ECLI:NL:RBLIM:2024:3753
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in cocaïne-invoeraanklacht wegens gebrek aan bewijs en onrechtmatige bewijsverkrijging
In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het (medeplegen van) de invoer van 450 kg cocaïne, heeft de Rechtbank Limburg op 25 juni 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. De identificatie van de verdachte als gebruiker van een SkyECC-account was gebaseerd op een WhatsAppgesprek met zijn Belgische advocaat, wat in strijd is met het geheimhoudingsrecht. De rechtbank oordeelde dat dit bewijs niet in het procesdossier had mogen worden opgenomen en dat er geen ander bewijs was dat de betrokkenheid van de verdachte bij de invoer van cocaïne kon aantonen.
De zaak werd inhoudelijk behandeld op 28 mei 2024, waarbij de verdachte niet aanwezig was. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De tenlastelegging omvatte zowel de invoer van cocaïne als pogingen daartoe, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden geïdentificeerd als de gebruiker van het SkyECC-account, en dat zijn betrokkenheid bij de invoer niet kon worden vastgesteld.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, waarbij het vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak met betrekking tot de rechtsgeldigheid van bewijs en de bescherming van geheimhouders in strafzaken.