ECLI:NL:RBLIM:2024:3606

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
10784253 CV EXLP 23-4793
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kosten voor nutsvoorzieningen in het kader van een huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter op 19 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de betaling van kosten voor nutsvoorzieningen. [eiser] had op 30 maart 2019 een huurovereenkomst gesloten voor een woning in [woonplaats 2], waarbij [gedaagde] als bemiddelaar optrad. De huurovereenkomst vermeldde een huurprijs van € 800,00 per maand, maar [eiser] stelde dat [gedaagde] de kosten voor gas, water en licht niet had voldaan, zoals afgesproken in artikel 6 van de overeenkomst. [eiser] vorderde in totaal € 9.365,10 aan kosten, rente en buitengerechtelijke incassokosten van [gedaagde].

De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] niet de ontvanger was van de gevorderde bedragen, aangezien deze aan de leveranciers van nutsvoorzieningen waren betaald. Hierdoor kon [eiser] de betaling niet als onverschuldigd terugvorderen. Daarnaast werd vastgesteld dat [gedaagde] niet als partij bij de huurovereenkomst kon worden beschouwd, omdat de verhuurder [naam eigenaar] was en [gedaagde] slechts als beheerder optrad. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van wanprestatie of onrechtmatige daad van [gedaagde].

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vorderingen van [eiser] af en veroordeelde hem in de proceskosten, die tot dat moment op € 1.165,85 waren begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10784253 CV EXLP 23-4793
Vonnis van de kantonrechter van 19 juni 2024
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. B.A.L.H. Robijns,
tegen:
[gedaagde]wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J. In ’t Ven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de conclusie van antwoord,
  • de conclusie van repliek,
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er vonnis zal worden gewezen.

