ECLI:NL:RBLIM:2024:3754

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
03/136449-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de invoer van 450 kg cocaïne via de Westerschelde

Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van 450 kilogram cocaïne. De verdachte, geboren in 1964, werd bijgestaan door mr. N.C.M.L. Bloebaum. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 28 mei 2024, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie beschouwde het primair ten laste gelegde als bewezen, en het dossier bevatte voldoende bewijs van de betrokkenheid van de verdachte bij de invoer van de cocaïne, die in een container op een zeeschip was aangetroffen. De verdachte had verklaard dat hij de gebruiker was van een SkyECC-account dat gebruikt werd voor communicatie over de invoer.

De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte slechts een tussenpersoon was en niet de rol van medepleger vervulde. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte een actieve en coördinerende rol had gespeeld in het transport van de cocaïne, en dat zijn bijdrage van zodanig gewicht was dat hij als medepleger moest worden aangemerkt. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, en legde een gevangenisstraf van 60 maanden op, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank weegt de ernst van het feit zwaar, gezien de betrokkenheid bij de internationale drugshandel en de ontwrichtende effecten daarvan op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/136449-21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. N.C.M.L. Bloebaum, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 mei 2024. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 25 juni 2024.
De zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld met de strafzaak tegen [medeverdachte 1] (parketnummer 03/141540-21) en [medeverdachte 2] (parketnummer 03/229380-21).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte samen met anderen 450 kilogram cocaïne heeft ingevoerd (primair), dat hij heeft gepoogd dit te doen (subsidiair) dan wel dat hij voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor de invoer van cocaïne (meer subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde bewezen. Het dossier bevat voldoende bewijs dat de verdachte betrokken is geweest bij de invoer van 450 kilogram cocaïne. Deze cocaïne werd in een container op een zeeschip binnen het grondgebied van Nederland gebracht via de Westerschelde. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij betrokken is geweest bij die invoer en dat hij de gebruiker was van het SkyECC-account [accountnummer 1] . Uit berichten die via dat account zijn verstuurd, blijkt dat de verdachte bij voornoemde invoer een rol speelde die zich kwalificeert als die van medepleger.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De verdachte is slechts een tussenpersoon geweest bij de invoer en moest alleen contact onderhouden met de persoon die de deklading zou regelen, te weten medeverdachte [medeverdachte 1] . Het overgrote deel van de communicatie met het SkyECC-account van de verdachte ( [accountnummer 1] ) heeft ook plaatsgevonden met [medeverdachte 1] ( [accountnummer 2] ). De bijdrage van de verdachte bij de invoer van de cocaïne is niet van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken. De verdachte kan wel als medeplichtige worden aangewezen, maar dit is niet aan hem ten laste gelegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Ter bevordering van de leesbaarheid van dit vonnis heeft de rechtbank de bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in bijlage II.
Bewijsoverweging
Op 9 maart 2021 werd door de Duitse politie cocaïne aangetroffen in een container in de haven van Hamburg. De container bevond zich op het zeeschip [naam vrachtschip] en bevatte volgens de documenten een lading bananen uit Colombia, met als oorspronkelijke losplaats Antwerpen. De container is op 6 maart 2021 via de Westerschelde de haven van Antwerpen binnengekomen, maar werd daar niet uitgeladen. Op 7 maart 2021 verliet de [naam vrachtschip] de haven van Antwerpen richting Duitsland en kwam op 9 maart 2021 de haven van Hamburg binnen, waar de lading is onderschept door de Duitse politie. In totaal werden in de container tussen de dozen bananen 388 pakketten aangetroffen – met een totaal gewicht van ongeveer 450 kilogram – met daarin een op cocaïne gelijkende substantie. Van deze pakketten zijn monsters genomen en vijf daarvan zijn in Nederland getest. Deze monsters testten allemaal positief op cocaïne.
