ECLI:NL:RBLIM:2024:3770

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
03.245991.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf van vijf jaren voor poging tot doodslag door met glasscherven in de halsstreek van het slachtoffer te steken

Op 18 juni 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 24 september 2023 in Heerlen een poging tot doodslag heeft gepleegd op [slachtoffer 1] door hem met een glasscherf in de hals te steken. De verdachte, geboren in 1985 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door mr. W. van Nunen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 4 juni 2024, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte op basis van noodweer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorwaardelijk opzet handelde, gezien de omstandigheden van de steekpartij en de ernst van de verwondingen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte met een glasscherf heeft gestoken, wat leidde tot een ernstige verwonding van [slachtoffer 1]. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan mishandeling van [slachtoffer 2] op 4 september 2023. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaren op, waarbij de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar wogen. De benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], dienden schadevergoedingsvorderingen in, die gedeeltelijk werden toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de immateriële schade van beide slachtoffers en legde een schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.245991.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1985,
thans gedetineerd in [Adres PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W. van Nunen, advocaat, kantoorhoudende te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 juni 2024. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partijen zijn op de zitting gehoord. De benadeelde partijen worden bijgestaan door mr. L.H.G. Pelzer, advocaat kantoorhoudende te Echt, en mevrouw Van den Boogaart van Slachtofferhulp Nederland.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, dan wel heeft geprobeerd aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
Feit 2:[slachtoffer 2] heeft mishandeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 primair en feit 2. Ten aanzien van feit 1 primair heeft de officier van justitie aangevoerd dat op de camerabeelden te zien is dat de verdachte glas van de grond pakt met zijn rechter- en linkerhand en hiermee twee forse stekende bewegingen maakt richting de hals van het slachtoffer [slachtoffer 1] . Ook getuigen spreken van stekende bewegingen van de verdachte naar [slachtoffer 1] . Het glas waarmee gestoken is, is 14 centimeter lang en daarop is DNA van de verdachte en [slachtoffer 1] aangetroffen. De verdachte heeft voorwaardelijk opzet gehad op het doden van [slachtoffer 1] . Er is geen sprake van noodweer, omdat er geen sprake is van een noodweersituatie.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat [slachtoffer 2] aangifte heeft gedaan wegens mishandeling door de verdachte. Hierbij heeft zij foto’s gestuurd die op de dag van de mishandeling genomen zijn. Voorts heeft de verdachte verklaard [slachtoffer 2] die dag te hebben geslagen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van feit 1 dan wel ontslagen van alle rechtsvervolging. Niet bewezen kan worden dat de verdachte met het slaan met het glas de aanmerkelijke kans op de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. De verdachte heeft [slachtoffer 1] nooit willen slaan met het glas. De verdachte werd met de dood bedreigd door [slachtoffer 1] . Op de camerabeelden is te zien dat [slachtoffer 1] vlak voor het incident naar voren stapt en zich groot maakt. [slachtoffer 1] pakt de verdachte vast en als reactie haalt hij uit zelfverdediging uit naar [slachtoffer 1] met het glas in zijn handen. Er is dus sprake van een noodweersituatie. Naar zijn uiterlijke verschijningsvorm wilde de verdachte [slachtoffer 1] niet doden dan wel ernstig verwonden. Daarnaast is de locatie van de verwondingen achter het linkeroor ter hoogte van de schedel en niet in de nek. De verwonding lijkt oppervlakkig te zijn. Dit zegt iets over de mate waarin het glas uitstak in de handen van de verdachte.
Ten aanzien van feit 2 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De bewijsmiddelen t.a.v. feit 1 primair
[slachtoffer 1]heeft zakelijk weergegeven het volgende verklaard: [2]
Op zondag 24 september 2023 werd ik omstreeks 08:00 uur gebeld door mijn zus [slachtoffer 2] met de vraag of ik naar haar toe wilde komen omdat ze ruzie had met haar ex-vriend. Mijn zus [slachtoffer 2] woont op [adres] te Heerlen.
