademen was. Ik zag zijn borstkast hevig op en neer gaan. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat hij in zijn nek aan de linkerkant gestoken was. Ik zag dat hij hierbij met zijn vinger wees naar de linkerkant van zijn nek. Ik zag dat er in de nek van [slachtoffer 1]
letterlijk een gat zat. Ik schat dat dit gat ongeveer vier centimeter breed was. Ik keek
als het ware recht in de nek van [slachtoffer 1] . Ik zag in deze wond iets kloppen. [slachtoffer 1] vertelde mij dat hij zijn nek niet kon draaien. Als hij dit wel deed spoot het bloed eruit volgens eigen zeggen.
Ik deelde even later mijn bevindingen met de zojuist aangekomen ambulance
verpleegkundige en deze vertelde mij dat dit zijn slagader was welke ik zag kloppen
in de wond.
De
Forensisch medisch letselrapportagevermeldt zakelijk weergegeven het volgende:
Er is sprake van een blauw linkeroog (hematoom), ondiepe snijwonden van de rechter hals en de buik, een kras op de rechter schouder en de borst, roodheid op de borst, oppervlakkige schaafwonden op de linker gelaatshelft en steekwonden van de linker halsstreek en de linker schouder en een combinatie van een ondiepe steek- en snijwond op de achterzijde van de linker bovenarm.
Verbalisanten[naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] hebben zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd:
Op zondag 24 september 2023 om 09:30 uur kwamen wij, naar aanleiding van een poging tot doodslag/moord, voor forensisch onderzoek aan op de openbare weg, De Kommert, ter hoogte van huisnummer [adres] , 6419 GE Heerlen.
Wij zagen op het trottoir aan de linkerzijde meerdere glasscherven liggen welke
hoogstwaarschijnlijk afkomstig waren van de gebroken shishapijp. Ter hoogte van
huisnummer 57 zagen wij een grotere glasscherf liggen waar ogenschijnlijk bloed op
zat. Mogelijk is het slachtoffer met deze scherf in zijn hals gestoken. Deze
glasscherf heb ik, verbalisant [naam verbalisant 3] , veiliggesteld voor eventueel nader onderzoek.
Goednummer: PL2300-2023151614-1640847
SIN: AAQJ4890NL
Glasscherf van Shishapijp.
Verbalisant[naam verbalisant 4] heeft zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd:
In verband met een onderzoek naar een poging tot doodslag/moord te Heerlen werd op verzoek van de Politie Eenheid Limburg op donderdag 19 oktober 2023 om 10:14 uur door mij een forensisch onderzoek verricht naar biologische sporen aan onderstaande sporendrager:
Goednummer: PL2300-2023151614-1640847
SIN: AAQJ4890NL
Ik zag dat het een glasscherf betrof, in de vorm van een driehoek, met een lengte van
ongeveer 14 centimeter en een breedte van ongeveer 6 centimeter. Ik zag dat de
glasscherf beschadigd en bevuild was, met op bloed lijkende sporen.
Ik heb het bloedspoor op het midden van de glasscherf én de randen van de glasscherf met uitzondering van de bebloede delen bemonsterd op humane biologische sporen. Ik heb de sporen onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Met behulp van de TB-test is bij beide een indicatie voor de aanwezigheid van bloed verkregen.
Ik heb de sporen veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAQQ6531NL en AAQQ6532NL, verpakt en verzegeld.
De
deskundigenrapportageforensisch DNA-onderzoek vermeldt zakelijk weergegeven het volgende:
De DNA-profielen van slachtoffer [slachtoffer 1] WABZ4760NL en verdachte [verdachte] WABZ3720NL zijn vergeleken met de DNA-profielen verkregen uit het sporenmateriaal.
Bloedspoor op midden van de glasscherf (SIN AAQJ4890NL). DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Mogelijke donor [verdachte] .Randen van de glasscherf (SIN AAQJ4890NL). DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. Mogelijke donor [verdachte] en [slachtoffer 1] .
Om een uitspraak te doen over het mogelijk aanwezig zijn van celmateriaal van ‘slachtoffer [slachtoffer 1] WABZ4760NL’ in de bemonstering 'randen van glasscherf (met SIN AAQJ4890NL) met uitzondering van de bebloede delen AAQQ6532NL' is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen:
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer 1] WABZ4760NL en één onbekende, niet verwante persoon.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van twee onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
De bewijsoverwegingen t.a.v. feit 1 primair
Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag is vereist dat de verdachte minimaal voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Van voorwaardelijk opzet is sprake als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het eventuele gevolg heeft aanvaard.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal kunnen intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De rechtbank stelt aan de hand van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 24 september 2024 [slachtoffer 1] met een glasscherf met forse kracht ongecontroleerd in de hals heeft gestoken.
De rechtbank is verder van oordeel dat door met een grote glasscherf met forse kracht ongecontroleerd te steken in de halsstreek van [slachtoffer 1] de aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 1] kwam te overlijden. De ter terechtzitting bekeken camerabeelden rechtvaardigen immers alleszins deze conclusie. Naar algemene ervaringsregels is het met kracht ongecontroleerd steken met een scherp voorwerp in de halsstreek levensgevaarlijk, nu dit tot gevolg kan hebben dat een slagader, die zich in de halsstreek bevindt, geraakt wordt. Van deze aanmerkelijke kans is de verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank niet alleen bewust geweest, maar hij heeft deze kans tevens aanvaard. Immers, hij pakt de glasscherven van de grond en steekt een paar seconden later met beide handen in op [slachtoffer 1] .