SkyECC-berichten
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de gebruiker was van het Sky-ID [accountnummer 1] . De verdachte heeft dit (ook) erkend, maar heeft verklaard dat het account soms door andere personen werd gebruikt. De verdachte heeft gewezen op de schrijfwijze in sommige berichten (hij zou het woord
"beste"niet gebruiken en berichten leken vertaald vanuit de Spaanse taal) en heeft betoogd dat medeverdachte [naam 1] en andere, onbekende personen ook berichten stuurden met zijn SkyECC-account. Ter onderbouwing heeft de verdediging gewezen op een chat-conversatie van 20 juli 2020 vanaf 07:20:21 uur (die onderdeel uitmaakt van het dossier en opgenomen is in bijlage II) waar volgens de verdachte door verschillende personen berichten zijn verzonden met het account; de verdachte weet niet wie die andere personen waren. De rechtbank acht dit door de verdachte geschetste scenario niet aannemelijk. Allereerst geldt dat het proces-verbaal betreffende de identificatie van de gebruiker van het SkyECC-account [accountnummer 1] hiervoor naar het oordeel van de rechtbank geen aanwijzingen bevat. Daarnaast wijst de rechtbank op het volgende. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat het bericht van 20 juli 2020 om 07:58:14 uur (wel) door hem is verstuurd, maar het bericht om 08:08:18, dus slechts enkele minuten later, niet. De rechtbank gelooft niet dat in een dergelijk kort tijdsbestek het account van de verdachte over en weer gaat tussen verschillende personen, zonder dat hij weet wie deze personen zijn. Nu de rechtbank het scenario van de verdachte niet aannemelijk acht, worden de chats van het SkyECC-account [accountnummer 1] aan hem toegeschreven.
Opzet op de invoer van cocaïne
Naar het oordeel van de rechtbank komt uit de inhoud van de chats van de verdachte ondubbelzinnig naar voren dat door de verdachte, middels het SkyECC-account waarmee hij communiceerde, het transport van 450 kilogram cocaïne via Nederland werd georganiseerd. De verdachte heeft dit ter terechtzitting ook bekend. Het is een feit van algemene bekendheid dat de haven van Antwerpen voor een zeeschip alleen bereikbaar is via het binnen de grenzen van Nederland gelegen gedeelte van de Westerschelde. Uit de omstandigheid dat het schip op 6 maart 2021 omstreeks 15:00 uur de haven van Antwerpen is binnengekomen, volgt logischerwijs dat de cocaïne die zich in de container bevond, kort tevoren in Nederland is ingevoerd (en uitgevoerd).
Medeplegen
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het handelen van de verdachte als mede-plegen kan worden gekwalificeerd. Uit de chats volgt dat de verdachte nauw contact had met [medeverdachte 1] . Hij heeft hem benaderd, binnen de organisatie gehaald om de deklading te regelen en instructies gegeven. Ook hield hij overzicht over de voortgang van het transport en regelde hij de betalingen aan [medeverdachte 1] . De verdachte gaf [medeverdachte 1] instructies hoe hij het geld dat hij ontving, kon witwassen en op welk tijdstip de transporteur de lading zou ophalen. De verdachte nam ook actief deel aan groeps-chats ( [accountnummer 3] en [accountnummer 4] ) met onder andere [naam 1] en het SkyECC-account [accountnummer 5] , kennelijk de ‘grote man’ achter het drugstransport. De verdachte had aldus een coördinerende rol bij het transport, deelde cruciale informatie over dat transport en adviseerde de overige deelnemers in voornoemde groep-chats over het transport.
Het verweer van de raadsvrouw, dat geen sprake is van medeplegen nu de verdachte slechts een doorgeefluik was en hij om die reden als medeplichtige moet worden aangemerkt, wordt op basis van de hiervoor genoemde onderzoeksbevindingen verworpen. Uit de chat-conversaties blijkt dat de verdachte een zelfstandige, actieve en faciliterende rol had en als een onmisbare schakel diende in het geheel. Die bijdrage van de verdachte is van zodanig gewicht dat hij als medepleger wordt aangemerkt.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de invoer van ongeveer 450 kilogram cocaïne en komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 6 maart 2021 via de Westerschelde, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (in een container op een vrachtschip ( [naam vrachtschip] ) op weg naar de haven van Antwerpen), als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 450 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