(…)
Ik zag de ex van mijn zus naar de auto toelopen en het glas van de waterpijp met twee handen oprapen. Ik zag dat hij met het glas in zijn beide handen op me afgelopen kwam en een zwaaiende beweging maakte richting mijn hoofd en hals. Ik voelde dat hij me raakte. Meteen kort daarop voelde ik twee vuistslagen. Ik voelde dat zijn vuisten mij raakten onder mijn linkeroog. Kort na deze slagen voelde ik bloed lopen en ik zag ook bloed over mijn armen, borst lopen. Er ontstond een worsteling tussen de ex van mijn zus en mij.
(…)
In het ziekenhuis vertelde ze me dat ik een gat heb in mijn nek van ongeveer zes centimeter bij zes centimeter. Ze vertelden me dat ik veel geluk gehad heb dat er net niks vitaals is geraakt.
De rechtbank heeft ter terechtzitting de bewegende
camerabeeldend.d. 24 september 2023 bekeken en heeft daarbij het volgende waargenomen: [3]
Er komt een grijskleurige personenauto, merk Mercedes-Benz, de straat ingereden. De rechtbank ziet dat deze auto stopt op de openbare weg ter hoogte van [adres] . Uit deze auto stapt [slachtoffer 1] . Bewoonster [slachtoffer 2] verschijnt ook in beeld en mengt zich in het gesprek. Gezien de armgebaren van de betrokken personen gaat het gesprek over in een verhitte discussie. De rechtbank ziet dat bewoonster [slachtoffer 2] vanuit de woning in de richting van de geparkeerde auto van verdachte [verdachte] rent. De rechtbank ziet dat [slachtoffer 1] achter haar aanrent, kennelijk met de intentie om haar tegen te houden. De rechtbank ziet dat [slachtoffer 2] een voorwerp op de auto van verdachte [verdachte] gooit. Even later loopt [slachtoffer 1] met goederen / tassen in zijn handen in de richting van de auto van verdachte [verdachte] . Vervolgens raken beiden weer met elkaar in discussie. Deze discussie vindt plaats op het trottoir aan de zijde van het bestuurdersportier van de auto van verdachte [verdachte] .De rechtbank ziet dat verdachte [verdachte] zich bukt naast de auto. Wanneer [verdachte] na een fractie van een seconde overeind komt, loopt hij direct in de richting van het slachtoffer [slachtoffer 1] die op een meter afstand staat. [slachtoffer 1] komt een beetje omhoog. De rechtbank ziet dat beide handen van verdachte [verdachte] met kracht in de richting van de nek van [slachtoffer 1] gaan. Direct daarna ontstaat er een gevecht tussen beiden waarbij [slachtoffer 2] poogt de beide mannen uit elkaar te halen. Na het gevecht loopt verdachte [verdachte] weg in de richting van de Mergelsweg te Heerlen. [slachtoffer 2] loopt erachteraan. [slachtoffer 1] pakt iets uit de kofferbak van zijn Mercedes-Benz en loopt achter de verdachte aan. [slachtoffer 2] houdt hem tegen. [slachtoffer 1] stapt in zijn grijskleurige auto, merk Mercedes-Benz. De rechtbank ziet dat hij de auto keert op de openbare weg en wegrijdt in de richting van de Mergelsweg te Heerlen.
Verbalisant[naam verbalisant 1] heeft zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd: [4]
Op zondag 24 september 2023, bevond ik, verbalisant [naam verbalisant 1] mij op De Kommert te
Heerlen naar aanleiding van een steekpartij. Ik, [naam verbalisant 1] , zag dat [slachtoffer 1] uit het perceel [adres] gelopen kwam. Ik zag dat zijn gehele hoofd, nek en bovenlijf onder het bloed zaten.
Ik zag en hoorde dat [slachtoffer 1] zwaar aan het ademen was. Ik zag zijn borstkast hevig op en neer gaan. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat hij in zijn nek aan de linkerkant gestoken was. Ik zag dat hij hierbij met zijn vinger wees naar de linkerkant van zijn nek. Ik zag dat er in de nek van [slachtoffer 1]
letterlijk een gat zat. Ik schat dat dit gat ongeveer vier centimeter breed was. Ik keek
als het ware recht in de nek van [slachtoffer 1] . Ik zag in deze wond iets kloppen. [slachtoffer 1] vertelde mij dat hij zijn nek niet kon draaien. Als hij dit wel deed spoot het bloed eruit volgens eigen zeggen.