De verdediging heeft aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden hoe ver de glasscherven uitstaken uit de handen van de verdachte en of daarmee dodelijk letsel veroorzaakt kon worden. Dit zou aan het opzet op de dood aan de zijde van de verdachte in de weg staan, aldus de verdediging. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat het letsel bij [slachtoffer 1] achter het linkeroor ter hoogte van zijn schedel zit. De verwonding zit niet ter hoogte van de halsslagader, aldus de verdediging.
De rechtbank is in dit verband van oordeel dat het enkele feit dat de verdachte de glasscherf heeft opgepakt en binnen een aantal seconden daarna ongecontroleerd en met kracht heeft gestoken in de halsstreek van het slachtoffer een poging tot doodslag een gegeven is.
Nog daargelaten het feit dat nergens uit is gebleken -ook niet uit de verklaring van de verdachte- dat hij de glasscherf zodanig heeft vastgehouden dat hij bewust zo min mogelijk schade aan het slachtoffer heeft getracht toe te brengen, is het ook nog eens zo dat het voor de beoordeling van de zaak niet relevant is hoever de glasscherven uit de handen van de verdachte staken ten tijde van het insteken op [slachtoffer 1] . Doordat de verdachte de glasscherf -die verre van een te verwaarlozen omvang was- in zijn handen heeft genomen, vervolgens met forse kracht ongecontroleerd heeft ingestoken op [slachtoffer 1] , heeft hij het zijne gedaan om een poging tot doodslag tot stand te brengen. Dat het letsel uiteindelijk is meegevallen, zoals de verdediging kort gezegd stelt, is een omstandigheid die geenszins aan het aannemen van een aanmerkelijke kans in de weg staat. Door zo krachtig ongecontroleerd te steken richting [slachtoffer 1] hals acht de rechtbank het eerder toeval dat [slachtoffer 1] niet in zijn halsslagader is geraakt, wat hem fataal had kunnen worden. Dat [slachtoffer 1] dit voorval heeft overleefd, is niet te danken aan het handelen van de verdachte.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen is.
De bewijsmiddelen t.a.v. feit 2
[slachtoffer 2]heeft
aangiftegedaan en het volgende zakelijk weergegeven verklaard:
Ik wens aangifte te doen van eenvoudige mishandeling gepleegd door mijn ex-vriend, genaamd [verdachte] Khela .
Tijdens het rijden op 4 september 2024 gaf hij mij uit het niets met zijn platte hand klappen tegen mijn gezicht. Hij sloeg zeker vijfmaal (5). Hij parkeerde de auto op de
vluchtstrook en sloeg mij met het hamertje waarmee je de ruiten van een personenauto kunt intikken meerdere malen tegen mijn gezicht. Het enige wat ik kon doen was mij afweren. Van deze klappen voelde ik direct pijn aan mijn hele hoofd daar hij me op diverse plekken had geraakt. Ik zag en voelde dat ik aan mijn gezicht aan het bloeden was. Door deze mishandeling had ik een snee onder mijn linkeroog, een dikke neus en lip en bulten op mijn hoofd. Ook schreeuwde hij tegen mij 'ik maak je vandaag dood'. Het hele voorval heeft ongeveer tien minuten geduurd.
Ik zat in de auto en hij liep naast de auto te ijsberen. Op enig moment kwam hij naar mij gelopen en zonder iets te zeggen kneep hij mijn keel dicht. Ik kreeg korte tijd geen lucht. Daarna liet hij enkele seconden los en kneep vervolgens weer mijn keel dicht. Mijn geluk was dat nog een auto de parkeerplaats kwam opgereden. [verdachte] liet mij toen los. Van deze verwurging heb ik blauwe plekken aan mijn nek/hals overgehouden.
[slachtoffer 2]heeft bij haar aangifte
foto’sbijgevoegd welke als bijlage in het dossier opgenomen zijn.
Verbalisant[naam verbalisant 5] heeft zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd:
Op woensdag 27 september 2023 deed [slachtoffer 2] aangifte van eenvoudige mishandeling tegen verdachte [verdachte] . Van het ontstane zichtbare letsel heeft zij vervolgens foto’s gemaakt. In totaal leverde zij dertien foto’s aan, waarvan er op negen foto’s letsel waarneembaar was. Mij bleek dat de bewuste negen foto’s zijn genomen in de periode tussen 4 en 7 september 2023.
De bewijsoverwegingen t.a.v. feit 2
De rechtbank stelt aan de hand van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte [slachtoffer 2] op 4 september 2023 heeft mishandeld door haar met een platte hand in het gezicht te slaan, haar te slaan met een hamertje en haar keel dicht te knijpen. De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 2] , zoals op de bijgevoegde foto’s te zien is, haar verklaring ondersteunt. De foto’s zijn gemaakt tussen 4 september 2023 en 7 september 2023. Dit is vlak na de mishandeling op 4 september 2023. Bovendien ziet de rechtbank geen enkele reden om aan de betrouwbaarheid van de aangifte te twijfelen.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat feit 2 wettig en overtuigend bewezen is.