T.a.v. feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 66 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Bij het bepalen van de strafeis is rekening gehouden met de ernst van het feit en gekeken naar opgelegde straffen in soortgelijke zaken. Tevens is rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij een veroordeling tot een gevangenisstraf bij de strafbepaling rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De voorlopige hechtenis is ruim twee jaar geleden opgeheven en in die periode is hij niet in aanraking gekomen met politie en justitie. De verdachte heeft een goedlopende eenmanszaak en dreigt failliet te gaan indien hij opnieuw gedetineerd raakt. De raadsvrouw heeft primair voorgesteld om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 40 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk. De proeftijd mag 3 jaren bedragen, zodat de verdachte een stok achter de deur heeft en een langere proeftijd doet recht aan de ernst van het feit. Indien de rechtbank van oordeel is dat deze straf te laag is, heeft de raadsvrouw subsidiair aangevoerd om een gevangenisstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel de duur van 12 maanden niet overschrijdt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het invoeren van een grote hoeveelheid harddrugs binnen het grondgebied van Nederland. Het schip dat vanuit Colombia, via Antwerpen en Nederlandse wateren, uiteindelijk in maart 2021 naar de haven van Hamburg voer, bleek een container te vervoeren die niet alleen met bananen was gevuld, maar ook met in totaal ongeveer 450 kilogram cocaïne. De verdachte lijkt weliswaar niet de initiator of de financier van het transport te zijn geweest, maar dat de verdachte ‘slechts’ een doorgeefluik was, acht de rechtbank niet geloofwaardig. De rechtbank leidt uit het dossier af dat de verdachte bij dit cocaïnetransport een coördinerende en faciliterende rol had. Zo heeft de verdachte [medeverdachte 1] bij de organisatie betrokken om de deklading voor het cocaïnetransport te regelen, gaf hij instructies en hield hij overzicht over de voortgang van het transport. De verdachte is hierbij professioneel te werk gegaan door gebruik te maken van een Sky-telefoon en te communiceren met diverse tussenpersonen, waaronder ook grote spelers binnen de organisatie. Kortom, de verdachte wist wat hij deed en wist dat hij bij grote en georganiseerde drugstransporten betrokken was. De verdachte vormde een onmisbare schakel in het geheel en genoot ook vertrouwen binnen een organisatie die zich bezig heeft gehouden met een transport van cocaïne met een straatwaarde van meer dan twintig miljoen euro.
Dat de verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan een ernstig feit is evident. Door het medeplegen van de invoer van een dergelijke grote hoeveelheid cocaïne heeft de verdachte zich begeven op het terrein van de internationale handel in harddrugs, waarmee hij een bijdrage heeft geleverd aan het criminele drugscircuit. De handel in cocaïne gaat gepaard met vele vormen van criminaliteit en heeft een ontwrichtende werking op de samenleving. Niet alleen de gezondheid en het welzijn van de samenleving worden door deze handel nadelig beïnvloed; de verdiende miljoenen dienen witgewassen te worden, hetgeen zorgt voor een verweving van de onderwereld met de bovenwereld en een corrumperende invloed heeft op betrokken (financiële) functionarissen en instellingen. De verdachte heeft geen oog gehad voor deze ongewenste effecten op de samenleving en was enkel uit op zijn eigen financiële gewin. De rechtbank rekent de verdachte het bewezen feit zwaar aan.
Gezien de ernst van het feit, het georganiseerde verband en de enorme hoeveelheid cocaïne kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het strafblad van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder, maar zeer lang geleden voor een drugsfeit is veroordeeld. De rechtbank zal deze eerdere veroordeling daarom niet in het nadeel van verdachte meewegen.
De rechtbank onderkent dat de verdachte al negatieve gevolgen heeft ondervonden van het voorarrest en dat een gevangenisstraf mogelijk negatieve gevolgen zal hebben voor zijn eenmanszaak, maar ziet daarin geen aanleiding tot strafmatiging. Een straf zoals voorgesteld door de verdediging, is dan ook niet aan de orde.
De rechtbank ziet reden om te komen tot een lagere straf dan de straf die door de officier van justitie is geëist. Hierbij heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat uit het dossier niet de indruk naar voren komt dat verdachte de initiator of de financier van de transporten is geweest. Bovendien heeft de verdachte ter terechtzitting een verklaring afgelegd waarmee hij openheid van zaken heeft gegeven en waaruit blijkt dat hij verantwoordelijkheid neemt, ook al vermoedt de rechtbank dat de verdachte niet het achterste van zijn tong heeft laten zien.
Gelet op het bovenstaande zou de rechtbank de verdachte in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 66 maanden opleggen. Echter, de rechtbank heeft geconstateerd dat de redelijke termijn is overschreden, en wel met 12 maanden. Daarmee houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening.