Ik deelde even later mijn bevindingen met de zojuist aangekomen ambulance
verpleegkundige en deze vertelde mij dat dit zijn slagader was welke ik zag kloppen
in de wond.
De
Forensisch medisch letselrapportagevermeldt zakelijk weergegeven het volgende: [5]
Er is sprake van een blauw linkeroog (hematoom), ondiepe snijwonden van de rechter hals en de buik, een kras op de rechter schouder en de borst, roodheid op de borst, oppervlakkige schaafwonden op de linker gelaatshelft en steekwonden van de linker halsstreek en de linker schouder en een combinatie van een ondiepe steek- en snijwond op de achterzijde van de linker bovenarm.
Verbalisanten[naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] hebben zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd: [6]
Op zondag 24 september 2023 om 09:30 uur kwamen wij, naar aanleiding van een poging tot doodslag/moord, voor forensisch onderzoek aan op de openbare weg, De Kommert, ter hoogte van huisnummer [adres] , 6419 GE Heerlen.
Wij zagen op het trottoir aan de linkerzijde meerdere glasscherven liggen welke
hoogstwaarschijnlijk afkomstig waren van de gebroken shishapijp. Ter hoogte van
huisnummer 57 zagen wij een grotere glasscherf liggen waar ogenschijnlijk bloed op
zat. Mogelijk is het slachtoffer met deze scherf in zijn hals gestoken. Deze
glasscherf heb ik, verbalisant [naam verbalisant 3] , veiliggesteld voor eventueel nader onderzoek.
Goednummer: PL2300-2023151614-1640847
SIN: AAQJ4890NL
Glasscherf van Shishapijp.
Verbalisant[naam verbalisant 4] heeft zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd: [7]
In verband met een onderzoek naar een poging tot doodslag/moord te Heerlen werd op verzoek van de Politie Eenheid Limburg op donderdag 19 oktober 2023 om 10:14 uur door mij een forensisch onderzoek verricht naar biologische sporen aan onderstaande sporendrager:
Goednummer: PL2300-2023151614-1640847
SIN: AAQJ4890NL
Ik zag dat het een glasscherf betrof, in de vorm van een driehoek, met een lengte van
ongeveer 14 centimeter en een breedte van ongeveer 6 centimeter. Ik zag dat de
glasscherf beschadigd en bevuild was, met op bloed lijkende sporen.
Ik heb het bloedspoor op het midden van de glasscherf én de randen van de glasscherf met uitzondering van de bebloede delen bemonsterd op humane biologische sporen. Ik heb de sporen onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Met behulp van de TB-test is bij beide een indicatie voor de aanwezigheid van bloed verkregen.
Ik heb de sporen veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAQQ6531NL en AAQQ6532NL, verpakt en verzegeld.
De
deskundigenrapportageforensisch DNA-onderzoek vermeldt zakelijk weergegeven het volgende: [8]
De DNA-profielen van slachtoffer [slachtoffer 1] WABZ4760NL en verdachte [verdachte] WABZ3720NL zijn vergeleken met de DNA-profielen verkregen uit het sporenmateriaal.
Bloedspoor op midden van de glasscherf (SIN AAQJ4890NL). DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Mogelijke donor [verdachte] .Randen van de glasscherf (SIN AAQJ4890NL). DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. Mogelijke donor [verdachte] en [slachtoffer 1] .
Om een uitspraak te doen over het mogelijk aanwezig zijn van celmateriaal van ‘slachtoffer [slachtoffer 1] WABZ4760NL’ in de bemonstering 'randen van glasscherf (met SIN AAQJ4890NL) met uitzondering van de bebloede delen AAQQ6532NL' is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen:
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer 1] WABZ4760NL en één onbekende, niet verwante persoon.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van twee onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
De bewijsoverwegingen t.a.v. feit 1 primair
Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag is vereist dat de verdachte minimaal voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Van voorwaardelijk opzet is sprake als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het eventuele gevolg heeft aanvaard.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal kunnen intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De rechtbank stelt aan de hand van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 24 september 2024 [slachtoffer 1] met een glasscherf met forse kracht ongecontroleerd in de hals heeft gestoken.