2.2. De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Op 30 maart 2019 heeft [eiser] een huurovereenkomst gesloten voor de huur van de woning aan de [adres] in [woonplaats 2] . De heer [naam eigenaar] is eigenaar van deze woning. [gedaagde] heeft bij de verhuur als bemiddelaar/beheerder opgetreden. [gedaagde] heeft [eiser] de schriftelijke huurovereenkomst gegeven.
2.2.
In die huurovereenkomst staat een huurprijs van € 800,00 per maand. Verder staat in artikel 6 dat verhuurder zal zorgdragen voor de levering van elektriciteit, gas en water.
2.3.
[eiser] heeft [gedaagde] per maand € 800,00 aan huurpenningen betaald. [gedaagde] heeft dit bedrag (met aftrek van een vergoeding van € 117,00 voor zijn bemiddeling) aan [naam eigenaar] doorbetaald.
2.4.
[eiser] heeft zelf gezorgd voor gas, water en licht. In deze zaak stelt [eiser] dat [gedaagde] de kosten die [eiser] daarvoor heeft gemaakt aan hem moet betalen, omdat [gedaagde] zich niet heeft gehouden aan artikel 6 van de huurovereenkomst. [gedaagde] is het daar niet mee eens. Hij stelt onder andere dat hij slechts als beheerder is opgetreden bij het sluiten van de huurovereenkomst en [eiser] dus bij [naam eigenaar] moet zijn.
Wat wordt er gevorderd en wat is het verweer?
2.5.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 9.365,10. [eiser] stelt in verband met het afsluiten van nutsvoorzieningen dit bedrag aan kosten te hebben gemaakt. Daarnaast vordert [eiser] € 600,06 aan rente tot en met 21 september 2023,
€ 843,26 aan buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, en rente over alle gevorderde bedragen. Volgens [eiser] is, gelet op artikel 6 van de huurovereenkomst, sprake van onverschuldigde betaling en dient [gedaagde] de energiekosten aan hem terug te betalen.
2.6.
[gedaagde] voert verweer. Hij stelt de huurovereenkomst met [eiser] niet op eigen titel te zijn aangegaan maar de overeenkomst namens [naam eigenaar] te hebben gesloten. Verder stelt [gedaagde] dat mondeling is afgesproken dat de kale huur € 800,00 per maand zou bedragen en dat de kosten voor gas, water en elektra voor rekening van [eiser] zouden komen. [gedaagde] betwist ook dat de kosten voor het zelf afsluiten van de nutsvoorzieningen in totaal € 9.365,10 bedragen.
Wat vindt de rechter?
Onverschuldigde betaling2.7. Volgens [eiser] is sprake van onverschuldigde betaling. Daar is de kantonrechter het niet mee eens. Op grond van artikel 6:203 BW is degene die een ander zonder rechtsgrond een bedrag heeft betaald, gerechtigd dit bedrag van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen. Het bedrag van € 9.365,10 dat [eiser] in deze procedure vordert, is echter niet betaald aan [gedaagde] maar aan de leveranciers van het gas, water en licht. [gedaagde] is dus niet de ‘ontvanger’ van dit bedrag. [eiser] kan deze betaling dus niet van [gedaagde] terugvorderen als zijnde onverschuldigd betaald.
2.8.
Voor zover [eiser] stelt dat de maandelijkse huurpenningen van € 800,00 deels (tot een bedrag van totaal € 9.365,10) onverschuldigd zijn betaald aan [gedaagde] , volgt de kantonrechter dit ook niet. De rechtsgrond voor de maandelijkse betalingen van € 800,00 is de huurovereenkomst. In die overeenkomst staat dat [eiser] een huurprijs van € 800,00 verschuldigd is. Er is dus geen sprake van een betaling zonder rechtsgrond.
2.9.
Voor zover [eiser] zijn vordering op onverschuldigde betaling baseert, slaagt dit dus niet.
Wanprestatie
2.10.
[eiser] stelt dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en hij daardoor voor € 9.365,10 aan schade heeft geleden.
De kantonrechter begrijpt dat [eiser] dus een beroep op wanprestatie als bedoeld in artikel 6:74 BW doet. In dit artikel is bepaald dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar verplicht de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden.
2.11.
Een beroep op wanprestatie kan alleen slagen als [gedaagde] partij bij de huurovereenkomst is. Dit betwist [gedaagde] . Hij stelt bij het sluiten van de huurovereenkomst in naam en voor rekening van [naam eigenaar] te hebben gehandeld. Volgens [gedaagde] is hij niet de verhuurder, maar slechts bemiddelaar/beheerder van het gehuurde. De kantonrechter stelt vast dat dit overeenkomt met de tekst van de huurovereenkomst. Daarin staat als verhuurder [naam eigenaar] vermeld. Dat [naam eigenaar] de verhuurder is, is door [eiser] ook niet weersproken. Ook [eiser] stelt dat hij ervan uitging dat [gedaagde] als tussenpersoon/beheerder fungeerde. Door [eiser] is in ieder geval niet gesteld dat [gedaagde] de verhuurder van de woning is en/of dat hij de wederpartij bij de huurovereenkomst is.
2.12.
[gedaagde] is dus geen partij bij de huurovereenkomst. Voor zover [eiser] zijn vordering op wanprestatie baseert, slaagt dit dus niet.
Artikel 3:70 BW2.13. [gedaagde] stelt bij het sluiten van de huurovereenkomst als onmiddellijke vertegenwoordiger in naam en voor rekening van [naam eigenaar] te hebben gehandeld.
[eiser] betwist dat [naam eigenaar] aan [gedaagde] de machtiging heeft gegeven om hem te vertegenwoordigen in relatie met [eiser] . Volgens [eiser] heeft [gedaagde] de handtekening van [naam eigenaar] vervalst. Hij verwijst ter onderbouwing naar e-mail- en Whatsappberichten van [naam eigenaar] . [eiser] stelt dat [naam eigenaar] in het geheel niet betrokken is geweest bij het opstellen van de huurovereenkomst en dus ook niet bij de voorwaarden van de verhuur. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] iets in het contract opgenomen dat [naam eigenaar] nooit zou doen, namelijk de huurprijs inclusief gas, water en licht. Volgens [eiser] is [gedaagde] persoonlijk aansprakelijk voor zijn schade van € 9.365,10 op grond van artikel 3:70 BW.
[gedaagde] betwist dat hij buiten zijn volmacht is getreden en de huurovereenkomst heeft vervalst.
2.14.
De kantonrechter begrijpt deze stellingen van [eiser] zo dat volgens [eiser] [gedaagde] namens [naam eigenaar] de huurovereenkomst inclusief gas, water en licht heeft gesloten, terwijl hij daar geen machtiging van [naam eigenaar] voor had. In artikel 3:70 BW is bepaald dat hij die als gevolmachtigde handelt, in staat jegens de wederpartij voor het bestaan en de omvang van de volmacht, tenzij de wederpartij weet of behoort te begrijpen dat een toereikende volmacht ontbreekt of de gevolmachtigde de inhoud van de volmacht volledig aan de wederpartij heeft medegedeeld. Als hij zonder (toereikende) volmacht handelt, is hij voor eventuele schade van de wederpartij aansprakelijk.
2.15.
De vraag of [gedaagde] wel of niet gemachtigd was om een huurovereenkomst met huurprijs inclusief gas, water en licht namens [naam eigenaar] te sluiten, zal de kantonrechter echter in het midden laten. Het antwoord op die vraag is namelijk niet relevant voor de toewijsbaarheid van de vordering van [eiser] . Zelfs als [eiser] gelijk heeft dat [gedaagde] zonder volmacht een huurovereenkomst met huurprijs inclusief gas, water en licht heeft gesloten, dan heeft [eiser] hierdoor geen schade geleden. Als [gedaagde] wel conform machtiging van [naam eigenaar] had gehandeld dan had hij – volgens de eigen stellingen van [eiser] – immers een huurovereenkomst gesloten met huurprijs exclusief gas, water en licht. Ook in dat geval had [eiser] de kosten voor de nutsvoorzieningen zelf moeten dragen. Het bedrag van € 9.365,10 is dan dus geen schade.
Onrechtmatige daad
2.16.
Ook voor zover [eiser] nog beoogd te stellen dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door een huurovereenkomst met huurprijs inclusief gas, water en licht te sluiten, geldt dat geen sprake is van schade. Ook zonder het gestelde onrechtmatige handelen (dus als een huurovereenkomst met huurprijs exclusief gas, water en licht was gesloten) zou [eiser] de kosten voor de nutsvoorzieningen moeten dragen. Ook dit biedt dus geen grondslag voor de gevorderde betaling van € 9.365,10.
Conclusie
2.17.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] af. Er is geen grondslag om [gedaagde] te veroordelen de kosten voor de nutsvoorzieningen aan [eiser] te betalen.
Proceskosten
2.18.
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld om de proceskosten te betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden tot op heden begroot op:
- explootkosten € 129,85
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde
€ 792,00(2 punten x tarief € 396,00)
In totaal € 1.165,85.

3.3. De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 1.165,85, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na dit vonnis tot de dag van algehele betaling,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Boer en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2024.