Alles overwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Linders, voorzitter, mr. H.M.J. Quaedvlieg en
mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.P. Huntjens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 juni 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
primair:
hij op of omstreeks 6 maart 2021 te Antwerpen, in elk geval in België, via de Westerschelde, in elk geval via de Nederlandse territoriale wateren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht (in een container op een vrachtschip ( [naam vrachtschip] ) op weg naar de haven van Antwerpen), als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 450 kilogram cocaïne, in elk geval een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2020 tot en met 09 maart 2021 in Nederland en/of in België, ter uitvoering van het door hem en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een grote hoeveelheid cocaïne (ongeveer 450 kilogram), zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, binnen het grondgebied van Nederland te brengen,
tezamen en in vereniging met zijn mededaders toen en daar opzettelijk heeft gepoogd om die cocaïne, verborgen in een container van een vrachtschip ( [naam vrachtschip] ), via Antwerpen naar Nederland te vervoeren,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met
elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- één of meermalen afspraken heeft/hebben gemaakt (om informatie uit te wisselen en/of te delen en/of door te geven) en/of
- één of meermalen met elkaar telefonisch contact heeft/hebben gehad (middels PGP telefoon) (waarin versluierd en/of verhullend werd gesproken) over het transport van cocaïne en/of
-één of meermalen is/zijn afgereisd naar Colombia en/of de Dominicaanse republiek voor het regelen van het transport en/of
-één of meerdere transport(en) van bananen (merk [naam 2] ) heeft/hebben geregeld, welke bananen moesten dienen als deklading voor de verdovende middelen en/of
-een grote hoeveelheid cocaïne heeft/hebben verborgen of heeft/hebben laten verbergen in een container (tussen de bananen) van dat vrachtschip en/of
- één of meerdere malen overleg heeft/hebben gehad over het transport van de genoemde lading vanuit Antwerpen naar Barendrecht en/of
- één of meerdere malen overleg heeft/hebben gehad over het uitladen van de genoemde lading van de container bij het bedrijf [bedrijfsnaam] Antwerpen en/of
-zorg heeft/hebben gedragen voor het transport van de container met verborgen cocaïne van Colombia (via Antwerpen) met als doel eindbestemming Barendrecht en/of
-betalingen heeft/hebben gedaan en/of geldbedragen ter beschikking heeft/hebben gesteld aan personen in Colombia en/of Antwerpen ten behoeve van het vervoer en/of het bestellen van bananen en/of het verstoppen van de cocaïne en/of het doorlaten van de vracht zonder controle en/of
-betalingen heeft/hebben gedaan en/of geldbedragen ter beschikking heeft/hebben gesteld aan zijn mededaders ten behoeve van het vervoer en/of het bestellen van bananen en/of het verstoppen van de cocaïne en/of het doorlaten van de vracht zonder controle,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2020 tot en met 09 maart 2021, in Nederland en/of België tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen, en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen:
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
en/of
- zich of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen,
en/of
- ( een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op voornoemde tijdstip(pen) in voornoemde pleegplaats(en):
- meermalen afspraken gemaakt (om informatie uit te wisselen en/of te delen en/of door te geven) en/of
- ( meermalen) telefonisch contact gehad (middels PGP telefoon) (waarin versluierd en/of verhullend gesproken werd) over het transport van cocaïne en/of
- ( meermalen) een reis gemaakt naar Colombia en/of de Dominicaanse republiek voor het regelen van het transport en/of
- ( meermalen) transport(en) van bananen (merk [naam 2] ) geregeld, welke bananen moesten dienen als deklading voor de verdovende middelen en/of
- ( meermalen) een grote hoeveelheid cocaïne verborgen of laten verbergen in een container (tussen de bananen) van een vrachtschip en/of
- ( meermalen) overleg gehad over het transport van de genoemde lading vanuit Antwerpen naar Barendrecht en/of
- ( meermalen) overleg gehad over het uitladen van de genoemde lading van de container bij het bedrijf [bedrijfsnaam] Antwerpen en/of
- ( meermalen) zorg gedragen voor het transport van de container met verborgen cocaïne van Colombia (via Antwerpen) met als doel eindbestemming Barendrecht en/of
- ( meermalen) betalingen gedaan en/of geldbedragen ter beschikking gesteld aan personen in Colombia en/of Antwerpen ten behoeve van het vervoer en/of het bestellen van bananen en/of het verstoppen van de cocaïne en/of het doorlaten van de vracht zonder controle en/of
- ( meermalen) betalingen gedaan en/of geldbedragen ter beschikking gesteld aan zijn mededaders ten behoeve van het vervoer en/of het bestellen van bananen en/of het verstoppen van de cocaïne en/of het doorlaten van de vracht zonder controle.
BIJLAGE II: De bewijsmiddelen
Vanwege de omvang en het gebruik van afbeeldingen zijn de bewijsmiddelen niet gepubliceerd.