De rechtbank is verder van oordeel dat door met een grote glasscherf met forse kracht ongecontroleerd te steken in de halsstreek van [slachtoffer 1] de aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 1] kwam te overlijden. De ter terechtzitting bekeken camerabeelden rechtvaardigen immers alleszins deze conclusie. Naar algemene ervaringsregels is het met kracht ongecontroleerd steken met een scherp voorwerp in de halsstreek levensgevaarlijk, nu dit tot gevolg kan hebben dat een slagader, die zich in de halsstreek bevindt, geraakt wordt. Van deze aanmerkelijke kans is de verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank niet alleen bewust geweest, maar hij heeft deze kans tevens aanvaard. Immers, hij pakt de glasscherven van de grond en steekt een paar seconden later met beide handen in op [slachtoffer 1] .
De verdediging heeft aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden hoe ver de glasscherven uitstaken uit de handen van de verdachte en of daarmee dodelijk letsel veroorzaakt kon worden. Dit zou aan het opzet op de dood aan de zijde van de verdachte in de weg staan, aldus de verdediging. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat het letsel bij [slachtoffer 1] achter het linkeroor ter hoogte van zijn schedel zit. De verwonding zit niet ter hoogte van de halsslagader, aldus de verdediging.
De rechtbank is in dit verband van oordeel dat het enkele feit dat de verdachte de glasscherf heeft opgepakt en binnen een aantal seconden daarna ongecontroleerd en met kracht heeft gestoken in de halsstreek van het slachtoffer een poging tot doodslag een gegeven is.
Nog daargelaten het feit dat nergens uit is gebleken -ook niet uit de verklaring van de verdachte- dat hij de glasscherf zodanig heeft vastgehouden dat hij bewust zo min mogelijk schade aan het slachtoffer heeft getracht toe te brengen, is het ook nog eens zo dat het voor de beoordeling van de zaak niet relevant is hoever de glasscherven uit de handen van de verdachte staken ten tijde van het insteken op [slachtoffer 1] . Doordat de verdachte de glasscherf -die verre van een te verwaarlozen omvang was- in zijn handen heeft genomen, vervolgens met forse kracht ongecontroleerd heeft ingestoken op [slachtoffer 1] , heeft hij het zijne gedaan om een poging tot doodslag tot stand te brengen. Dat het letsel uiteindelijk is meegevallen, zoals de verdediging kort gezegd stelt, is een omstandigheid die geenszins aan het aannemen van een aanmerkelijke kans in de weg staat. Door zo krachtig ongecontroleerd te steken richting [slachtoffer 1] hals acht de rechtbank het eerder toeval dat [slachtoffer 1] niet in zijn halsslagader is geraakt, wat hem fataal had kunnen worden. Dat [slachtoffer 1] dit voorval heeft overleefd, is niet te danken aan het handelen van de verdachte.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen is.
De bewijsmiddelen t.a.v. feit 2
[slachtoffer 2]heeft
aangiftegedaan en het volgende zakelijk weergegeven verklaard: [9]
Ik wens aangifte te doen van eenvoudige mishandeling gepleegd door mijn ex-vriend, genaamd [verdachte] Khela .
Tijdens het rijden op 4 september 2024 gaf hij mij uit het niets met zijn platte hand klappen tegen mijn gezicht. Hij sloeg zeker vijfmaal (5). Hij parkeerde de auto op de
vluchtstrook en sloeg mij met het hamertje waarmee je de ruiten van een personenauto kunt intikken meerdere malen tegen mijn gezicht. Het enige wat ik kon doen was mij afweren. Van deze klappen voelde ik direct pijn aan mijn hele hoofd daar hij me op diverse plekken had geraakt. Ik zag en voelde dat ik aan mijn gezicht aan het bloeden was. Door deze mishandeling had ik een snee onder mijn linkeroog, een dikke neus en lip en bulten op mijn hoofd. Ook schreeuwde hij tegen mij 'ik maak je vandaag dood'. Het hele voorval heeft ongeveer tien minuten geduurd.
Ik zat in de auto en hij liep naast de auto te ijsberen. Op enig moment kwam hij naar mij gelopen en zonder iets te zeggen kneep hij mijn keel dicht. Ik kreeg korte tijd geen lucht. Daarna liet hij enkele seconden los en kneep vervolgens weer mijn keel dicht. Mijn geluk was dat nog een auto de parkeerplaats kwam opgereden. [verdachte] liet mij toen los. Van deze verwurging heb ik blauwe plekken aan mijn nek/hals overgehouden.
[slachtoffer 2]heeft bij haar aangifte
foto’sbijgevoegd welke als bijlage in het dossier opgenomen zijn. [10]
Verbalisant[naam verbalisant 5] heeft zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd: [11]
Op woensdag 27 september 2023 deed [slachtoffer 2] aangifte van eenvoudige mishandeling tegen verdachte [verdachte] . Van het ontstane zichtbare letsel heeft zij vervolgens foto’s gemaakt. In totaal leverde zij dertien foto’s aan, waarvan er op negen foto’s letsel waarneembaar was. Mij bleek dat de bewuste negen foto’s zijn genomen in de periode tussen 4 en 7 september 2023. [12]
De bewijsoverwegingen t.a.v. feit 2
De rechtbank stelt aan de hand van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte [slachtoffer 2] op 4 september 2023 heeft mishandeld door haar met een platte hand in het gezicht te slaan, haar te slaan met een hamertje en haar keel dicht te knijpen. De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 2] , zoals op de bijgevoegde foto’s te zien is, haar verklaring ondersteunt. De foto’s zijn gemaakt tussen 4 september 2023 en 7 september 2023. Dit is vlak na de mishandeling op 4 september 2023. Bovendien ziet de rechtbank geen enkele reden om aan de betrouwbaarheid van de aangifte te twijfelen.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat feit 2 wettig en overtuigend bewezen is.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
op 24 september 2023 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
met een glasscherf die [slachtoffer 1] in de hals(streek) heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
op een of meer tijdstippen op 4 september 2023, tijdens de autorit van Portugal
naar Nederland [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- haar meerdere malen te slaan,
- haar meerdere malen met een hamertje, te slaan en
- met kracht haar keel dicht te knijpen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Beroep op noodweer
De verdediging heeft zich beroepen op noodweer, omdat [slachtoffer 1] de verdachte zou hebben bedreigd met de dood. Laatstgenoemde zou een mes in de kofferbak van zijn auto hebben liggen. De verdachte zou het glas hebben gepakt ter waarschuwing en om zichzelf te verdedigen. Op het moment dat [slachtoffer 1] naar voren stapte en de verdachte vastpakte, heeft de verdachte [slachtoffer 1] geslagen uit zelfverdediging, aldus de verdediging. Later is op de camerabeelden te zien dat [slachtoffer 1] inderdaad iets uit de kofferbak van zijn auto pakt. Dit bleek een hamer te zijn. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake was van een wederrechtelijke aanranding waartegen de verdachte zich mocht verdedigen.
De eerste vraag die de rechtbank bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van noodweer dient te beantwoorden, is of het door de verdediging gepresenteerde scenario aannemelijk is. Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord, strandt reeds daarom het noodweerverweer. De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt geen ondersteuning in het procesdossier. De rechtbank kan uit de camerabeelden niet afleiden dat [slachtoffer 1] de verdachte voorafgaand aan het incident heeft bedreigd met de dood. De rechtbank ziet op de camerabeelden dat [slachtoffer 1] vlak voor het incident licht omhoog komt, maar ziet geen aanvallende beweging naar de verdachte toe of iets wat daarop lijkt. Het noodweerverweer van de verdediging wordt daarom verworpen.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
poging tot doodslag
Feit 2:
mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vijf jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat sprake is van noodweer en dat ten aanzien van feit 1 de verdachte geen straf opgelegd dient te krijgen. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat ten aanzien van feit 1 meer subsidiair, een taakstraf voor de duur van 120 uren, omgerekend een gevangenisstraf van twee maanden, aan de orde is. Ten aanzien van feit 2 zou een gevangenisstraf van vijftien dagen geïndiceerd zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van [slachtoffer 1] en mishandeling van [slachtoffer 2] . Dit zijn ernstige geweldsmisdrijven die grote gevolgen hebben voor de slachtoffers. Dat het slachtoffer [slachtoffer 1] nog leeft, is niet te danken aan het handelen van de verdachte.
Bij de bepaling van de straf zal de rechtbank als uitgangspunt nemen de inmiddels vaste jurisprudentie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, waaruit volgt dat bij een poging tot doodslag doorgaans een gevangenisstraf van vijf jaren wordt opgelegd. De vraag die zich aandient is of er redenen zijn om van dit uitgangspunt af te wijken. De rechtbank heeft ter terechtzitting een verdachte gezien die op geen enkel moment de volle verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Zijn houding en gebrek aan zelfinzicht rechtvaardigen dan ook geenszins een mildere toepassing van voornoemd uitgangspunt. Ook anderszins zijn deze redenen de rechtbank niet gebleken. Eerder het tegenovergestelde is het geval. Met name de gepleegde poging tot doodslag is een buitengewoon ernstig feit, dat in het onderhavige geval zich ook nog eens heeft afgespeeld midden op straat, in een woonwijk. Het is dan ook niet ondenkbaar dat verschillende bewoners onder de indruk waren van hetgeen zij hebben aanschouwd. Al deze zaken werken de instandhouding van voornoemd uitgangspunt in de hand. Alles overwegende zal de rechtbank voor feit 1 primair en feit 2 aan de verdachte dan ook een gevangenisstraf van vijf jaren opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij vordert schadevergoeding tot een bedrag van 12.693,85 euro ter zake van feit 1. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
ziekenhuisopname: 35 euro
eigen risico: 459,03 euro
laserbehandeling litteken: 1.080 euro
huishoudelijke hulp: 1.066 euro
verlies arbeidsvermogen: 3.053,82 euro
immateriële schade: 7.000 euro
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij vordert schadevergoeding tot een bedrag van 4.039,75 euro ter zake van feit 2. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
ooglidcorrectie: 1.500 euro
laserbehandeling litteken: 1.889,75 euro
immateriële schade: 650 euro
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de schadeposten met uitzondering van de huishoudelijke hulp. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor huishoudelijke hulp onvoldoende zijn onderbouwd en de vordering voor dit deel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
[slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de laserbehandeling en de immateriële schade. Ten aanzien van de ooglidcorrectie heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat dit onvoldoende is onderbouwd en dit deel niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
7.3
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de schadeposten van huishoudelijke hulp en verlies van arbeidsvermogen onvoldoende onderbouwd zijn en niet-ontvankelijk verklaard dan wel afgewezen dienen te worden. De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de immateriële schade gematigd dient te worden naar 1.500 euro. De zaken waarnaar de benadeelde partij verwijst, zijn volgens de verdediging niet vergelijkbaar met deze zaak.
[slachtoffer 2]
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de schadepost van de ooglidcorrectie onvoldoende onderbouwd is en niet-ontvankelijk verklaard dan wel afgewezen dient te worden. Ten aanzien van de laserbehandeling van het litteken dient primair geen acht geslagen te worden op de nagestuurde offerte voor de laserbehandeling. Deze is te laat ingediend. Subsidiair is deze onvoldoende onderbouwd en dient niet-ontvankelijk verklaard dan wel afgewezen te worden.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
De rechtbank is, mede gelet op artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek, voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit 1 rechtstreeks schade heeft geleden. Dit bedrag is opgebouwd uit de posten:
ziekenhuisopname: 35 euro
eigen risico: 459,03 euro
De rechtbank zal dit deel van de vordering toewijzen.
Ten aanzien van de immateriële schade oordeelt de rechtbank als volgt:
De wet regelt in artikel 6:106 BW de vergoeding van ‘ander nadeel’ dan vermogensschade. Volgens artikel 6:106 lid 1 BW komt in de volgende gevallen (samengevat) vergoeding van ander nadeel in aanmerking:
wanneer het oogmerk bestond zodanig nadeel toe te brengen (het oogmerk is gericht op smart);
ij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze;
bij aantasting van de nagedachtenis van de overledene.
Op grond van de onderbouwing en hetgeen ter terechtzitting door de benadeelde partij naar voren is gebracht is de rechtbank van oordeel dat sprake is van immateriële schade. De rechtbank zal deze schade naar billijkheid vaststellen op 3.000 euro.
De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Ten aanzien van de huishoudelijke hulp, verlies arbeidsvermogen en de laserbehandeling van het litteken is de rechtbank van oordeel dat deze posten onvoldoende onderbouwd zijn. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op, hetgeen leidt tot niet-ontvankelijkverklaring. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer 2]
Ten aanzien van de immateriële schade oordeelt de rechtbank als volgt:
De wet regelt in artikel 6:106 BW de vergoeding van ‘ander nadeel’ dan vermogensschade. Volgens artikel 6:106 lid 1 BW komt in de volgende gevallen (samengevat) vergoeding van ander nadeel in aanmerking:
wanneer het oogmerk bestond zodanig nadeel toe te brengen (het oogmerk is gericht op smart);
ij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze;
bij aantasting van de nagedachtenis van de overledene.
Op grond van de onderbouwing en hetgeen ter terechtzitting door de benadeelde partij naar voren is gebracht is de rechtbank van oordeel dat sprake is van immateriële schade en wijst de vordering van 650 euro toe.
De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Ten aanzien van de laserbehandeling van het litteken en de ooglidcorrectie is de rechtbank van oordeel dat deze posten onvoldoende onderbouwd zijn. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op, hetgeen leidt tot niet-ontvankelijkverklaring. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.Het beslag

Tijdens het politieonderzoek zijn de navolgende goederen in beslag genomen:
een telefoon (Samsung) (1640873);
twee schoenen (1641092);
een broek (1641093);
een trui (1641091).
De rechtbank gelast voor deze goederen teruggave aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Beslag

- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon:
  • een telefoon (Samsung) (1640873);
  • twee schoenen (1641092);
  • een broek (1641093);
  • een trui (1641091).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.M.W. Nuijts, voorzitter, mr. D. Osmić en mr. J.A.A.C. Claessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.M. Tubée, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 juni 2024.
Buiten staat
Mr. J.A.A.C. Claessen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1
hij op of omstreeks 24 september 2023 in de gemeente Heerlen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1]
opzettelijk
van het leven te beroven,
met een glasscherf althans een scherp voorwerp die [slachtoffer 1] in de hals(streek) heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 september 2023 te Heerlen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een glasscherf althans een scherp voorwerp die [slachtoffer 1] in de hals(streek) heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 24 september 2023 in de gemeente Heerlen
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met een glasscherf althans een scherp voorwerp
in de hals(streek) te steken;
Feit 2
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 4 september 2023, tijdens de autorit van Portugal
naar Nederland, althans in Portugal en/of Spanje,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- haar meerdere malen te slaan,
- haar meerdere malen met een hamertje, althans een voorwerp, te slaan en/of
- met kracht haar keel dicht te knijpen;
.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer LB2R023097-25, gesloten d.d. 30 november 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 256.
2.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 24 september 2023, pagina 46 t/m pagina 48.
3.Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting op 4 juni 2024.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2023, pagina 21.
5.Forensisch medisch letselrapportage [slachtoffer 1] d.d. 3 november 2023, pagina 65.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 november 2023, pagina 112 en pagina 113.
7.Proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 19 oktober 2023, pagina 169 en pagina 170.
8.Deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek d.d. 23 oktober 2023, pagina 173 en pagina 174.
9.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] d.d 27 september 2023, pagina 206 en 207.
10.Fotoblad pagina 209 t/m pagina 217.
11.Proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer LB2R023097-26, gesloten d.d. 5 december 2023, pagina 1.
12.Fotoblad bij het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer LB2R023097-26, gesloten d.d. 5 december 2023, pagina 2 t/m pagina 4.